ECLI:NL:CRVB:2023:309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor inrichtings- en stofferingskosten op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor inrichtings- en stofferingskosten door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellant, die sinds 1996 bijstand ontvangt, had op 17 februari 2021 bijzondere bijstand aangevraagd voor een bedrag van € 1.425,26. Het college had deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten voorzienbaar waren en appellant hiervoor had moeten sparen. De rechtbank Rotterdam had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat inrichtings- en stofferingskosten als algemeen noodzakelijke bestaanskosten worden beschouwd, die in beginsel uit het inkomen moeten worden betaald. Bij de beoordeling van de aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden vastgesteld of de kosten noodzakelijk zijn en of deze voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet had kunnen sparen voor de kosten en dat de kosten bovendien voorzienbaar waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt dat bijstandsontvangers in staat geacht worden te sparen voor incidentele kosten, en dat bijzondere bijstand alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden verleend. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.