ECLI:NL:RBROT:2023:4273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
C/10/656225
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling minderjarige in verband met onduidelijkheid over ontwikkelingsbedreiging

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 3 mei 2023, werd het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind01] te verlengen, afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet aanwezig waren. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn zowel de ouders als de minderjarige zelf gehoord. De vader en moeder hebben verschillende standpunten ingenomen over de noodzaak van de ondertoezichtstelling. De moeder uitte zorgen over de schoolresultaten en de vrienden van [naam kind01], terwijl de vader meende dat er geen noodzaak was voor een ondertoezichtstelling, gezien de verbeteringen in de situatie van [naam kind01]. De minderjarige zelf gaf aan dat het goed met hem ging en dat hij geen behoefte had aan hulpverlening. De kinderrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de ouders in staat waren om samen de zorg voor [naam kind01] op zich te nemen. De kinderrechter wees het verzoek van de GI af en benadrukte dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het creëren van een veilige omgeving voor hun kind.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/656225 / JE RK 23-873
Datum uitspraak: 3 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 8 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 17 april 2023.
Op 3 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam03] .

De feiten

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] .
[naam kind01] woont bij zijn vader.
Bij beschikking van 4 november 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot 8 mei 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Er zijn nog steeds zorgen over [naam kind01] . Gelet op de scheiding van zijn ouders en de omgangsregeling die opgesteld is, begeeft [naam kind01] zich in twee werelden. Hij moet schakelen tussen zijn ouders. Dit is lastig voor hem en kost hem veel energie. Daarnaast is er op dit moment sprake van een spanningsveld door de ruzie tussen de ouders. Er lijken twee kampen te zijn. Tegelijkertijd geeft [naam kind01] aan geen last te hebben van de ruzies tussen de ouders. De ouders doen hun best om overeenstemming te vinden met betrekking tot de kinderen. Zij hebben hiervoor hulp van Pro6. Dit is nog niet afgerond. Dit maakt dat de GI op dit moment zicht wil blijven houden op [naam kind01] . Het is van belang dat de ouders op een lijn komen, zodat [naam kind01] voldoende vertrouwen en positief meekrijgt.

Het standpunt van de moeder

De moeder stemt in met het verzoek. Zij is van mening dat een verlenging van zes maanden te kort is. Sinds maart is er een jeugdbeschermer betrokken. Dit is vrij recent. Voorheen is er geen zicht geweest op [naam kind01] , terwijl er wel zorgen zijn. Zo zijn de schoolresultaten van [naam kind01] de afgelopen tijd behoorlijk achteruit gegaan. Daarnaast maakt de moeder zich zorgen over de nieuwe vrienden van [naam kind01] . Zij vindt het fijn dat [naam kind01] vrienden heeft, maar deze vrienden hebben een slechte invloed. Via social media ziet de moeder dat [naam kind01] sterke drank drinkt, rookt en wiet gebruikt. Dit is zorgelijk. De moeder wil graag dat er voor de komende tijd een jeugdbeschermer betrokken blijft die ondersteuning kan bieden aan haar, de vader en [naam kind01] .

Het standpunt van de vader

De vader voert verweer tegen het verzoek en verklaart het volgende. De vader vindt een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk. Sinds zes maanden woont [naam kind01] bij hem. [naam kind01] is toen van school en niveau veranderd. De vader probeert [naam kind01] te stimuleren om zijn best te doen op school. Dit doet [naam kind01] ook. Het klopt dat hij een toets gemist heeft. Dit is niet goed en de vader heeft hem hier ook op aangesproken. Hij haalt niet de beste resultaten op school, maar zijn resultaten zijn wel verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren. De vader heeft genoeg zicht op [naam kind01] . Hij kent de vrienden van [naam kind01] , deze komen ook bij hem thuis. Wanneer [naam kind01] bij een van zijn vrienden is, haalt de vader hem op. Hij merkt niet dat [naam kind01] drinkt of rookt. De vader maakt zich geen zorgen om [naam kind01] , hij vindt [naam kind01] zijn gedrag passend voor een jongen van vijftien.

De mening van [naam kind01]

Het gaat goed met [naam kind01] . Ook thuis gaat het beter dan een half jaar terug. Zijn ouders hebben hulp gekregen en maken minder ruzie. Zij kunnen op de gang van de rechtbank elkaar begroeten. De vorige keer maakten zij ook een babbeltje. Hij zit op Judo en op school kan hij zich nu beter concentreren. Hij heeft geen behoefte aan een jongerencoach. Het gaat gewoon prima. Hij doet zijn ding. Gaat naar school, heeft vrienden. Hij vindt het jammer dat hij nog steeds met hulpverleners of de kinderrechter moet praten, terwijl het al beter met hem gaat.

De beoordeling

De kinderrechter is op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals gesteld in art. 1:255 BW niet aanwezig zijn.
Onvoldoende blijkt dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [naam kind01] geeft zelf aan dat het goed met hem gaat. Hij heeft het naar zijn zin op school en kan zich goed concentreren. Dit was vroeger anders. [naam kind01] geeft aan geen specifieke hulpbehoefte te hebben. Ook de GI of zijn ouders benoemen geen concrete hulpbehoefte voor [naam kind01] .
Dit betekent niet dat er geen zorgen over hem zijn. Het is echter onduidelijk in hoeverre deze zorgen zich verhouden tot normaal pubergedrag. De kinderrechter acht het de taak van de ouders om samen een omgeving te creëren waar [naam kind01] binnen bepaalde kaders kan opgroeien en zich kan ontwikkelen. Zij moeten dit samen doen. De kinderrechter acht de ouders voldoende in staat om de ingezette hulpverlening van Pro6 onder eigen verantwoordelijkheid voort te zetten.
Alles afwegende zal het verzoek worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 16 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.