ECLI:NL:RBROT:2023:4691

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
10435401 VV EXPL 23-165
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over loonvordering en arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Fattah, en gedaagde. Eiser vorderde betaling van zijn salaris van € 1.500,00 bruto per maand, vermeerderd met emolumenten, en de verstrekking van salarisspecificaties. Eiser was in dienst bij gedaagde op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die volgens eiser was verlengd, terwijl gedaagde stelde dat de overeenkomst op 4 maart 2023 van rechtswege was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat voldoende aannemelijk was dat de arbeidsovereenkomst was verlengd voor 24 uur per week tot 4 maart 2024, en dat gedaagde een loondoorbetalingsverplichting had. De vordering tot betaling van het salaris werd toegewezen, evenals de vordering tot afgifte van salarisspecificaties. De kantonrechter matigde de wettelijke verhoging tot 30% en wees de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10435401 VV EXPL 23-165
datum uitspraak: 8 mei 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S. Fattah te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam01] en [naam02] te [plaats01] .
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 april 2023, met bijlagen 1 tot en met 16;
  • de spreekaantekeningen van de zijde van [eiser01] ;
  • de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde juiste productie 5 van de zijde van [eiser01] .
1.2.
Op 20 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Fattah en namens [gedaagde01] [naam01] en [naam02] , beiden eigenaar van [gedaagde01] .

2..De feiten

2.1.
[eiser01] , geboren op [geboortedatum01] , is op 5 september 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met als einddatum 4 maart 2023 in dienst getreden bij [gedaagde01] in de functie van baliemedewerker voor 24 uur per week, tegen een loon van € 1.500,00 bruto per maand exclusief emolumenten.
2.2.
De arbeidsovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
2. Contractduur/opzegging/proeftijd
(…)
2.2
De dienstbetrekking voor bepaalde tijd zal van rechtswege eindigen op laatstgenoemde datum zonder dat voorafgaande opzegging vereist zal zijn en zonder dat partijen toestemming behoeven van de daartoe bevoegde instantie.
(…)”
2.3.
[eiser01] heeft per e-mail van 25 januari 2023 aan [gedaagde01] het volgende bericht gestuurd:
“Beste [naam02] en [naam01] ,
(…)
Graag zou ik een functionerings/evaluatiegesprek willen met jullie zodat wij kunnen kijken wat goed gaat en wat eventueel nog beter kan.
Dan komt natuurlijk ook de belangrijke vraag, gaan wij met elkaar verder na de 6 maanden periode.
Mijn voorkeur voor een dag is maandag, dinsdag of woensdag.
Graag hoor ik wat voor jullie goed uitkomt.
(…)”
2.4.
Op 15 februari 2023 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden over verlenging van de arbeidsovereenkomst.
2.5.
[eiser01] heeft op 23 februari 2023 per Whatsapp aan [gedaagde01] onder meer het volgende bericht gestuurd:
“(…) Thanks voor het vertrouwen en ik vind het een compliment dat jullie mij een 12 maanden contract hebben aangeboden.
Dankjulliewel.
Graag zie ik het contract tegemoet.
(…)”
2.6.
Op 28 februari 2023 heeft [naam01] namens [gedaagde01] aan [eiser01] per WhatsApp een bericht gestuurd dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
“(…) De overeenkomst heb ik naar jou toe verzonden.
Ik heb de einddatum 31 december 2023 gehouden, zodat we tegen einde van het jaar de overeenkomst eventueel kunnen omzetten naar onbepaalde tijd.
Kijk even of jij daarmee akkoord gaat. Als een Jaar een prettiger gevoel bij je opwerkt laar mij dat weten, dan verander ik hem naar 04-03-2024. opzicht geen verschil voor mij.”
2.7.
In de door [gedaagde01] aan [eiser01] toegestuurde arbeidsover-eenkomst staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
1. Indiensttreding
1.1
De werkgever verlengt de eerdere overeenkomst 05-03-2023 voor bepaalde tijd voor de functie van Baliemedewerker, welk dienstverband de werknemer aanvaardt.
(…)
1.2
Het dienstverband blijft 24 uur per week, verdeeld over 3 dagen (maandag, dinsdag, woensdag)
(…)

2..Contractduur/opzegging/proeftijd

2.1
Het dienstverband vangt aan op 05-03-2023 en eindigt op 31-12-2023.
