ECLI:NL:RBROT:2023:4150
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van kwijtschelding van de aanvullende beurs in het kader van studiefinanciering
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding van de aanvullende beurs beoordeeld. Eiser, woonachtig in Ridderkerk, had op 11 november 2021 een verzoek ingediend bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat op 26 januari 2022 werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het toetsingsinkomen van eiser in het peiljaar 2020 hoger was dan twee maal het wettelijk minimumloon, wat volgens de geldende wetgeving betekent dat hij niet in aanmerking komt voor kwijtschelding. Eiser voerde aan dat zijn inkomen in 2020 eenmalig hoog was door een nabetaling van zijn werkgever en dat zijn werkelijke inkomen veel lager was. Hij deed een beroep op de redelijkheid en billijkheid, maar de rechtbank oordeelde dat de wetgeving geen ruimte biedt voor een ander peiljaar of voor toepassing van de hardheidsclausule in dit geval.
De rechtbank wees ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel af, en concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding niet onevenredig was. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden voor kwijtschelding en moet zijn prestatiebeurs terugbetalen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.