ECLI:NL:RBROT:2023:4597

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
C/10/650556 / FA RK 23-76
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige en wijziging zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met hun minderjarige dochter naar Drachten. De vrouw verzocht om toestemming om met de minderjarige te verhuizen en haar in te schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP) op een nieuw adres. De man voerde gemotiveerd verweer tegen dit verzoek. De rechtbank overwoog dat de vrouw onvoldoende had onderbouwd waarom de verhuizing noodzakelijk was en dat zij de man niet tijdig had betrokken bij haar plannen. De rechtbank concludeerde dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige was, gezien de bestaande zorgregeling en het loyaliteitsconflict waarin de minderjarige zich bevond. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af en ook de verzoeken van de man om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen en om de zorgregeling te wijzigen werden afgewezen. De rechtbank benadrukte het belang van een goede communicatie tussen de ouders en de noodzaak om de zorgregeling zo spoedig mogelijk te hervatten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/650556 / FA RK 23-76
Beschikking van 31 mei 2023 over vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW, de hoofdverblijfplaats en de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[vrouw01], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat mr. P.C. Smit te Utrecht,
t e g e n
[man01], hierna: de man,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaten mr. N. El Khattouti en mr. J.S. Jordan te 's-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 4 januari 2023;
  • het bericht van de vrouw van 12 januari 2023;
  • het bericht van de man van 23 januari 2023;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen van de man, ingekomen op 8 mei 2023;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 8 mei 2023.
1.2.
Partijen hebben de rechtbank bij voornoemde berichten van 12 januari 2023 respectievelijk 23 januari 2023 desgevraagd laten weten geen verwijzing naar de rechtbank Midden-Nederland te wensen. De rechtbank heeft partijen daarom met toepassing van artikel 270 lid 1 Rv niet verwezen.
1.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 11 mei 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaten;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam01] .
1.4.
De rechtbank heeft het tijdens de mondelinge behandeling gedane verzoek van partijen om de minderjarige in de gelegenheid te stellen haar mening kenbaar te maken afgewezen. De rechtbank acht zich gelet op de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 1 juni 2016 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 15 januari 2016 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
Bij voormelde echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling), voor zover hier van belang, als volgt zal zijn:
“vanaf het moment dat de man een zelfstandige woonruimte heeft gevonden, zal de minderjarige één weekend in de veertien dagen van zaterdag 13.00 uur tot maandag 13.00 uur bij de man verblijven. De man zal de minderjarige zaterdag ophalen bij de vrouw en maandag naar de peuterspeelzaal brengen. De vakanties zullen vanaf dat moment bij helfte worden gedeeld;”
2.5.
Partijen hebben de zorgregeling nadien in onderling overleg gewijzigd, in die zin dat de minderjarige een weekend in de veertien dagen vanaf vrijdag 18:00 uur tot zondagmiddag bij de man verblijft, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen.
2.6.
Bij vonnis in kort geding van de rechtbank Midden-Nederland van 4 april 2023 heeft de man gevorderd te bepalen dat de vrouw de zorgregeling, die sinds 31 december 2022 niet wordt nageleefd, nakomt. Partijen zijn bij voormeld vonnis door de voorzieningenrechter veroordeeld tot nakoming van de onderlinge afspraken die zij hebben gemaakt over de omgang tussen de man en de minderjarige, welke afspraken als volgt luiden:
  • “de ouders zullen samen met [voornaam minderjarige01] (maximaal) vier opeenvolgende zaterdagen dineren bij de Van der Valk in Vianen. Zij spreken daar om 19:00 uur af;
  • de ouders gaan onder begeleiding van een mediator met elkaar in gesprek over onder andere hun samenwerking en over de verdere opbouw van het contact tussen vader en dochter. Moeder doet uiterlijk vrijdag 24 maart 2023 om 12:00 uur een voorstel aan de vader voor een mediator, waarbij zij ook direct een afspraak plant.”
2.7.
Partijen zijn naar aanleiding van voormeld vonnis in kort geding met elkaar in gesprek gegaan, maar de mediation is voortijdig beëindigd. De zorgregeling is tot op heden niet hervat.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoek tot verhuizing
3.1.1.
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Drachten te verhuizen en de minderjarige in te schrijven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) aan het adres de [adres01] , [postcode01] Drachten .