(…)”
De arbeidsovereenkomst is op 28 februari 2023 door [naam01] (hierna: [naam01] ) namens [gedaagde01] getekend.
2.8.
Op 1 maart 2023 heeft [naam01] namens [gedaagde01] per e-mail aan [eiser01] bericht dat [eiser01] de overeenkomst nog niet getekend heeft teruggestuurd, dat hij de laatst verzonden overeenkomst en het aanbod wil intrekken om een nieuw aanbod te doen en dat het nieuwe aanbod op 2 maart 2023 per e-mail aan [eiser01] toegestuurd zal worden.
2.9.
[naam01] heeft namens [gedaagde01] per e-mail van 2 maart 2023 aan [eiser01] het volgende, voor zover hier van belang, bericht:
“(…) Hierbij ontvang je van mij de nieuwe overeenkomst. Dit is een nieuw contract als opvolging van het oude waarin een aanzegging was opgenomen met het doel de overeenkomst niet te verlengen.
Na ons laatste gesprek werden wij met elkaar eens om jouw dienstverband een opvolging te geven. Dit willen wij graag doen.
Tijdens het gesprek heb ik jou verteld dat wij het idee kregen dat jij wellicht minder dagen wilde werken en daarom wij een andere collega alvast meer dagen hadden toegezegd. Jij gaf aan dat het niet zo bedoeld was. Daarom hebben wij een voortzetting van drie dagen besproken. (…)
Toch denk ik dat wij jou een 16 uur contract gaan aanbieden.
Wij willen de balie dagen verdelen tussen Balie en Balie+.
(…)
Bijgaand stuur ik jou de laatste versie en aanbod en contract toe.
Graag ontvang ik deze uiterlijk morgen getekend terug.
(…)”
2.10.
De bij de e-mail als bijlage gevoegde arbeidsovereenkomst betreft een overeenkomst voor 16 uur per week, met ingang van 7 maart 2023 en eindigend op 31 december 2023, tegen een loon van € 1.000,00 per maand exclusief emolumenten. De arbeidsovereenkomst is gedateerd op 28 februari 2023 en door [naam01] namens [gedaagde01] getekend.
2.11.
[eiser01] heeft per e-mail van 3 maart 2023 aan [gedaagde01] onder meer bericht dat de arbeidsovereenkomst van 28 februari 2023 (zie 2.7.) en de nieuwe gewijzigde arbeidsovereenkomst (zie 2.10.) niet aansluiten bij wat partijen op 15 februari 2023 mondeling zijn overeengekomen. [eiser01] geeft te kennen dat voor hem niets is veranderd aan zowel de mondelinge als de schriftelijke overeenkomst die partijen gezamenlijk hebben gesloten op 15 en 28 februari 2023 en 2 maart 2023. Hij ziet graag de arbeidsovereenkomst die op 28 februari 2023 (zie 2.7.) is toegezonden tegemoet, maar met de toezegging dat de einddatum veranderd wordt in 4 maart 2024.
2.12.
In reactie op de in 2.11. genoemde e-mail heeft [naam01] namens [gedaagde01] diezelfde dag per e-mail aan [eiser01] bericht dat [gedaagde01] het dienstverband van [eiser01] vanwege bedrijfseconomische redenen graag wil voortzetten voor 16 uur per week en dat [eiser01] uiterlijk 3 maart 2023 vóór 00.00 uur een getekende overeenkomst terug moet sturen.
2.13.
[eiser01] heeft in reactie op de in 2.12. genoemde e-mail diezelfde dag per e-mail aan [gedaagde01] de arbeidsovereenkomst van 28 februari 2023 getekend toegestuurd, met als bijlage een addendum dat [eiser01] akkoord gaat met 4 maart 2024 als einddatum van de arbeidsovereenkomst.
2.14.
[naam01] heeft namens [gedaagde01] eveneens per e-mail van 3 maart 2023 aan [eiser01] te kennen gegeven dat niet de meest recente versie van de arbeidsovereenkomst is getekend. Het aanbod van 16 uur per week heeft te maken met bedrijfseconomische redenen en staat los van het functioneren van [eiser01] . Aan [eiser01] wordt verzocht een getekende versie van de juiste arbeidsovereenkomst van 16 uur per week terug te sturen, dan wel af te zien van voortzetting van de samenwerking.
