Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 december 2022, met bijlagen;
- het antwoord;
- de repliek;
- de dupliek;
- het tussenvonnis van 10 maart 2023.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2023, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over een geldleningsovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Frederiksen, vorderde terugbetaling van een geleend bedrag van € 1.450,-. De gedaagde, die zelf procedeerde, had de mogelijkheid gekregen om te bewijzen dat hij het geleende bedrag had terugbetaald, maar heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen dat de gedaagde aan zijn verplichtingen had voldaan.
De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot terugbetaling van het geleende bedrag toegewezen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding was voldaan. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten werd echter afgewezen, omdat niet was aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren betaald aan de gemachtigde.
De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die beperkt bleven tot het griffierecht en het salaris van de gemachtigde, aangezien de eiser procedeerde op basis van een toevoeging. Het totaalbedrag aan proceskosten werd vastgesteld op € 484,-. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen. De beslissing van de kantonrechter werd in het openbaar uitgesproken.