ECLI:NL:RBROT:2023:4565

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
C/10/643855 / HA ZA 22-697
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en wijziging door onvoorziene omstandigheden in civiele procedure

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2023, betreft het een geschil over een erfdienstbaarheid die is gevestigd ten behoeve van de toegang van de eigenaren van een woning naar de openbare weg via een fysiotherapiepraktijk. De eiseres, eigenaar van de fysiotherapiepraktijk, vordert de vernietiging van de erfdienstbaarheid op grond van misbruik van omstandigheden en gewijzigde omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat de primaire vordering tot vernietiging van de erfdienstbaarheid niet ontvankelijk is, omdat deze niet tegen de juiste partij is ingesteld en bovendien niet binnen de verjaringstermijn is gedaan. De subsidiaire vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheid wordt eveneens afgewezen, omdat de eigenaren van de woning een redelijk belang hebben bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid. De rechtbank concludeert echter dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden die de wijziging van de erfdienstbaarheid rechtvaardigen. De rechtbank wijzigt de erfdienstbaarheid zodanig dat de eigenaren van de woning alleen buiten de openingsuren van de praktijk gebruik mogen maken van de toegang voor het brengen en halen van vuilniscontainers. In reconventie wordt de vordering van de eigenaren van de woning toegewezen, waarbij de eiseres wordt veroordeeld om hen in staat te stellen de erfdienstbaarheid uit te oefenen, op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/643855 / HA ZA 22-697
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
[naam eiseres], handelend onder de naam
[naam praktijk 1],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

2.
[naam gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.M. van der Wulp te Middelharnis.
Partijen zullen hierna [naam eiseres], [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 augustus 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • de oproepingsbrief van 11 november 2022 van deze rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 1 februari 2023;
  • het B16-formulier van 25 januari 2023 van [naam eiseres] met aanvullende producties;
  • de spreekaantekeningen van partijen voor de mondelinge behandeling;
  • het rolbericht waarbij vonnis is gevraagd.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] is eigenaar van het perceel met het bedrijfspand aan de [adres 1] (hierna: het bedrijfspand). Zij exploiteert haar fysiotherapiepraktijk in het bedrijfspand.
2.2.
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] zijn eigenaar van het perceel met de woning aan de [adres 2] (hierna: de woning).
2.3.
De achterkant van het bedrijfspand ligt tegenover de achterkant van de woning. De voorkant van de woning komt uit op de [straatnaam 1]. Vanuit de achterkant van de woning is de openbare weg aan de [straatnaam 2] alleen (direct) bereikbaar als door het bedrijfspand heen wordt gelopen. Op de onderstaande luchtfoto (uit de conclusie van antwoord van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2]) zijn het perceel met het bedrijfspand (rood omlijnd) en het perceel met de woning (blauw gekleurd) weergegeven.
2.4.
De onderstaande afbeelding is een (door [naam eiseres] in het geding gebrachte) plattegrond van de fysiotherapiepraktijk. Om vanaf de achterkant van de woning naar de openbare weg aan de [straatnaam 2] te lopen, moeten [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] door behandelkamer 4 en de gang in het midden van de praktijk (met keukenblok en wachtruimte) heen lopen.
2.5.
Het bedrijfspand en de woning waren tot 3 december 2012 beide eigendom van [naam 1] (hierna: [naam 1]).
2.6.
Van oktober 2009 tot 3 december 2012 huurde [naam eiseres] het bedrijfspand van [naam 1]. Tijdens de huurperiode zijn [naam eiseres] en [naam 1] overeengekomen dat [naam 1] gebruik mocht maken van het bedrijfspand in die zin, dat [naam 1] twee keer per week buiten praktijkuren door het bedrijfspand heen mocht lopen om de vuilniscontainers van en naar de openbare weg aan de [straatnaam 2] te brengen en te halen. In de praktijk zette [naam eiseres] de geleegde vuilniscontainers vaak zelf terug in de achtertuin van de woning. Op 3 december 2012 heeft [naam eiseres] de eigendom van het bedrijfspand verkregen.
2.7.
