ECLI:NL:RBROT:2023:4151

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
AWB-23_238
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor stofferingskosten door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor stofferingskosten beoordeeld. Eiseres, die sinds 9 maart 2015 in Rotterdam woont, had op 6 juli 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van laminaat en de arbeidskosten voor het leggen daarvan, ter hoogte van € 3.210,11. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen met het primaire besluit van 29 juli 2022, en het bezwaar van eiseres is bij het bestreden besluit van 2 december 2022 eveneens afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarop het college heeft gereageerd met een verweerschrift.

De rechtbank heeft op 9 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd, als incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden beschouwd. Volgens de rechtbank is het college terecht tot de conclusie gekomen dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor deze kosten, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in een minnelijk schuldhulpverleningstraject zat en daardoor onvoldoende inkomen had om te sparen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres al vanaf 2015 had kunnen reserveren voor de kosten van laminaat, aangezien zij op dat moment al op de hoogte was van de slechte kwaliteit van de vloer.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op de aangevraagde bijzondere bijstand. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Rotterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.W. Dijke),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. A. Zonneveld).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor stofferingskosten.
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 29 juli 2022 (het primaire besluit) afgewezen.
1.3.
Met het besluit van 2 december 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres afgewezen en is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiseres is alleenstaand en woont met ingang van 9 maart 2015 aan de
[adres] , te Rotterdam. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2021 is Flink Bewindvoering tot bewindvoerder van eiseres benoemd.
2.2.
Eiseres heeft op 6 juli 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor stofferingskosten. Hierbij ging het om de kosten voor laminaat en arbeidskosten voor het leggen van laminaat ter hoogte van € 3.210,11.
3. Het college heeft aan de afwijzing van de aanvraag het volgende ten grondslag gelegd. De kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd zijn incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die, behoudens bijzondere omstandigheden, zelf door eiseres dienen te worden betaald. Van bijzondere omstandigheden is niet gebleken. Daarom wordt er geen bijzondere bijstand verleend voor deze kosten.

Het beroep van eiseres

5. Eiseres voert primair aan dat op haar situatie artikel 11.1, negende lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 van toepassing is. Dit artikel bepaalt dat een belanghebbende die is toegelaten tot een wettelijk of minnelijk schuldhulpverleningstraject en voldoet aan de voorwaarden van dat traject, niet kan beschikken over inkomen en/of vermogen. Op het moment van de aanvraag zat eiseres in een minnelijk schuldhulpverleningstraject. Eiseres stelt dat ze gelet hierop onvoldoende inkomen had om te sparen. Subsidiair is eiseres van mening dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid. Toen zij zelfstandig ging wonen had zij namelijk geen financiële middelen voor een nieuwe vloer en vervolgens heeft zij moeten leven op bestaansminimum waarbij zij geen mogelijkheid had tot reserveren.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.
De rechtbank beoordeelt of het college terecht de aanvraag voor bijzondere bijstand heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6.2.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8.1.
Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), bijvoorbeeld de uitspraak van 7 februari 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:309), worden inrichtings- en stofferingskosten tot de incidenteel voorkomende, algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is daarom niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college in de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen aanleiding heeft hoeven zien om bijzondere bijstand te verstrekken voor de stofferingskosten, nu niet is gebleken dat eiseres niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten. Eiseres wist bij het betrekken van de woning in 2015 al dat het laminaat van slechte kwaliteit was en niet goed was gelegd. Gelet hierop waren de kosten voor het aanschaffen van (nieuw) laminaat voorzienbaar. Daarnaast had eiseres vanaf 2015 kunnen sparen voor laminaat. Eiseres heeft immers op verschillende momenten inkomsten gehad. Dat eiseres vanaf juni 2020 onder budgetbeheer en vervolgens in 2021 onder bewind is komen te staan en volgens het beleid van het college rondom inkomen en vermogen bij een wettelijk of minnelijk schuldhulpverleningstraject sindsdien geen draagkracht heeft maakt dus niet dat zij niet al geruime tijd voor de gevraagde kosten heeft kunnen reserveren. Dat eiseres schulden heeft, maakt ook niet dat eiseres recht heeft op bijzondere bijstand. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zoals onder meer de uitspraak van 16 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1443) kan het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichting niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die in het individuele geval bijstandverlening rechtvaardigt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2023.
De rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
In artikel 35, eerste lid, van de Pw is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019
Op grond van artikel 4.8, eerste lid, kan het college bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen als sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.