2.15.
Per brief van 4 maart 2023 heeft [naam01] namens [gedaagde01] aan [eiser01] bericht dat zijn dienstverband is geëindigd, nu hij het aanbod (zie 2.10.) niet uiterlijk 3 maart 2023 vóór 00.00 uur getekend aan [gedaagde01] heeft teruggestuurd.
2.16.
Op 5 maart 2023 heeft de gemachtigde van [eiser01] aan [gedaagde01] onder meer nakoming van de arbeidsovereenkomst gevorderd. Daarnaast is bericht dat [eiser01] op maandagochtend 6 maart 2023 conform de arbeidsovereenkomst op zijn werk zal verschijnen en zijn werkzaamheden zal oppakken.
2.17.
Op 6 maart 2023 heeft [naam01] namens [gedaagde01] [eiser01] per WhatsApp bericht dat hij onbevoegd is om gebruik te maken van de personeelsruimte en de computer. [eiser01] is verzocht het pand te verlaten.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat [gedaagde01] te veroordelen:
an [eiser01] te voldoen het verschuldigde salaris van € 1.500,00 per maand, vermeerderd met alle emolumenten, vanaf het moment dat het loon werd gestaakt totdat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
aan [eiser01] te verstrekken salarisspecificaties vanaf september 2022, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na betekening van dit vonnis dat [gedaagde01] niet voldoet aan het vonnis;
aan [eiser01] te betalen de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het aan hem toekomende loon;
tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
tot betaling van de wettelijke rente over de vorderingen onder a, b, c en d vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening;
[gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente, en de nakosten;
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert zijn eis op het volgende. Op 15 februari 2023 hebben partijen mondeling overeenstemming bereikt over de verlenging van de arbeidsovereenkomst voor 24 uur per week en voor de duur van 12 maanden. In afwijking van deze overeenstemming heeft [gedaagde01] aan [eiser01] (eerst) een arbeidsovereenkomst voor 24 uur per week en met als einddatum 31 december 2023 toegestuurd, waarbij is opgemerkt dat de einddatum in 4 maart 2024 veranderd kan worden. [eiser01] heeft dit aanbod geaccepteerd met de einddatum van 4 maart 2024, zodat de arbeidsovereenkomst is verlengd voor 24 uur per week en een looptijd heeft tot en met 4 maart 2024. Het staat [gedaagde01] niet vrij om een reeds overeengekomen arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzigen, tenzij daar een gegronde reden voor geldt. Van een dergelijke gegronde reden is geen sprake. [eiser01] heeft spoedeisend belang bij zijn vordering omdat hij voor de kosten van zijn levensonderhoud afhankelijk is van het bij [gedaagde01] te verdienen loon.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer. Op het standpunt van [gedaagde01] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

toetsingskader in kort geding
4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
spoedeisend belang
4.2.
Voldoende is gebleken dat [eiser01] een spoedeisend belang heeft bij zijn eis. Daarbij heeft te gelden dat een loonvordering naar zijn aard vrijwel altijd een spoedeisend karakter heeft.
de vorderingen
loon
4.3.
De vordering onder a strekt tot veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van € 1.500,00 bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, vanaf het moment dat betaling van het loon werd gestaakt.
4.4.
Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst verlengd is of dat die overeenkomst op 4 maart 2023 van rechtswege is geëindigd.
4.5.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen geen overeenstemming bestaat over de vraag of, en zo ja voor hoeveel uur partijen tijdens het gesprek op 15 februari 2023 (het gesprek) overeenstemming hebben bereikt over verlenging van de arbeidsovereenkomst van [eiser01] . [gedaagde01] heeft tijdens de zitting de stelling van [eiser01] dat partijen tijdens het gesprek overeenstemming hebben bereikt over verlenging van de arbeidsovereenkomst voor 24 uur per week voor de duur van 12 maanden betwist en daartoe het volgende aangevoerd. In eerste instantie was [gedaagde01] ervan uitgegaan dat [eiser01] nog maar één dag per week zou willen werken, omdat hij in de mail van 25 januari 2023 had geschreven: ‘
Mijn voorkeur voor een dag is maandag, dinsdag of woensdag.’. Tijdens het gesprek bleek dat dit een misverstand was en dat de zinsnede betrekking had op de dag van het te voeren gesprek. [gedaagde01] had echter al dagen aan een andere assistente toegezegd, waardoor het voor [eiser01] niet mogelijk zou zijn om opnieuw drie dagen te werken. [eiser01] is daarom akkoord gegaan met verlenging van de arbeidsovereenkomst voor 16 uur per week voor de duur van 12 maanden. Omdat [eiser01] de arbeidsovereenkomst echter niet binnen de termijn getekend teruggestuurd heeft, is het aanbod komen te vervallen en is de arbeidsovereenkomst niet verlengd, aldus [gedaagde01] .