Bij de verkoop van het bedrijfspand door [naam 1] aan [naam eiseres] is in artikel 23 van de koopovereenkomst van 21 september 2012 de volgende bepaling opgenomen:
“koper en verkoper zijn overeengekomen dat eigenaar van perceel [perceel 1] ([adres 2]) op de minst bezwarende manier en zo min mogelijk gebruik mag maken van de (achter) uitgang aan de [adres 1] (…)”
2.8.
Deze bepaling uit de koopovereenkomst tussen [naam eiseres] en [naam 1] is als volgt als erfdienstbaarheid opgenomen in de akte van levering van 3 december 2012:

Vestiging erfdienstbaarheid
Ter uitvoering van de daartoe gesloten overeenkomst wordt bij deze akte gevestigd en aanvaard:
- ten behoeve van het aan verkoper in eigendom toebehorend perceel [adres 2] (…) als heersend erf; en ten laste van het gekochte, kadastraal bekend [perceel 2], als dienend erf,
de navolgende erfdienstbaarheid.
De erfdienstbaarheid van overpad
De erfdienstbaarheid van overpad houdt in de plicht van de eigenaar te dulden dat de gerechtigde op de minst bezwarende wijze en zo min mogelijk gebruik mag maken van de (achter)uitgang aan de [adres 1], deel uitmakend van het dienend erf.
Met betrekking tot deze erfdienstbáarheid geldt het navolgende:
a. Gebruikswijze
Het voetpad zal uitsluitend mogen worden gebruikt om te voet daarover te gaan, zo nodig met:
- een kinder- of wandelwagen;
- een (al dan niet gemotoriseerde) invalidenwagen of rollator;
- een fiets aan de hand;
- een snorfiets, bromfiets of een motor, maar dan wel met afgezette motor en aan de hand.
Honden op het voetpad moeten zijn aangelijnd.
b. Onderhoud
Het onderhoud van het voetpad komt voor rekening van de eigenaar en de gerechtigde gezamenlijk.
c. Blokkerinqsverbod
Het is verboden om het voetpad met obstakels te blokkeren. De doorgang over het voetpad mag niet worden beperkt door bijvoorbeeld overhangende takken of uitdijende hagen.
d. Afsluiting
Als een van de partijen het voetpad wenst af te sluiten is daarvoor de schriftelijke goedkeuring van de andere partij vereist. De afsluiting moet steeds door beide partijen kunnen worden geopend.”
2.9.
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben op 1 juni 2022 de eigendom van de woning verkregen van [naam 1].
2.10.
Tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] is discussie ontstaan over de erfdienstbaarheid. [naam eiseres] heeft de toegang naar het bedrijfspand vanaf de achterzijde van de woning op enig moment afgesloten.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[naam eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair de erfdienstbaarheid van overpad, zoals gevestigd bij de notariële akte van 3 december 2012, te vernietigen omdat deze ten onrechte is gevestigd;
subsidiair te bepalen dat het recht van overpad uit de notariële akte van 3 december 2012 moet worden opgeheven wegens gewijzigde omstandigheden of misbruik van omstandigheden;
meer subsidiair de erfdienstbaarheid van overpad zodanig te wijzigen dat het recht van overpad inhoudt de plicht om te dulden dat de gerechtigden op de minst bezwarende wijze en zo min mogelijk gebruik maken van de achteruitgang aan de [straatnaam 2] deel uitmakend van het dienend erf, zodat de eigenaar van het heersend erf daar tweemaal per week buiten praktijkuren gebruik van mag maken door te gaan en te komen met zijn vuilniscontainers en die te plaatsen aan de [straatnaam 2];
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam eiseres] in haar vorderingen of afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van [naam eiseres] in de (na)kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • [verweerster] te veroordelen om binnen één maand na betekening van het vonnis alle obstakels, waaronder het afsluiten van het bedrijfspand, die zich bevinden op het perceel kadastraal bekend [perceel 2], belast met erfdienstbaarheid van overpad, te verwijderen en verwijderd te laten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 of een door de rechtbank vast te stellen bedrag per dag, met een maximum van € 50.000,00;
  • [verweerster] te veroordelen in de (na)kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
4.2.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2].
4.3.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.

5..De beoordeling

in conventie

de primaire vordering
5.1.
