ECLI:NL:RBROT:2023:4519

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
ROT 21/4542
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vraag of er sprake was van laden en/of lossen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen die aan eiseres was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De naheffingsaanslag, opgelegd op 15 april 2021, bedroeg in totaal € 67,06, bestaande uit € 1,76 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 65,30 aan kosten van naheffing. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard bij uitspraak op bezwaar op 3 september 2021. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 10 maart 2023 werd de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 30 maart 2021 om 09:35 uur de auto van eiseres geparkeerd stond op de Kamperfoeliestraat te Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht was voldaan. Eiseres betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat zij op dat moment bezig was met het laden en/of lossen van zware apparaten, wat haar zou vrijstellen van de parkeerbelasting. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om aannemelijk te maken dat zij daadwerkelijk aan het laden of lossen was, maar dat de overgelegde foto’s van de scanauto geen bewijs hiervoor leverden.

De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij aan het laden of lossen was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en het door haar betaalde griffierecht niet terugkreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, in aanwezigheid van griffier mr. W.D.F. Oskam, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4542

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: [naam]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. D. El Manouzi).

Inleiding

Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 15 april 2021 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 67,06, bestaande uit
€ 1,76 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 65,30 aan kosten naheffing (vorderingsnummer 5509163093).
Bij uitspraak op bezwaar van 3 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de beschikking en de aanslag ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2023. Aanwezig waren de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op 30 maart 2021 om 09:35 uur is geconstateerd dat de auto van eiseres (kenteken [kenteken]) stond geparkeerd op locatie Kamperfoeliestraat te Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht is voldaan. Er bestaat geen geschil over dat daar op dat moment een betaald parkeerregime gold en dat eiseres geen parkeerbelasting heeft betaald.
2. In geschil is of verweerder terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd aan eiseres. Meer specifiek is in geschil of er sprake was van onmiddellijk laden en/of lossen op het moment van het opleggen van de naheffing.
3.1.
Op grond van artikel 225, tweede lid van de Gemeentewet wordt onder parkeren verstaan ‘het gedurende een aangesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.’ De Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2021 (de verordening) kent eenzelfde definitiebepaling.
3.2.
Op grond van artikel 5, aanhef en onder b, van de verordening wordt onder de naam “parkeerbelasting” geheven: een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
3.3.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 1999 (ECLI:NL:HR:1999:AA2760) volgt dat onder “onmiddellijk laden en lossen” dient te worden verstaan het bij voortduring inladen of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het moet gaan om zaken van een zodanige omvang of gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gehaald of gebracht. [1]
4. Eiseres stelt dat er sprake was van laden en/of lossen waardoor zij geen parkeerbelasting hoefde te voldoen. De scanauto’s van verweerder kunnen geen goed onderscheid maken tussen wanneer er wel of niet sprake is van laden en/of lossen. In bezwaar voert eiseres aan dat aan de stickers op het voertuig te zien moet zijn dat het om een witgoedbedrijf gaat en dat er zware apparaten worden afgeleverd. Ieder kwartier staat het bedrijf in een andere straat. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat zij bewijs heeft dat zij op het moment van de naheffingsaanslag een apparaat afleverde. Het is voor eiseres alleen onduidelijk of zij dit bewijs altijd zelf moet geven aan verweerder, ook bij andere naheffingsaanslagen.
5. Wanneer iemand het niet eens is met een naheffingsaanslag, is het aan verweerder om aannemelijk te maken dat er sprake is van ‘parkeren’ en dat iemand in dat geval parkeerbelasting moest betalen. Om dit te bewijzen, heeft verweerder een zogenoemd HAS-rapport overgelegd, waar foto’s gemaakt door de scanauto in staan. Op deze foto’s is volgens verweerder geen laad- of losactiviteit te zien.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Omdat eiseres het niet eens is met de naheffingsaanslag, heeft verweerder de foto’s van de scanauto overgelegd. De rechtbank vindt dat op die foto’s niet te zien is dat eiseres bezig is met het laden en/of lossen van zware apparaten. De deuren van de auto zijn bijvoorbeeld gesloten en er staan geen personen op de foto rondom de auto. Met de foto’s maakt verweerder aannemelijk dat op het moment van de naheffingsaanslag sprake is van ‘parkeren’ en er parkeerbelasting moet worden betaald.
7. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiseres en de onduidelijkheid die dit met zich brengt, is het aan eiseres zelf om aannemelijk te maken dat zij bezig was met laden en/of lossen. Dit kan bijvoorbeeld door een afleverbewijs mee te sturen. Hiermee kan eiseres haar standpunt onderbouwen dat zij bezig was met laden en/of lossen. Wanneer eiseres geen extra stukken opstuurt, dan kunnen verweerder en de rechtbank niet controleren of het argument van eiseres aannemelijk is. Op de zitting heeft verweerder gezegd dat hij de intentie heeft om de naheffingsaanslag te vernietigen, wanneer eiseres alsnog bewijs inlevert waaruit blijk dat zij op het moment van de naheffingsaanslag bezig was met laden en/of lossen.
8.1.
Eiseres heeft op de zitting vertelt dat zij veel bezwaren maakt. Deze worden soms wel gelijk na het bezwaar vernietigd en soms ook niet.
8.2.
De rechtbank begrijpt dat dit vragen oproept bij eiseres. Op de zitting heeft verweerder verklaard dat hij soms een naheffingsaanslag vernietigt uit coulance. De rechtbank overweegt dat verweerder ervoor mag kiezen om dit te doen. Voor zover eiseres een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel of het verbod op willekeur, overweegt de rechtbank dat eiseres niet voldoende argumenten of stukken naar voren heeft gebracht om dit te laten slagen.
9. Nu vaststaat dat eiseres geen beroep kan doen op de uitzonderingsregel en dat zij de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan, is de naheffingsaanslag terecht aan haar opgelegd.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Daarom krijgt eiseres het door haar betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 10 juni 1975, nr. 67 757, NJ 1975/481 en Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:445.