4.6.
Gelet op het voorgaande staan partijen dus lijnrecht tegenover elkaar. Voor de beoordeling van de vraag welke lezing van het gesprek juist is, is onderzoek naar de feiten nodig en mogelijk bewijslevering. Dat is in een kort geding procedure niet mogelijk. Daarom zal aan de hand van de door partijen overgelegde stukken beoordeeld moeten worden of voldoende aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomst is verlengd.
4.7.
Vaststaat dat [eiser01] op 23 februari 2023 [gedaagde01] bedankt voor het vertrouwen, laat weten het een compliment te vinden dat hem een contract van 12 maanden is aangeboden en haar daarvoor bedankt. Ook staat vast dat [gedaagde01] op 28 februari 2023 een namens haar getekende arbeidsovereenkomst voor 24 uur per week en met als einddatum 31 december 2023 aan [eiser01] heeft toegestuurd waarin staat ‘
de werkgever verlengt de eerdere overeenkomst 03-05-3023 (…)’ en dat [gedaagde01] per WhatsApp aan [eiser01] heeft bericht dat de einddatum ook veranderd kan worden in 4 maart 2024. Door [gedaagde01] is niet betwist dat [eiser01] alleen heeft geprotesteerd tegen de einddatum van 31 december 2023. Gelet op het feit dat [eiser01] [gedaagde01] al op 23 februari 2023 bedankt voor het aanbod om zijn contract te verlengen voor de duur van 12 maanden en dat hij alleen bezwaar maakt tegen de in de arbeidsovereenkomst genoemde einddatum en daarvan wil afwijken conform het voorstel van [gedaagde01] , is naar voorlopig oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk dat [eiser01] het (getekende) aanbod van [gedaagde01] heeft aanvaard en dat partijen een verlenging van de arbeidsovereenkomst voor 24 uur per week en voor de duur van 12 maanden zijn overeengekomen, tot 4 maart 2024. Dat [gedaagde01] haar aanbod vervolgens intrekt en op 2 maart 2023 een nieuwe arbeidsovereenkomst voor 16 uur per week en met als einddatum 31 december 2023 aan [eiser01] toestuurt – die overigens ook gedateerd is op 28 februari 2023 – doet daar niet aan af, nu het eerdere aanbod van [gedaagde01] reeds door [eiser01] was aanvaard.
4.8.
Het standpunt van [gedaagde01] dat in de op 28 februari 2023 toegestuurde overeenkomst per abuis een typefout staat en dat bedoeld was 16 uur per week in plaats van 24 uur per week, leidt ook niet tot een ander oordeel. In de e-mail van 2 maart 2023 (zie 2.9.) staat vermeld ‘
daarom hebben wij een voortzetting van drie dagen besproken. (…) Toch denk ik dat wij jou een 16 uur contract gaan aanbieden’. Dit impliceert naar voorlopig oordeel van de kantonrechter dat partijen wel degelijk overeenstemming hebben bereikt over verlenging van de arbeidsovereenkomst voor 24 uur per week, maar dat [gedaagde01] hierop kennelijk wil terugkomen. Bovendien staat in de e-mail van 3 maart 2023 (zie 2.12.) alleen vermeld dat de verlenging van de arbeidsovereenkomst voor 16 uur per week een bedrijfseconomische reden heeft, zonder dat enige toespeling wordt gemaakt op een eventuele typefout. Het standpunt van [gedaagde01] vindt dus geen steun in de stukken, nog daargelaten dat [eiser01] dit standpunt heeft betwist. Daar komt bij dat als al sprake zou zijn geweest van een typefout, dit voor rekening en risico komt van [gedaagde01] als werkgever, zoals zij ook ter zitting desgevraagd bevestigd heeft.
4.9.
