In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen die aan eiseres was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De naheffingsaanslag, opgelegd op 15 april 2021, bedroeg in totaal € 67,06, bestaande uit € 1,76 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 65,30 aan kosten van naheffing. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard bij uitspraak op bezwaar op 3 september 2021. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 10 maart 2023 werd de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 30 maart 2021 om 09:35 uur de auto van eiseres geparkeerd stond op de Kamperfoeliestraat te Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht was voldaan. Eiseres betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat zij op dat moment bezig was met het laden en/of lossen van zware apparaten, wat haar zou vrijstellen van de parkeerbelasting. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om aannemelijk te maken dat zij daadwerkelijk aan het laden of lossen was, maar dat de overgelegde foto’s van de scanauto geen bewijs hiervoor leverden.
De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij aan het laden of lossen was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en het door haar betaalde griffierecht niet terugkreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, in aanwezigheid van griffier mr. W.D.F. Oskam, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.