De primaire vordering tot vernietiging van de erfdienstbaarheid is gegrond op misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 lid 4 BW). [naam eiseres] legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. Het recht om door het bedrijfspand te mogen gaan, was een persoonlijk recht van gebruik, op grond waarvan [naam 1] tweemaal per week door het bedrijfspand mocht gaan om de vuilniscontainers van en naar de [straatnaam 2] te brengen. Het was niet de bedoeling van [naam eiseres] om de erfdienstbaarheid in de leveringsakte van 3 december 2012 op te nemen. Zij had echter geen andere keus, want anders zou de overdracht van het bedrijfspand niet doorgaan en zou zij geen plek meer hebben om haar fysiotherapiepraktijk uit te oefenen. Het misbruik ziet ook op omstandigheden die zich in 2019 hebben voorgedaan. Tot dan toe werd de erfdienstbaarheid gebruikt zoals afgesproken, maar vanaf de herfst van 2019 is [naam 1] de erfdienstbaarheid (veel) intensiever gaan gebruiken en liepen zij en anderen opeens veel vaker door het pand, wat zeer belastend was voor [naam eiseres], de cliënten van haar praktijk en de andere gebruikers van het bedrijfspand.
5.2.
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben met verwijzing naar artikel 3:52 lid 1, aanhef en onder b BW aangevoerd dat de vordering tot vernietiging niet jegens hen, maar tegen [naam 1] had moeten worden ingesteld. Daarnaast beroepen zij zich op verjaring.
5.3.
De rechtbank volgt [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] daarin. Een rechtsvordering tot vernietiging moet op grond van artikel 3:51 lid 2 BW worden ingesteld tegen de partij bij de rechtshandeling. Aangezien [naam eiseres] het bedrijfspand heeft gekocht van [naam 1] en de erfdienstbaarheid is gevestigd in de leveringsakte, had [naam eiseres] deze rechtsvordering tegen [naam 1] in moeten stellen. Dat heeft [naam eiseres] niet gedaan. Evenmin is deze vordering ingesteld binnen de verjaringstermijn van 3 jaar van artikel 3:52 lid 1, aanhef en onder b BW. Het gestelde misbruik van omstandigheden vond immers vooral plaats ten tijde van de eigendomsoverdracht van het bedrijfspand op 3 december 2012. De primaire vordering wordt dan ook afgewezen.
de subsidiaire en meer subsidiaire vordering; standpunten partijen
5.4.
[naam eiseres] stelt ter onderbouwing van de gevorderde opheffing – samengevat – het volgende. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben geen enkel belang bij de erfdienstbaarheid omdat zij een eigen toegang hebben tot de openbare weg, namelijk aan de voorkant van de woning. [naam eiseres] stelt meer subsidiair dat de erfdienstbaarheid moet worden beperkt tot het gebruik dat [naam 1] daarvan tot de herfst van 2019 maakte: twee keer per week buiten praktijkuren de vuilniscontainers van en naar de [straatnaam 2] brengen. In de periode daarna is [naam 1] veel meer gebruik gaan maken van de erfdienstbaarheid, ook overdag – tijdens de openingstijden van de praktijk en in aanwezigheid van patiënten – en gebeurde dit steeds onaangekondigd. Enkele onderhuurders van [naam eiseres] hebben hierover bij [naam eiseres] geklaagd. Het geïntensiveerde gebruik van de erfdienstbaarheid door [naam 1] vanaf de herfst van 2019 levert volgens [naam eiseres] misbruik van omstandigheden althans misbruik van bevoegdheid op. De maatschappelijke inzichten en de eisen voor het voeren van een fysiotherapiepraktijk zijn behoorlijk veranderd sinds de vestiging van de erfdienstbaarheid, vooral op het punt van de privacy en het zorgvuldig omgaan met persoonsgegevens.