Omdat naar voorlopig oordeel de arbeidsovereenkomst voor 24 uur per week en voor de duur van 12 maanden is verlengd, geldt dat [gedaagde01] een loondoorbetalingsverplichting op grond van artikel 7:628 BW jegens [eiser01] heeft vanaf het moment dat het loon werd gestaakt. In dit oordeel is meegewogen dat gebleken is dat [eiser01] zich beschikbaar heeft gehouden om zijn werkzaamheden te verrichten (zie 2.16.). Het is daarom voldoende aannemelijk dat de loonvordering in een eventuele bodemprocedure wordt toegewezen. De vordering onder a tot betaling van € 1.500,00 bruto per maand vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf het moment dat het loon werd gestaakt totdat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn, wordt toegewezen voor zover het loon opeisbaar is geworden.
salarisspecificaties
4.10.
Op grond van artikel 7:626 BW is de werkgever gehouden een werknemer een schriftelijke specificatie van het uitbetaalde loon te verstrekken. Het is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde01] een dergelijke specificatie vanaf september 2022 aan [eiser01] heeft doen toekomen. De vordering onder b tot veroordeling van [gedaagde01] tot afgifte van salarisspecificaties vanaf september 2022 wordt daarom als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen totdat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd.
4.11.
De mede gevorderde dwangsom wordt toegewezen, met een maximum van € 2.000,00. Het meer gevorderde komt de kantonrechter bovenmatig voor.
4.12.
De termijn voor verstrekking van de specificaties over de periode van september 2022 tot en met april 2023 wordt gesteld op 15 dagen na dit vonnis en voor de maanden daarna voor zover het loon opeisbaar is.
wettelijke verhoging
4.13.
De vordering onder c strekt tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het aan [eiser01] toekomende loon.
4.14.
Gelet op alle omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW te matigen tot 30%.
buitengerechtelijke incassokosten
4.15.
De vordering onder d strekt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is dat de brieven van 5 en 13 maart 2023 waarin [gedaagde01] door de gemachtigde van [eiser01] is gewezen op haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst zijn gestuurd nadat [gedaagde01] als werkgever in verzuim is geraakt met betrekking tot betaling van het loon (over de maand maart 2023). Gelet hierop worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
rente
4.16.
[eiser01] vordert wettelijke rente over de vorderingen a (loon), b (afgifte specificatie), c (wettelijke verhoging) en d (buitengerechtelijke incassokosten). Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.17.
De wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het achterstallig loon wordt toegewezen vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid van dat loon, omdat [eiser01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
4.18.
Uit artikel 6:119 BW volgt dat wettelijke rente alleen toewijsbaar kan zijn in geval van niet-nakoming van een verbintenis tot betaling van een geldsom. De vordering onder b ziet op veroordeling tot afgifte van salarisspecificaties en betreft dus geen geldsom, zodat de gevorderde wettelijke rente hierover wordt afgewezen. Voor zover rente is gevorderd over de mede gevorderde dwangsommen, heeft te gelden dat nog niet duidelijk is of [gedaagde01] dwangsommen zal verbeuren. Om die reden is rente over de (eventuele) dwangsommen niet toewijsbaar.
4.19.
Wettelijke rente over wettelijke verhoging is pas toewijsbaar na een ingebrekestelling. Omdat niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde01] in gebreke is gesteld, wordt de gevorderde rente over de onder c gevorderde wettelijke verhoging afgewezen.
4.20.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar zijn (zie 4.15.).
proceskosten
4.21.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 132,42 aan dagvaardingskosten, € 214,00 aan griffierecht en € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.139,42. De wettelijke rente wordt toegewezen.
4.22.
Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.23.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan [eiser01] van het salaris van € 1.500,00 bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf het moment dat het loon werd gestaakt totdat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn, voor zover het loon opeisbaar is, te vermeerderen met de wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW van 30% en met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW gerekend vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid tot de dag van volledige voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] tot afgifte binnen 15 dagen na dit vonnis van een deugdelijke salarisspecificatie vanaf de maand september 2022 tot en met april 2023, en vanaf mei 2023 bij elke voldoening van het loon totdat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, voor zover het loon opeisbaar is, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde01] daaraan niet voldoet, met dien verstande dat [gedaagde01] maximaal een bedrag van € 2.000,00 aan dwangsommen zal kunnen verbeuren;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.139,42 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
[46009]