ECLI:NL:RBROT:2023:4630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
10219944
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Erasmus C.V., eiseres, en [gedaagde01], gedaagde, over een huurovereenkomst. Erasmus vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan negen maanden. De huurovereenkomst betrof een woning in Rotterdam, waar [gedaagde01] als huurder was aangesteld. De maandelijkse huur bedroeg € 652,79, en de totale huurachterstand was op het moment van de mondelinge behandeling op 6 april 2023 opgelopen tot € 6.081,34.

Erasmus had [gedaagde01] eerder in de gelegenheid gesteld om een achterstand van € 4.210,51 te voldoen, maar dit was niet gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] persoonlijke omstandigheden aangevoerd die hebben bijgedragen aan de huurachterstand, maar de rechter oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de ontbinding van de huurovereenkomst te weerhouden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden, en heeft [gedaagde01] veroordeeld om de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.

Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Erasmus direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ook al is er mogelijk nog beroep aangetekend. Dit vonnis benadrukt de verplichting van huurders om tijdig huur te betalen en de gevolgen van een aanzienlijke huurachterstand.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10219944 CV EXPL 22-36542
datum uitspraak: 2 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Erasmus C.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: H.A.M. Over de Vest,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Erasmus’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 november 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de e-mail van Erasmus van 2 januari 2023;
  • de brief van 14 februari 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 6 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Erasmus haar gemachtigde aanwezig. Daarnaast is ook [gedaagde01] op de zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Tussen Erasmus als verhuurder en [gedaagde01] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres01] in Rotterdam.
2.2.
De maandelijkse huur is door [gedaagde01] bij vooruitbetaling verschuldigd en bedraagt momenteel € 652,79.
2.3.
De gemachtigde van Erasmus heeft op 26 oktober 2022 een brief aan [gedaagde01] gestuurd, waarin zij hem in de gelegenheid heeft gesteld een bedrag van € 4.210,51 te voldoen binnen een termijn van veertien dagen, volgend op de dag waarop [gedaagde01] de brief heeft ontvangen, bij gebreke waarvan aanspraak wordt gemaakt op een bedrag van
€ 660,72 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten.

3.Het geschil

3.1.
Erasmus eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om de woning te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 5.524,02 met rente en de lopende huur vanaf 1 december 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 4.663,30 aan huur tot en met de maand november 2022 en buitengerechtelijke kosten van € 660,72.
3.2.
Erasmus baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Daarnaast is [gedaagde01] de wettelijke rente over de huurachterstand verschuldigd en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Erasmus heeft tijdens de mondelinge behandeling een specificatie van de actuele huurachterstand in het geding gebracht. Uit dit overzicht volgt dat er, berekend tot en met de maand mei 2023, sprake is van een huurachterstand van € 6.081,34.
3.4.
[gedaagde01] voert het volgende tegen de eis van Erasmus aan. Diverse persoonlijke omstandigheden (de scheiding van zijn partner en de ziekte en het overlijden van zijn moeder) hebben tot de huurachterstand geleid. [gedaagde01] is niet in staat alles in één keer te betalen. Hij zou € 500,- per maand kunnen aflossen naast betaling van de lopende huur.

4.De beoordeling

huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 6.081,34 was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand mei 2023. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Erasmus te betalen.
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
4.3.
De rente wordt toegewezen op de wijze zoals onder de beslissing staat vermeld, omdat uit de stellingen van Erasmus volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
ontbinding huurovereenkomst
4.4.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. Daarom vraagt Erasmus de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen (zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.5.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand al ruim zeven maanden. Deze achterstand is gedurende deze procedure nog verder opgelopen tot meer dan negen maanden. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt in dit geval de ontbinding van de huurovereenkomst. Dat de huurachterstand is ontstaan vanwege diverse (trieste) persoonlijke omstandigheden aan de zijde van [gedaagde01] kan niet aan Woonbron worden tegengeworpen. De genoemde omstandigheden ontheffen [gedaagde01] niet van zijn betalingsverplichtingen en maken ook niet dat daardoor ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd zou zijn. Dat geldt ook voor het feit dat [gedaagde01] twee minderjarige kinderen heeft. Gebleken is immers dat de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij hun moeder, zodat [gedaagde01] hieraan geen zwaarwegend belang bij behoud van de woning kan ontlenen. Het bovenstaande leidt er toe dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt toegewezen.
ontruimingstermijn en gebruiksvergoeding
4.6.
De ontruimingstermijn wordt in redelijkheid gesteld op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
4.7.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij het gehuurde met al zijn spullen heeft verlaten [1] . Dit deel van de eis wordt daarom toegewezen vanaf de maand juni 2023.
betalingsregeling
4.8.
[gedaagde01] heeft een betalingsregeling voorgesteld van € 500,- per maand naast de lopende huur. Erasmus is niet akkoord gegaan met het voorstel van [gedaagde01] . Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van Erasmus. Het staat [gedaagde01] uiteraard vrij om na het wijzen van het vonnis alsnog te proberen een betalingsregeling te treffen met Erasmus. In dat geval zal [gedaagde01] daarvoor contact moeten opnemen met de gemachtigde van Erasmus.
proceskosten
4.9.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Erasmus tot vandaag vast op
€ 127,42 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht en € 660,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 330,-). Dit is totaal € 1.301,42. Voor kosten die Erasmus maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Erasmus te betalen € 6.081,34 aan huurachterstand tot en met mei 2023 en € 660,72 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 1 november 2022 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Erasmus te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Erasmus te betalen € 652,79 met ingang van de maand juni 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Erasmus tot vandaag worden vastgesteld op € 1.301,42;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.