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige(n) wenselijk voorkomt. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder vervangende toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige(n) weliswaar voorop, maar, naar vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in een geschil als dit alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).
3.1.4.
Tegenover het belang van een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft om de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, kunnen andere belangen van de minderjarige of van de andere ouder staan. In de afweging van alle belangen kunnen onder meer de volgende omstandigheden betrokken worden:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • een goede voorbereiding van de verhuizing;
  • het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de extra kosten van contact na de verhuizing;
  • de bestendigheid van de nieuwe relatie van de verhuizende ouder;
  • de mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg;
  • de leeftijd van de minderjarige en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen.
3.1.5.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft een nieuwe partner waarmee zij op 21 oktober 2022 is getrouwd. De nieuwe partner woont in Drachten. De vrouw verblijft in de weekenden en vakanties al regelmatig bij haar echtgenoot. De minderjarige verblijft in de weekenden en in de vakanties dat ze bij de vrouw is ook bij de man in Drachten. De rechtbank begrijpt de wens van de vrouw om met haar nieuwe partner een leven op te bouwen. De vrouw heeft daar ook een belang bij. Dat betekent echter niet dat zij zonder meer een gerechtvaardigd belang heeft om naar Drachten te verhuizen. In dat kader heeft de vrouw gesteld dat haar nieuwe partner niet naar Leerdam zou kunnen verhuizen omdat hij een co-ouderschap zou uitoefenen met zijn ex-partner. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de man heeft de vrouw deze stelling echter onvoldoende onderbouwd. Datzelfde geldt voor de stelling dat zij moet verhuizen omdat er nagenoeg geen markt in Leerdam is voor haar werkzaamheden als zelfstandig ondernemer in de accountancy. Dat de vrouw in Drachten ook als zelfstandige aan de slag kan betekent niet dat er geen kansen voor haar in de omgeving van Leerdam zijn. In zoverre heeft de vrouw haar noodzaak om te verhuizen dan ook onvoldoende onderbouwd.
3.1.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is bovendien niet gebleken dat de vrouw de verhuizing goed heeft doordacht en voorbereid. Daarbij vindt de rechtbank met name dat de vrouw de man onvoldoende heeft betrokken bij haar plannen om te verhuizen. Zij heeft de man pas op 27 november 2022 op de hoogte gebracht van de verhuizing, terwijl zij al veel langer met de voorbereidingen bezig is geweest. De vrouw had verwacht dat de man zou instemmen met een verhuizing en heeft daarnaar gehandeld door direct na de kennisgeving aan de man de verhuizing in gang te zetten. De vrouw heeft in deze wijze van voorbereiden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende doordacht dat het belang van de minderjarige vereist dat zij in goed overleg met de man de stap zou zetten om te verhuizen. De vrouw stelt dat zij privézaken niet bespreekt met de man, maar haar plan om te verhuizen is geen privézaak. Een verhuizing raakt namelijk ook de man nu partijen samen een dochter hebben.
3.1.7.
Hoewel de zorgregeling zoals die nu geldt kan worden gecontinueerd vanuit Drachten en de vrouw als compensatie voor de verhuizing aanbiedt om het vervoer van de minderjarige voor haar rekening te nemen maakt de rechtbank zich – met de raad – zorgen omdat de verstandhouding tussen partijen ernstig is verstoord. De onderlinge communicatie tussen partijen is in het verleden goed verlopen, maar door de wijze waarop de vrouw de verhuizing heeft aangepakt is dit in de afgelopen periode veranderd. De vrouw heeft de minderjarige eerder dan de man verteld van de verhuizing. Hierdoor is de minderjarige betrokken in het conflict tussen partijen en neemt de minderjarige het de man inmiddels kwalijk dat hij geen toestemming geeft voor de verhuizing. De vrouw heeft de minderjarige in de positie gebracht waarin zij geacht werd te kiezen tussen haar ouders waardoor zij in een loyaliteitsconflict is geraakt. Doordat de vrouw de man niet heeft betrokken in haar voornemen te verhuizen is de verstandhouding tussen de man en de minderjarige beschadigd, waardoor momenteel weerstand bestaat aan de zijde van de minderjarige om uitvoering te geven aan de zorgregeling. Er is hierdoor nu al enige tijd geen contact geweest tussen de minderjarige en de man.
3.1.8.
