ECLI:NL:RBROT:2023:4475

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
10247558
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een geschil over de betaling van een aannemingsovereenkomst en verrekening van facturen

In deze zaak heeft DVB Design B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] voor een bedrag van € 7.974,29, voortvloeiend uit een aannemingsovereenkomst voor werkzaamheden in de woning van [naam03]. De overeenkomst werd op 12 mei 2021 gesloten, en de werkzaamheden werden op 17 juni 2022 opgeleverd. DVB heeft een factuur van € 7.003,48 verzonden, waarvan slechts een deel door [gedaagde01] is betaald. De gedaagde heeft aangevoerd dat hij de betaling van de factuur pas kan voldoen zodra hij betaling van zijn klant [naam03] heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is voor een afspraak tussen partijen dat betaling van de slotfactuur zou worden uitgesteld. De rechter oordeelt dat [gedaagde01] de slotfactuur moet betalen, minus een bedrag dat hij reeds heeft voldaan. Daarnaast heeft [gedaagde01] een beroep gedaan op verrekening van twee facturen die hij aan DVB heeft gestuurd, maar de rechter oordeelt dat de eerste factuur niet kan worden verrekend, terwijl de tweede factuur wel terecht is verzonden. Uiteindelijk wordt [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van € 1.931,74 aan DVB, plus buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10247558 CV EXPL 22-38673
datum uitspraak: 26 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
DVB Design B.V.,
vestigingsplaats: De Lier,
eiseres,
gemachtigde: Van Houwelingen & Partners Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde01] , die handelt onder de naam [handelsnaam01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘DVB’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 december 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 6 februari 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 24 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was aanwezig de heer [naam01] namens DVB, bijgestaan door de heer [naam02] namens de gemachtigde. [gedaagde01] is in persoon verschenen.

2.De feiten

2.1.
DVB heeft op 12 mei 2021 aan [gedaagde01] een offerte uitgebracht voor het verrichten van diverse werkzaamheden in de woning van de heer [naam03] (hierna: [naam03] ), voornamelijk ten aanzien van de badkamer en de keuken. De opgegeven totaalprijs bedraagt € 70.034,80. Deze offerte is door [gedaagde01] aanvaard.
2.2.
DVB heeft op 27 juni 2022 aan [gedaagde01] een factuur met nummer [nummer01] van
€ 7.003,48 inclusief btw voor 10% van de aanneemsom gezonden.
2.3.
Op 20 september 2022 heeft de toenmalige incassogemachtigde van DVB per
WhatsApp een aanmaning aan [gedaagde01] gestuurd. In reactie daarop heeft [gedaagde01] per WhatsApp van diezelfde datum het volgende medegedeeld:
“(…) Mijn klant [naam04] , beter bekend als [naam05] heeft mij nog niet. Betaald waardoor ik de factuur van dvb niet kan voldoen.
Hier is overleg over geweest met [naam06] en hij was accoord met mijn voorstel zodra het geld binnen zou zijn ik per omgaande de factuur van [naam01] zijnde 7003,48 zou voldoen.
(…)
Insteek van mijn klant is dat er een credit moet komen van niet geleverde diensten en arbeid. Een bedrag van circa 4800 euro welke reeds veel langer op gewacht wordt maar niet wordt nagekomen. [naam01] zou dit bedrag terug storten maar tot heden is dit niet gebeurd. (…)”
2.4.
[gedaagde01] heeft op 22 september 2022 een WhatsApp-bericht aan de toenmalige incassogemachtigde van DVB gestuurd met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
“(…) Ik kan de factuur hoe graag ik ook zou willen niet betalen omdat ik wachtende ben op de betaling van mijn klant [naam05] .
(…)
Waar hij mee schermt is zijn ontevredenheid betreft de besproken opleverpunten welke door dvb opgelost zouden worden maar niet zijn geregeld. (…)”
2.5.
[gedaagde01] heeft op 26 september 2022 per e-mail een factuur met nummer [nummer02] ten bedrage van € 1.931,73 aan DVB gestuurd. Op deze factuur heeft [gedaagde01] onder meer het volgende vermeld:
“(…) Bij deze de factuur van misgelopen marge doordat je direct met [naam03] zaken hebt gedaan terwijl bekend was dat ik dit zou bespreken en tevens mijn marge er op had gezet.
Dit ter begeleiding van het meerwerk.
Mijn prijs aan [naam03] als ook met jou besproken was 22990 incl. btw.
Verschil 22990 minus jouw meerwerklijst 21058,26 maakt 1931,74 te factureren. (…)”
2.6.
[gedaagde01] heeft eveneens op 26 september 2022 per e-mail een factuur met nummer [nummer03] ten bedrage van € 4.778,23 aan DVB gestuurd, waarop [gedaagde01] onder meer het volgende heeft vermeld:
“(…) Bij deze als besproken en volgens jouw berekening de factuur van werkplaatskosten, materiaal en montage apparatuur [naam07] .
Uit coulance had ik deze nog niet getuurd daar ik als eerste de factuur van [naam03] zou betalen wanneer [naam03] de eindfactuur aan mij heeft voldaan. Dit is helaas nog niet gebeurt. Daar deze factuur echt al oud is verzoek ik je per omgaande over te gaan tot betaling. (…)”
2.7.
Op 10 oktober 2022 heeft [gedaagde01] een WhatsApp-bericht aan de toenmalige incassogemachtigde van DVB gestuurd met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
“(…) Nogmaals ik wacht op de betaling van mijn klant, zodra binnen betaal ik dvb per omgaande (…)”

