ECLI:NL:RBROT:2023:4641

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
9995181 CV EXPL 22-21420
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van precontractuele informatieverplichtingen in een energiecontract

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Intrum Nederland B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. Intrum vorderde betaling van onbetaalde facturen die door Nuon aan de gedaagde zijn gestuurd, met een totaalbedrag van € 1.617,59. De gedaagde stelde dat hij deze bedragen had betaald aan Vandebron Energie B.V. en overhandigde betalingsbewijzen. De kantonrechter oordeelde dat de betalingsbewijzen niet relevant waren voor de vordering van Intrum, omdat ze betrekking hadden op een andere energieleverancier en periode.

De rechter heeft ambtshalve onderzocht of Intrum aan de precontractuele informatieverplichtingen had voldaan. Het bleek dat Intrum niet kon aantonen dat aan deze verplichtingen was voldaan, wat leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de betalingsverplichting van de gedaagde. De kantonrechter besloot dat de betalingsverplichting van de gedaagde met 50% moest worden verminderd, waardoor € 808,80 aan hoofdsom toewijsbaar was. Daarnaast werden buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen.

De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.002,88 aan Intrum, inclusief proceskosten van € 892,34. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan informatieverplichtingen bij het aangaan van overeenkomsten op afstand, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9995181 CV EXPL 22-21420
datum uitspraak: 26 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Intrum Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarders J. Schutte en M.C. Dirks ,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Intrum’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 juli 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van 21 juli 2022;
  • de aantekeningen van het mondeling antwoord van 17 augustus 2022 en de door [gedaagde01] ingediende stukken;
  • de repliek van 14 september 2022.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Intrum vordert betaling van facturen die door Nuon aan [gedaagde01] zijn gestuurd. [gedaagde01] heeft met ingang van 26 januari 2017 een overeenkomst betreffende energielevering met Nuon gesloten. [gedaagde01] heeft de jaarafrekening van 1 februari 2018, vier termijnbetalingen en de eindafrekening van 22 december 2018 onbetaald gelaten. In totaal staat nog een bedrag van € 1.617,59 open, aldus Intrum. Dit bedrag vordert zij, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.2.
[gedaagde01] meent dat hij wel betaald heeft en heeft betalingsbewijzen overgelegd. Deze bewijzen laten betalingen zien die zijn gedaan aan Vandebron Energie B.V. in de periode van 23 maart 2019 tot en met 22 juli 2021.
[gedaagde01] moet in beginsel betalen
2.3.
Omdat de betalingsbewijzen die [gedaagde01] heeft opgestuurd over een andere energieleverancier en een andere periode gaan, blijkt hieruit niet dat hij heeft betaald wat hij aan Nuon moest betalen. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de vordering van Intrum klopt. [gedaagde01] hoeft echter niet het hele bedrag te betalen en wel omdat Intrum niet heeft aangetoond dat aan alle informatieverplichtingen is voldaan. Dat wordt hieronder uitgelegd.
Informatieverplichtingen
2.4.
De overeenkomst is gesloten op afstand of buiten de verkoopruimte tussen een handelaar en een consument. Van een overeenkomst op afstand is bijvoorbeeld sprake als deze via een website of telefonisch is aangegaan. Een overeenkomst is aangegaan buiten de verkoopruimte als bijvoorbeeld een handelaar bij de consument aan de deur is gekomen.
2.5.
Bij of voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomsten moet de handelaar bepaalde informatie aan de consument verstrekken [1] en deze informatie bevestigen op een duurzame gegevensdrager. Een duurzame gegevensdrager betekent dat de consument de informatie eenvoudig moet kunnen bewaren, zoals bijvoorbeeld een e-mail of een brief.
2.6.
De Hoge Raad heeft beslist dat de rechter ambtshalve moet onderzoeken of aan een aantal informatieverplichtingen is voldaan. Het gaat dan om de informatie waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt als deze niet wordt gegeven en om de informatie waaraan extra gewicht moet worden toegekend. Dit zijn de essentiële informatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft ook beslist dat de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk moet vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting. [2]
2.7.
De rechtbanken hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad voor de schending van de essentiële informatieverplichtingen een sanctierichtlijn [3] opgesteld. Deze sanctierichtlijn houdt samengevat in dat de betalingsverplichting wordt verminderd met 25% bij maximaal drie voldoende ernstige schendingen en met 50% bij meer dan drie voldoende ernstige schendingen. Bij de precontractuele informatieverplichtingen geldt dat meerdere voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieverplichtingen die onder dezelfde letter van artikel 6:230m lid 1 BW vallen samen worden geteld als één schending. Eventuele schendingen van de verplichting om de informatie te bevestigen op een duurzame gegevensdrager worden gerekend als één schending.
2.8.