Het is onaanvaardbaar dat derden te pas en te onpas tijdens openingsuren door de fysiotherapiepraktijk en door de behandelkamers kunnen gaan waar patiënten worden behandeld en dat derden toegang hebben tot ruimtes waar patiëntendossiers liggen met privacygevoelige informatie. In elk geval moet de erfdienstbaarheid, als die niet wordt opgeheven, worden gewijzigd in die zin dat het [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] op grond daarvan is toegestaan om tweemaal per week buiten praktijkuren met de vuilniscontainers te gaan en te komen door het bedrijfspand van [naam eiseres]. Er is sprake van onvoorziene omstandigheden, die van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid in de leveringsakte niet van [naam eiseres] als eigenaar van het dienend erf kan worden gevergd.
5.5.
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] betogen dat de erfdienstbaarheid in de leveringsakte moet worden gerespecteerd en dat het door hen voorgenomen gebruik van de erfdienstbaarheid in overeenstemming is met de eis dat dit gebruik op de minst bezwarende wijze dient te geschieden. Dat het gebruik van de erfdienstbaarheid beperkt zou zijn tot twee keer per week in de avonduren en alleen voor het verplaatsen van vuilniscontainers blijkt nergens uit. Het is essentieel dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] de mogelijkheid hebben om de achteruitgang van de woning te gebruiken voor het buiten zetten van de vuilniscontainers, voor hun fietsen (die in de tuin staan) en voor het doen van een snelle boodschap. Zonder deze mogelijkheid heeft de woning geen achterom en hadden [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] de woning niet of niet voor deze prijs gekocht. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben een redelijk belang bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid.
beoordeling subsidiaire vordering
5.6.
Op grond van artikel 5:79 BW kan de rechter op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid opheffen, indien de uitoefening daarvan onmogelijk is geworden of de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft, en het niet aannemelijk is dat de mogelijkheid van uitoefening of het redelijk belang daarbij zal terugkeren.
5.7.
Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad gaat het bij de toepassing van deze bepaling uitsluitend om het belang van de gerechtigde(n, hier [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2]) bij de uitoefening van het recht en spelen de belangen van de eigenaar van het dienende erf ([naam eiseres]) geen rol, tenzij sprake is van misbruik van bevoegdheid. Van misbruik van bevoegdheid door [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] is geen sprake. Het intensievere gebruik door [naam 1] vanaf de herfst van 2019 heeft niets met [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] (en het door hen gewenste gebruik van de erfdienstbaarheid) te maken.
5.8.
Bovendien geldt dat geen van de in artikel 5:79 BW genoemde situaties zich hier voordoet. De uitoefening van de erfdienstbaarheid is niet onmogelijk geworden, want het is (als [naam eiseres] dat niet verhindert) nog steeds mogelijk om vanuit de woning door het bedrijfspand naar de openbare weg aan de [straatnaam 2] te gaan. Ook is de rechtbank van oordeel dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] een redelijk belang hebben bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid. Een redelijk belang ontbreekt als voortzetting van de erfdienstbaarheid voor [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] als gerechtigden niet van betekenis moet worden geacht. Daarvan is geen sprake. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben een woning gekocht met deze erfdienstbaarheid, die hen in staat stelt om via het bedrijfspand naar de [straatnaam 2] te gaan. Deze erfdienstbaarheid vertegenwoordigt een bepaalde waarde. Dat de erfdienstbaarheid jarenlang zonder kenbare bezwaren is gebruikt om vuilniscontainers van en naar de [straatnaam 2] te brengen, wijst ook in de richting dat er een redelijk belang bij bestaat en dat opheffing van de gevestigde erfdienstbaarheid te ver gaat. De subsidiaire vordering van [naam eiseres] zal dan ook worden afgewezen.
beoordeling meer subsidiaire vordering
5.9.
Op grond van artikel 5:78, aanhef en onder a BW kan de rechter op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid niet van de eigenaar van het dienende erf kan worden gevergd. Met de term ‘onvoorziene omstandigheden’ wordt gedoeld op omstandigheden die partijen bij de vestiging van de erfdienstbaarheid niet hebben voorzien. Het is niet relevant of de omstandigheden ten tijde van de vestiging objectief voorzienbaar waren.
5.10.