3.Het geschil

3.1.
DVB eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 7.974,29, met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 6.709,97, rente van € 213,80 (berekend tot en met 13 december 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 1.050,52.
3.2.
DVB baseert de eis op het volgende. Partijen zijn een overeenkomst van aanneming van werk met elkaar aangegaan, naar aanleiding waarvan DVB in opdracht van [gedaagde01] werkzaamheden heeft verricht in de woning van [naam03] . DVB heeft het werk op 17 juni 2022 opgeleverd. Op grond hiervan heeft DVB een bedrag van € 7.003,48 te vorderen gekregen van [gedaagde01] , waarvan [gedaagde01] - na aanmaning - een bedrag van € 293,51 heeft voldaan. Omdat [gedaagde01] het restantbedrag niet heeft voldaan zag DVB zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. DVB maakt daarom eveneens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Partijen zijn mondeling met elkaar overeengekomen dat [gedaagde01] de factuur van 27 juni 2022 pas aan DVB zou betalen, zodra [naam03] [gedaagde01] zou betalen. DVB heeft, zonder dit aan [gedaagde01] te melden, rechtstreeks met [naam03] (tevens de opdrachtgever van [gedaagde01] ), een overeenkomst gesloten ten aanzien van het uit te voeren meerwerk. [naam03] was evenwel niet tevreden met het uitgevoerde meerwerk en de oplevering daarvan door DVB en eiste een creditnota van DVB. [naam03] wilde dat eerst afgerond hebben alvorens hij tot betaling aan [gedaagde01] zou overgaan.
3.4.
Omdat DVB rechtstreeks een overeenkomst met [naam03] is aangegaan, heeft [gedaagde01] op 26 september 2022 een factuur aan DVB gestuurd voor de door hem misgelopen winstmarge. Daarnaast heeft [gedaagde01] op diezelfde datum nog een factuur aan DVB gezonden. [gedaagde01] heeft deze facturen met de vordering van DVB verrekend, waarna een door [gedaagde01] te betalen bedrag van € 293,51 resteerde. Dat bedrag heeft [gedaagde01] aan DVB voldaan.