Hierna zal worden beoordeeld of aan de informatieverplichtingen is voldaan. Alleen als er sprake is van een voldoende ernstige schending van een informatieverplichting, zal die informatieverplichting hierna worden besproken. Voor zover dat in deze zaak aan de orde is zullen eerst de informatieverplichtingen met een specifieke sanctie worden beoordeeld. Daarna zullen de essentiële informatieverplichtingen zonder specifieke sanctie worden beoordeeld. Bij deze laatste categorie wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van de informatie bij of voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst en het bevestigen van de informatie op een duurzame gegevensdrager.
de essentiële informatieverplichtingen
verstrekken van informatie bij of voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst
2.9.
Intrum heeft niet aangetoond dat voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst aan de essentiële informatieverplichtingen is voldaan. Intrum heeft namelijk screenshots overgelegd van de website van Vattenfal, terwijl [gedaagde01] een contract heeft afgesloten met Nuon. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat niet aan de essentiële informatieverplichtingen is voldaan.
de bestelknop
2.10.
[gedaagde01] is de overeenkomst aangegaan door middel van een bestelknop. Intrum heeft niet aangetoond dat de tekst op de knop voldoet aan de eisen van de wet. Uit de tekst op de knop zelf moet namelijk blijken dat de consument uitdrukkelijk erkent dat hij een betalingsverplichting aangaat. Dat betekent dat de tekst ook in de omgangstaal zonder twijfel in verband moet worden gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting. [4]
2.11.
Bij een onjuiste bestelknop geeft de wet aan de consument het recht om de overeenkomst te vernietigen. [5] Dit is gebaseerd op de Richtlijn Consumentenrechten waarin staat dat de consument in zo’n geval niet aan de overeenkomst is gebonden. Volgens de kantonrechter betekent niet gebonden zijn dat de consument ervoor kan kiezen de overeenkomst niet in werking te laten treden, maar dat in dat geval ook de handelaar zijn verplichtingen niet meer hoeft na te komen. De kantonrechter is van oordeel dat de rechter de overeenkomst alleen ambtshalve moet vernietigen als de consument - zo nodig nadat hem dat door de rechter is gevraagd - heeft aangegeven van dit recht gebruik te willen maken. Het zal niet altijd in het belang van de consument zijn om de overeenkomst te vernietigen, omdat vernietiging niet alleen tot gevolg heeft dat de consument niet hoeft te betalen maar ook dat de consument moet teruggeven wat hij op grond van de overeenkomst heeft ontvangen. Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad is af te leiden dat de rechten die de richtlijn aan consumenten geeft niet tegen de wil van de consument worden toegepast. Omdat de consument in deze zaak niet heeft gereageerd en dus niet duidelijk is wat de consument wil terwijl ervan moet worden uitgegaan dat de prestatie wel is geleverd en behouden, kan de kantonrechter de overeenkomst niet vernietigen.
2.12.
Het voorgaande neemt niet weg dat vanwege de onjuiste bestelknop sprake is van een schending van artikel 6:230v lid 3 BW. Om de afschrikkende werking van de richtlijn te bewaken zal de kantonrechter deze schending daarom rekenen als één schending bij de toepassing van de hiervoor genoemde sanctierichtlijn. De onjuiste tekst op de bestelknop rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter namelijk geen zwaardere sanctie dan een schending van een essentiële informatieplicht. [gedaagde01] heeft de energie immers wel afgenomen. Ook is meegewogen dat het bestelproces wel zo zal zijn ingericht dat voor [gedaagde01] duidelijk moet zijn geweest dat hij een betalingsverplichting aanging.
conclusie essentiële informatieverplichtingen
2.13.
De kantonrechter zal op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen van informatieverplichtingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van [gedaagde01] wordt verminderd met 25%. Er is in dit geval namelijk sprake van meer dan drie voldoende ernstige schendingen. Dat betekent dat € 808,80 aan hoofdsom toewijsbaar is (50% van € 1.617,59).
buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.14.
Intrum heeft recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten op basis van de toewijsbare hoofdsom op het moment van de veertiendagenbrief. Daarom is € 121,32 aan buitengerechtelijke kosten toewijsbaar. Aan vervallen wettelijke rente op basis van de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van verzuim is € 72,76 toewijsbaar. Het meerdere is niet toewijsbaar.
Proceskosten
2.15.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Intrum tot vandaag vast op € 129,34 aan dagvaardingskosten, € 365,- aan griffierecht en € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 199,-). Dit is totaal € 892,34. Voor kosten die Intrum maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van €99,50 (1/2 punt × € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Intrum te betalen € 1.002,88 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 808,80 vanaf 22 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Intrum tot vandaag worden vastgesteld op € 892,34;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Zie de artikelen 6:230m e.v. van het Burgerlijk Wetboek
2.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677
3.Deze richtlijn is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
4.Hof van Justitie EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269
5.Zie artikel 6:230v lid 3 BW