[naam eiseres] heeft voldoende onderbouwd gesteld (en dat is onvoldoende betwist) dat in de periode van oktober 2009 tot de herfst van 2019 sprake was van een bestendig gebruik van de erfdienstbaarheid door [naam 1], dat inhield dat zij twee keer per week buiten praktijkuren de vuilniscontainers van en naar de openbare weg aan de [straatnaam 2] bracht. [naam eiseres] heeft met dat gebruik rekening gehouden bij het sluiten van de in 2.7 vermelde koopovereenkomst met [naam 1] (ook al bevat de bepaling in de koopovereenkomst geen precisiering van de erfdienstbaarheid). Ook heeft [naam eiseres] voldoende onderbouwd dat het gebruik door [naam 1] vanaf de herfst van 2019 is geïntensiveerd. Dat blijkt uit een brief van [naam praktijk 2] (die een behandelruimte huurde van [naam eiseres] en die ruimte gebruikte voor acupunctuurbehandelingen) en uit een e-mail van [naam 2] (die ook een ruimte van [naam eiseres] huurde).
In de (ongedateerde) brief van [naam praktijk 2] aan [naam eiseres] staat – voor zover relevant – het volgende:
“Al sinds 2009 huur ik bij jou ruimte voor mijn praktijk voor Acupunctuur.
In eerste instantie 1 behandelruimte, later (2016) heb ik door de toenemende vraag, eerst in de keuken mensen behandeld en later in de behandelruimte aan de achterzijde van het pand.
Waar ik de eerste jaren nooit achterburen heb gezien of ontmoet, stonden “ze” in 2019 ineens midden op de dag in de behandelruimte.
Er kwam een heel verhaal over het recht van overpad en hoe ze daar doorheen mogen etc etc etc.
(…)
Ik vind het nog steeds raar dat ik ze jaren niet gezien heb (…).”
In de e-mail van 23 januari 2023 van [naam 2] aan [naam eiseres] staat – voor zover relevant – het volgende:
“Van maart 2015 tot en met maart 2022 heb ik bij jou (...) ruimte gehuurd tbv mijn werkzaamheden als dieet/gewicht-consulent. Behalve voedingsadviezen werden hiervoor intensieve coachingsgesprekken gevoerd.
(…)
Ik heb tot het 4de kwartaal van 2019 in alle rust gebruik kunnen maken van de gehuurde ruimte en met plezier mijn werk kunnen doen.
in de loop van het 4de kwartaal van 2019 liepen er echter te pas en te onpas mensen door het pand heen.
(…)
Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat ik mijn werkzaamheden definitief gestaakt heb en een andere werkruimte gezocht heb.”
5.11.
De aanzienlijke intensivering van het gebruik van de erfdienstbaarheid vanaf de herfst van 2019 is een onvoorziene omstandigheid. [naam 1] heeft jarenlang op een minimale wijze gebruik gemaakt van de erfdienstbaarheid en met een ander gebruik heeft [naam eiseres] geen rekening gehouden bij het vestigen van de erfdienstbaarheid. De rechtbank acht die omstandigheden van dien aard dat ongewijzigde instandhouding van deze erfdienstbaarheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van [naam eiseres] kan worden gevergd. Het onaangekondigd door de fysiopraktijk (of door ruimten die worden gebruikt voor acupunctuur of coaching) heen lopen tijdens openingsuren van de praktijk is een aanzienlijke verzwaring van de erfdienstbaarheid ten opzichte van uitsluitend het gebruik buiten de openingsuren voor het wegbrengen en halen van de vuilniscontainers op een vaste avond en ochtend in de week.
5.12.
Daarbij geldt dat de tekst in de leveringsakte van 3 december 2012 over de erfdienstbaarheid een standaardtekst is. Deze tekst is in het geheel niet toegesneden op het uitzonderlijke karakter van de erfdienstbaarheid in deze zaak, een erfdienstbaarheid die inhoudt dat door een bedrijfspand mag worden gelopen. Evenmin sluit de tekst aan op de feitelijke situatie ter plaatse; zo is er geen sprake van een voetpad met begroeiing. De tekst in de leveringsakte leent zich daarom niet goed voor de gebruikelijke objectieve uitleg van goederenrechtelijke bedingen die zijn vastgelegd in een notariële akte. De tekst in de leveringsakte bepaalt wel (in overeenstemming met artikel 5:74 BW) dat het gebruik op de minst bezwarende wijze en zo min mogelijk moet plaatsvinden. Partijen zijn het er ook over eens dat uitoefening van de erfdienstbaarheid op de minst bezwarende wijze moet plaatsvinden, maar zij verschillen van mening over wat dat concreet inhoudt. De rechtbank zal daarom in het kader van de beoordeling van de meer subsidiaire vordering nader moeten bepalen wat de inhoud is van deze bijzondere erfdienstbaarheid.