4.De beoordeling

Verschuldigdheid slotfactuur
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een overeenkomst van aanneming van werk met elkaar zijn aangegaan, op basis waarvan DVB werkzaamheden heeft verricht in de woning van [naam03] . Eveneens staat niet ter discussie dat de volledige aannemingssom door [gedaagde01] aan DVB is voldaan, behoudens de slotfactuur van 27 juni 2022 ten bedrage van
€ 7.003,48 (inclusief btw) waarvan slechts een bedrag van € 293,51 door [gedaagde01] is betaald.
4.2.
Bij een overeenkomst tot aanneming van werk is de hoofdverplichting van de aannemer (DVB in dit geval) de oplevering van het werk. Aan de oplevering zijn verschillende juridische consequenties verbonden. Zo is de opdrachtgever ( [gedaagde01] ) bij oplevering de volledige aannemingssom verschuldigd. DVB heeft gesteld dat zij het werk heeft opgeleverd, hetgeen door [gedaagde01] niet is betwist. Gesteld noch gebleken is dat DVB het door haar met [gedaagde01] overeengekomen werk niet correct aan [gedaagde01] zou hebben opgeleverd. Dat er sprake is van een correcte oplevering door DVB vindt steun in de tussen partijen gevoerde WhatsApp-gesprekken, waarbij [gedaagde01] steeds heeft medegedeeld dat hij de slotfactuur ook aan DVB zal voldoen, zodra [gedaagde01] zelf door zijn opdrachtgever [naam03] is betaald. Omdat voldoende is komen vast te staan dat DVB in haar verhouding tot [gedaagde01] het werk correct heeft opgeleverd, moet [gedaagde01] in beginsel dan ook de slotfactuur van
€ 7.003,48, minus hetgeen hij reeds voldaan heeft, aan DVB betalen.
4.3.
[gedaagde01] heeft gesteld dat hij op 19 juli 2022 telefonisch met de heer [naam01] van DVB heeft afgesproken dat hij de slotfactuur pas aan DVB zal betalen, zodra [gedaagde01] betaling van [naam03] heeft ontvangen. Ter zitting heeft [naam01] in dat verband erkend dat [gedaagde01] tijdens een telefoongesprek heeft medegedeeld dat hij nog op een betaling van [naam03] wachtte en [naam01] heeft daarbij tevens aangegeven dat hij met het oog daarop onverplicht enige tijd heeft gewacht alvorens tot invordering van de slotfactuur over te gaan. [naam01] heeft evenwel betwist dat hij aan [gedaagde01] zou hebben toegezegd dan wel met [gedaagde01] zou hebben afgesproken dat [gedaagde01] met betaling van de slotfactuur van 27 juni 2022 mocht wachten totdat [naam03] [gedaagde01] zou hebben betaald. [gedaagde01] is verder niet meer inhoudelijk op deze betwisting door DVB ingegaan en heeft evenmin een concreet bewijsaanbod op dit punt gedaan. Gelet daarop ziet de kantonrechter geen aanleiding [gedaagde01] toe te laten tot het bewijs van de gestelde afspraak tussen partijen. Daarmee is het bestaan van de bewuste afspraak niet komen vast te staan.
4.4.
Bovendien is door [gedaagde01] ter zitting verklaard dat [naam03] op enig moment tot betaling aan [gedaagde01] is overgegaan, zodat - voor zover tussen partijen al zou zijn afgesproken dat [gedaagde01] DVB pas zou betalen zodra hij van [naam03] betaald zou hebben gekregen - er vanaf dat moment geen reden meer bestond voor [gedaagde01] om de slotfactuur van DVB onbetaald te laten.
Verrekening
4.5.
[gedaagde01] heeft een beroep gedaan op verrekening van de slotfactuur van DVB met een tweetal facturen, die [gedaagde01] aan DVB heeft gestuurd. Het gaat om de facturen van [gedaagde01] van 26 september 2022 met respectievelijk factuurnummer [nummer02] en [nummer03] .
Factuur van 26 september 2022 met nummer [nummer02]
4.6.
[gedaagde01] heeft uiteengezet dat hij met deze factuur de marge bij DVB in rekening heeft gebracht, die hij is misgelopen doordat DVB rechtstreeks met [naam03] een overeenkomst is aangegaan ten aanzien van het uit te voeren meerwerk. [gedaagde01] heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat DVB ten onrechte direct zaken met [naam03] heeft gedaan, terwijl zij wist dat het meerwerk eigenlijk via [gedaagde01] zou gaan lopen.
4.7.
Door [naam01] is ter zitting erkend dat hij inderdaad rechtstreeks contact met [naam03] heeft gehad over nog uit te voeren meerwerk en met [naam03] heeft afgestemd welk meerwerk er verricht moest worden. Ter zitting is echter ook gebleken dat [gedaagde01] weliswaar een offerte voor nog uit te voeren meerwerk aan [naam03] had gestuurd, maar dat dit niet tot een concrete overeenkomst tussen [gedaagde01] en [naam03] heeft geleid. Hoewel [naam01] heeft verklaard dat hij wellicht een verkeerde inschatting van de situatie heeft gemaakt door rechtstreeks met [naam03] afspraken te maken over het meerwerk, bestond er op juridische gronden geen belemmering voor DVB om rechtstreeks een overeenkomst met [naam03] te sluiten over het meerwerk, zeker niet nu van een overeenkomst tussen [gedaagde01] en [naam03] op dit punt (nog) geen sprake was. Gelet daarop kan dan ook niet gesteld worden dat [gedaagde01] door de handelwijze van DVB schade heeft geleden in de vorm van misgelopen marge. Voor verrekening van eventuele misgelopen marge van [gedaagde01] met de slotfactuur van DVB bestaat dan ook geen enkele grondslag.