Door het loyaliteitsconflict waar de minderjarige zich in bevindt en de zorgregeling die niet wordt nageleefd acht de rechtbank – evenals de raad – een verhuizing op dit moment niet in het belang van de minderjarige. De zorgen van de man dat een verhuizing de afstand tussen de man en de minderjarige zodanig vergroot dat het contact tussen hen onder druk komt te staan en contactherstel wellicht helemaal niet meer zal plaatsvinden zijn naar het oordeel van de rechtbank reëel. Het is in het belang van de minderjarige dat de zorgregeling zo spoedig mogelijk wordt hervat en de verstandhouding tussen partijen wordt verbeterd voordat een verhuizing bespreekbaar is. Een raadsonderzoek zoals door de man tijdens de mondelinge behandeling verzocht acht de rechtbank – evenals de raad – op dit moment niet noodzakelijk om tot een oordeel te komen.
De rechtbank spreekt daarbij wel de hoop uit dat partijen hun onderlinge communicatie weer zelf zullen herstellen en op zeer korte termijn zullen zorgen dat de zorgregeling weer wordt hervat.
3.1.9.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Drachten te verhuizen en de minderjarige daar in te schrijven in de BRP afgewezen.
3.2.
Vervangende toestemming
3.2.1.
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige:
  • in te schrijven op de basisschool " [basisschool01] " aan de [adres02] , [postcode02] [plaats01] ;
  • in te schrijven op voetbalclub VV [voetbalclub01] aan het Sportcomplex [sportcomplex01] aan de [adres03] , [postcode03] [plaats01] ;
  • in te schrijven bij een huisartsenpraktijk, een tandartsenpraktijk en een fysiotherapie praktijk in [plaats01] .
3.2.2.
Nu het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen tot verhuizing wordt afgewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de overige verzoeken van de vrouw zodat deze eveneens zullen worden afgewezen.
3.3.
Hoofdverblijfplaats
3.3.1.
De man verzoekt, bij wijze van zelfstandig verzoek, te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem zal zijn.
3.3.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.3.3.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder een geschil over de hoofdverblijfplaats, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde moet zijn bij de afweging van belangen.
3.3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De man stelt dat het in het belang van de minderjarige is om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen zodat er voor haar een stabiele situatie ontstaat in een voor haar vertrouwde omgeving. De man stelt daartoe dat de vrouw al is verhuisd naar Drachten en dat de vrouw de minderjarige bij haar ouders heeft achtergelaten, maar dit wordt door de vrouw betwist. De vrouw stelt dat zij samen met de minderjarige in Leerdam verblijft en dat zij de beslissing van de rechtbank afwacht voordat zij de verhuizing doorzet. De school en sport van de minderjarige die de vrouw al had geregeld in Drachten heeft zij direct teruggedraaid nadat de vrouw een brief van de advocaat van de man had ontvangen. De vrouw is altijd de hoofdverzorger van de minderjarige geweest en er is naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat de vrouw hiertoe niet meer in staat zou zijn. Gelet op voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man over de hoofdverblijfplaats eveneens afwijzen.
3.4.
Zorgregeling
3.4.1.
De man verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek, en naar de rechtbank begrijpt indien het verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats wordt toegewezen, een zorgregeling vast te stellen waarbij de minderjarige een weekend om de veertien dagen bij de vrouw zal verblijven van vrijdag om 14:30 uur, waarbij de vrouw de minderjarige uit school zal ophalen, tot zondag om 17:00 uur, waarbij de vrouw de minderjarige weer bij de man zal terugbrengen. De vakantie- en feestdagen zullen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld.
3.4.2.
Nu het verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats wordt afgewezen komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het zelfstandig verzoek van de man om de zorgregeling te wijzigen, zodat dit verzoek eveneens zal worden afgewezen.
3.5.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek van de vrouw voor het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar Drachten en de minderjarige in te schrijven in de Basisregistratie Personen aan het adres de [adres01] , [postcode01] Drachten;
4.2.
wijst af het verzoek van de vrouw voor het verlenen van vervangende toestemming zoals vermeld onder r.o. 3.2.1.;
4.3.
wijst af de verzoeken van de man ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. D.Y.A. van Meersbergen en mr. K.C.J.M. Hageraats-Bouwens, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C. Vogel op 31 mei 2023.
Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door partijen hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Den Haag. Een in eerste aanleg niet verschenen partij kan hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend gemaakt.