5.13.
Onder het gebruik van de erfdienstbaarheid “op de minst bezwarende wijze en zo min mogelijk” valt in elk geval het kunnen brengen en halen van vuilniscontainers naar en van de [straatnaam 2] buiten de openingsuren van de praktijk (zie ook 5.10). [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben andere situaties benoemd die daar volgens hen ook onder vallen. De rechtbank volgt [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] daarin niet. Het doen van een snelle boodschap is geen minst bezwarend gebruik, ook niet als dat alleen buiten de openingsuren van de praktijk zou gebeuren. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben verder naar voren gebracht dat zij nu met de fiets via de voordeur van de woning naar buiten gaan. Zij hebben niet onderbouwd waarom dat voor hen (veel) bezwaarlijker is dan met de fiets via de fysiotherapiepraktijk van [naam eiseres] naar de openbare weg te gaan. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben geen andere concrete gevallen benoemd waarin zij gebruik willen maken van de erfdienstbaarheid en waar zij de erfdienstbaarheid voor nodig hebben, anders dan dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] (in zijn algemeenheid) zeggen dat zij de erfdienstbaarheid op de minst bezwaarlijke wijze willen uitoefenen.
5.14.
Gelet op het voorgaande beperkt de rechtbank het gebruik van de erfdienstbaarheid tot het brengen en halen van de vuilniscontainers. Concreet betekent dit dat [naam eiseres] [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] ertoe in staat moet stellen om buiten praktijkuren gebruik te maken van de erfdienstbaarheid door de vuilniscontainers naar de [straatnaam 2] te brengen en deze weer op te halen als de geleegde containers nog niet zijn teruggezet.
in reconventie
5.15.
De hoofdvordering zal worden toegewezen, omdat [eiser 1] en [eiser 2] de erfdienstbaarheid binnen de door de rechtbank gegeven grenzen mogen en moeten kunnen uitoefenen en [verweerster] hen daartoe in staat moet stellen. De rechtbank zal de in reconventie gevorderde dwangsommen toewijzen en het totaalbedrag aan te verbeuren dwangsommen maximeren op € 25.000,00.
in conventie en in reconventie
5.16.
De rechtbank zal de proceskosten in conventie en in reconventie compenseren, in die zin dat partijen de eigen kosten dragen. Gelet op de uitkomst van deze zaak kan niet gezegd worden dat de ene partij in overwegende mate in het gelijk is gesteld en dat de andere partij in overwegende mate in het ongelijk is gesteld.
5.17.
Uit het arrest van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.

6..De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijzigt de erfdienstbaarheid waarmee het bedrijfspand van [naam eiseres] is bezwaard in die zin dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] en hun rechtsopvolgers door het bedrijfspand naar of van de openbare weg aan de [straatnaam 2] mogen gaan (1) op dagen vóór die waarop de vuilniscontainers worden geleegd, buiten de openingsuren van de praktijk en uitsluitend om de vuilniscontainers naar de [straatnaam 2] te brengen en (2) op dagen dat de vuilniscontainers worden geleegd, buiten de openingsuren van de praktijk en uitsluitend om de geleegde vuilniscontainers weer op te halen als ze nog niet zijn teruggezet;
in reconventie
6.2.
veroordeelt [verweerster] om binnen een maand na betekening van dit vonnis [eiser 1] en [eiser 2] in staat te stellen om de erfdienstbaarheid op de in 6.1 omschreven wijze uit te oefenen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat [verweerster] hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,00, te betalen aan [eiser 1] en [eiser 2];
in conventie en in reconventie
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de kosten van het geding in die zin dat alle partijen hun eigen kosten dragen;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Meeuwisse-den Boer, griffier. Het is op 24 mei 2023 uitgesproken in het openbaar.
3266/3194