4.8.
[gedaagde01] gaat in zijn antwoord uitvoerig in op het feit dat DVB ten aanzien van het meerwerk rechtstreeks met [naam03] heeft gecontracteerd en stelt dat [naam03] niet tevreden was met de oplevering van het meerwerk door DVB, dat [naam03] om die reden een creditnota van DVB eiste en - in afwachting van een creditnota - zijn betaling van de laatste termijn aan [gedaagde01] heeft achtergehouden. De wijze waarop DVB het meerwerk aan [naam03] heeft opgeleverd is echter niet relevant voor deze procedure. De oplevering van het meerwerk is immers slechts van belang in de verhouding tussen DVB en [naam03] . [gedaagde01] is echter geen partij bij de overeenkomst over het meerwerk. Dat [naam03] vanwege de oplevering van het meerwerk kennelijk reden heeft gezien (ook) zijn betaling aan [gedaagde01] op te schorten, kan [gedaagde01] dan ook niet aan DVB tegenwerpen.
Factuur van 26 september 2022 met nummer [nummer03]
4.9.
Met deze factuur heeft [gedaagde01] diverse posten in rekening gebracht, waaronder enkele werkzaamheden die [gedaagde01] op verzoek van DVB bij [naam03] heeft uitgevoerd. Ter zitting is door DVB ook erkend dat [gedaagde01] die werkzaamheden heeft uitgevoerd. De factuur met nummer [nummer03] sluit qua inhoud en hoogte ook aan op de door DVB per e-mail van
6 september 2022 aan [gedaagde01] gezonden lijst met posten, ten aanzien waarvan DVB in voornoemde e-mail aan [gedaagde01] heeft verzocht deze aan haar te factureren. Dat betekent dat [gedaagde01] de factuur terecht aan DVB heeft verzonden en DVB deze factuur aan [gedaagde01] verschuldigd is.
4.10.
Hoewel in de toepasselijke algemene voorwaarden is opgenomen dat betaling van de facturen van DVB dient plaats te vinden zonder enige aftrek en korting, is voldoende gebleken dat in de verhouding tussen DVB en [gedaagde01] - gelet op de jarenlange samenwerking - verrekening van bedragen over en weer min of meer gebruikelijk was. Door DVB is ter zitting ook erkend dat verrekening in dit geval uit praktische overwegingen de voorkeur verdient. Om die reden zal de factuur van 26 september 2022 met nummer [nummer03] worden verrekend met de slotfactuur van 27 juni 2022.
Hoofdsom
4.11.
Het bovenstaande leidt er toe dat door verrekening van de hiervoor genoemde factuur van 26 september 2022 van € 4.778,23 met de slotfactuur van 27 juni 2022 van
€ 7.003,48 nog een door [gedaagde01] te betalen bedrag van € 2.225,25 (€ 7.003,48 -/- € 4.7678,23) resteert. Door [gedaagde01] is voorts reeds een bedrag van € 293,51 aan DVB voldaan. Dat betekent dat de hoofdsom zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.931,74.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.12.
DVB maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat DVB daartoe in redelijkheid kon overgaan. Voor de hoogte van de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De vergoeding zal worden berekend aan de hand van het totale na verrekening resterende bedrag van € 2.225,25. Dat betekent dat een bedrag van € 403,89 aan buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen.
4.13.
DVB heeft een bedrag van € 213,80 aan wettelijke handelsrente gevorderd, berekend tot en met de dag van dagvaarding. Dat bedrag is, gelet op de hiervoor genoemde verrekening, berekend over een onjuist, te hoog bedrag aan hoofdsom. Daarnaast is niet duidelijk op welke datum vóór dagvaarding de betaling van € 293,51 door [gedaagde01] is verricht en of hiermee rekening is gehouden bij de berekening van het gevorderde bedrag aan rente. Gelet hierop zal de gevorderde wettelijke handelsrente worden toegewezen over de resterende hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding, te weten 13 december 2022.
Proceskosten
4.14.
[gedaagde01] krijgt voor een groot deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van DVB tot vandaag vast op € 110,39 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht en € 660,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 330,-). Dit is in totaal € 1.284,39. Voor kosten die DVB maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan DVB te betalen € 1.931,74 aan hoofdsom en € 403,89 aan buitengerechtelijke kosten, met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 1.931,74 vanaf 13 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van DVB tot vandaag worden vastgesteld op € 1.284,39;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
44487