ECLI:NL:RBROT:2023:4127

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
C/10/655062 / KG ZA 23-245
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming van een overeenkomst tot verkoop van onroerend goed met vorderingen tot levering en opheffing van beslag

In deze zaak, die op 28 april 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eisers, [eiser01] en [eiser02], vorderen dat gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02], worden veroordeeld tot de levering van onroerende zaken tegen een prijs van € 545.000,00. De eisers stellen dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen op 23 februari 2023, terwijl gedaagden dit betwisten en aanvoeren dat er geen overeenstemming is bereikt over de essentialia van de koopovereenkomst. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eisers zal volgen, en dat de vorderingen van eisers tot nakoming van de overeenkomst kunnen worden toegewezen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eisers toe en bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde notariële akte indien gedaagden niet binnen veertien dagen aan de veroordeling voldoen. In reconventie vordert gedaagde [gedaagde02] opheffing van het conservatoire beslag, maar deze vordering wordt afgewezen. De proceskosten worden voor gedaagden toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/655062 / KG ZA 23-245
Vonnis in kort geding van 28 april 2023
in de zaak van

1.[eiser01] ,

2.
[eiser02],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.A.W.J. van Eijck te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats02] , gemeente [gemeente01] ,
gedaagde,
verschenen in persoon,
2.
[gedaagde02],
wonende te [woonplaats02] , gemeente [gemeente01] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P. Smit te Spijkenisse.
Partijen worden hierna [eiser01] , [eiser02] , [gedaagde01] en [gedaagde02] genoemd. Eisers worden gezamenlijk aangeduid als [achternaam eisers] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 april 2023, met producties 1 tot en met 19,
  • de aanvullende producties 20 tot en met 22 van [achternaam eisers] ,
  • de akte houdende eis in reconventie van [gedaagde02] ,
  • de producties 1 tot en met 5 van [gedaagde02] ,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 19 april 2023,
  • de pleitnotitie van mr. Van Eijck,
  • de pleitnotitie van mr. Smit.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn kleine beleggers in vastgoed. Zij zijn ( [gedaagde01] voor 3/4e deel en [gedaagde02] voor 1/4e deel) onder meer eigenaar van twee objecten aan de [adres01] (3201 BA) en de [straatnaam01] 13 en 13-A ( [postcode01] ) in [plaats01] (hierna: de onroerende zaken). Begin 2023 hebben zij de onroerende zaken via makelaarskantoor Kolpa Van der Hoek (hierna: Kolpa) te koop aangeboden voor een vraagprijs van € 550.000,00 k.k.
2.2.
Op of omstreeks 16 februari 2023 heeft [eiser01] , zelf ook een kleine belegger in vastgoed, aan Kolpa laten weten geïnteresseerd te zijn in de aankoop van de onroerende zaken. Bij e-mail van 16 februari 2023 heeft de heer [naam01] (hierna: [naam01] ), werkzaam bij Kolpa, (een link naar) de beschikbare stukken aan [eiser01] gezonden. Daarop heeft [eiser01] vragen gesteld aan [naam01] over, onder andere, de huisvesting van personeel in de onroerende zaak aan de [adres04] .
2.3.
Bij e-mail van 17 februari 2023 heeft [eiser01] aan [naam01] bericht:
“Zoals zojuist besproken, we zouden graag een zaak willen doen, hierbij dan ook de bieding:
• Koopsom EUR 500.000 kk
• Geen voorbehoud financiering
• Geen bouwkundig voorbehoud
• Voorbehoud van 1 bezichtiging (probeer zaterdag even langs te gaan anders maandag).
• Notaris [naam02] van Baker Mc Kenzie: [e_mail01]
• Koper: de heer [eiser02] en de heer [eiser01] samen
• Datum levering in overleg met verkoper, kan snel als de notaris kan.
• As is where is
• Gestanddoeningstermijn tot as maandag 20 februari 17:00
(…)”
2.4.
Bij e-mail van 22 februari 2023 heeft [naam01] aan [eiser01] geschreven dat [gedaagde02] en [gedaagde01] vooralsnog vasthouden aan de vraagprijs van € 550.000,00 k.k. In reactie daarop heeft [eiser01] een bedrag van € 540.000,00 k.k. geboden.
2.5.
Bij e-mail van 23 februari 2023 heeft [naam01] aan [eiser01] laten weten dat hij een prijs van € 545.000,00 k.k. mag voorstellen op basis van de eerder gestelde verkoopvoorwaarden. Daarbij heeft hij opgemerkt dat e.e.a. onder voorbehoud is van definitieve schriftelijke goedkeuring van de verkopers. Bij e-mail van dezelfde dag heeft [eiser01] laten weten dat de prijs van € 545.000,00 k.k. akkoord is.
2.6.
Bij e-mail van 24 februari 2023 heeft [naam01] aan [achternaam eisers] medegedeeld dat hij van [gedaagde02] en [gedaagde01] een akkoord heeft ontvangen, maar dat [gedaagde02] het volgende artikel in de koopovereenkomst wil opnemen:
“Partij koper is op de hoogte van en gaat akkoord met het feit dat het appartement op de 1e en 2e verdieping van de [straatnaam01] 13 [vzr: 13-A] in [plaats01] wordt gehuurd voor een langere periode door Start Home Rentals B.V. en dat de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is, waarbij Start Home Rentals B.V. het recht heeft om dit appartement onder te verhuren ten behoeve van personeelshuisvesting (arbeidsmigranten). Ondanks dat hier geen vergunning voor aanwezig is en het appartement officieel geen woonbestemming heeft, wordt dit momenteel door de gemeente Nissewaard gedoogd. Partij koper verklaart hiermee bekend en akkoord te zijn en hieraan zijn medewerking te verlenen. Tevens aanvaardt partij koper dat partij verkoper en/of Start Home Rentals B.V. hiervoor nimmer aansprakelijk kan worden gesteld.”
2.7.
Bij e-mail van 1 maart 2023 heeft [eiser01] aan [naam01] geschreven dat aan het door [gedaagde02] voorgestelde artikel moet worden toegevoegd dat het alleen geldt zolang de gemeente Nissewaard het gebruik gedoogt en dat, zodra dit niet meer het geval is, de verhuurder de mogelijkheid heeft om de huurovereenkomst te beëindigen.
2.8.
Bij e-mail van 9 maart 2023 heeft [eiser01] aan [naam01] laten weten:
“Ben erg verbaasd over het telefoongesprek van zojuist waarin je aangeeft dat 1 van de verkopers ( [gedaagde02] ) de koop wil ontbinden. Ik zal dit terugkoppelen aan mijn medekoper [eiser02] maar kan je op voorhand aangeven dat dit voor ons niet akkoord is. Vriendelijk verzoek ik je ons de toegezegde koopovereenkomst toe te sturen. Ben overigens nog steeds bereid de verkoper(s) live te ontmoeten en eventuele zaken die zij wensen te bespreken nader af te stemmen.”
2.9.
Bij e-mail van 10 maart 2023 heeft [naam01] aan [eiser01] bericht:
“Verkoper heeft de koopsom bevestigd onder de voorwaarde van het toevoegen van een voor hem cruciaal artikel. Dit artikel was voor de aspirant koper niet akkoord, deze wilde hier namelijk een zin aan toevoegen. De toevoeging had betrekking op het kunnen beëindigen van de huurovereenkomst door de aspirant koper, wat voor verkoper een essentieel punt is. Op basis van deze feiten neemt [gedaagde02] het standpunt in dat er geen koop tot stand is gekomen en heeft de onderhandeling beëindigd.
(…)”
2.10.
[eiser01] heeft dezelfde dag aan [naam01] geschreven dat er een koopovereenkomst is gesloten en dat deze moet worden nagekomen. Daarbij heeft hij opgemerkt dat de toevoeging van het artikel nooit een voorwaarde voor verkoop is geweest en bovendien pas is aangebracht na totstandkoming van de koopovereenkomst.
2.11.
Bij brieven van 16 maart 2023 heeft de advocaat van [achternaam eisers] [gedaagde01] en [gedaagde02] verzocht om voor 21 maart 2023 om 17:00 uur schriftelijk te berichten dat zij de onroerende zaken aan [achternaam eisers] leveren tegen betaling van € 545.000,00 k.k.
2.12.
Op 23 maart 2023 om 09:00 uur zijn in het Kadaster twee koopovereenkomsten van 13 maart 2023 ingeschreven. Daarin staat dat [gedaagde01] haar aandeel in de onroerende zaak aan de [adres02] aan [gedaagde02] heeft verkocht voor € 100.000,00 en dat [gedaagde01] en [gedaagde02] de onroerende zaak aan de [straatnaam01] 13 en 13A aan BRIXX Real Estate II B.V. (hierna: Brixx) hebben verkocht voor € 345.000,00. Enig aandeelhouder en bestuurder van Brixx is BRIXX Holding B.V. Deze vennootschap wordt bestuurd door [gedaagde02] .
2.13.
Eveneens op 23 maart 2023 heeft [achternaam eisers] met verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank de onroerende zaken in conservatoir beslag tot levering doen nemen. Het beslag is die dag om 11:15 uur ingeschreven in het Kadaster.
2.14.
In de onroerende zaak aan de [adres04] wonen op dit moment vier arbeidsmigranten.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[achternaam eisers] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
[gedaagde01] en [gedaagde02] veroordeelt tot levering van de onroerende zaken aan [achternaam eisers] tegen een prijs van € 545.000,00 overeenkomstig de als productie 13 overgelegde conceptleveringsakte, onder bepaling dat het vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de benodigde notariële akte,
subsidiair:
[gedaagde01] en [gedaagde02] veroordeelt om, binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, alle noodzakelijke medewerking te verlenen voor het binnen die termijn passeren van de als productie 13 overgelegde conceptleveringsakte (waaronder het verschijnen bij de notaris en/of het verlenen van een volmacht aan de notaris alsmede het verrichten van alle andere door de notaris voor het passeren van de notariële akte noodzakelijk geachte handelingen), voor de levering van de onroerende zaken aan [achternaam eisers] tegen een prijs van € 545.000,00, zodanig dat de notariële akte binnen deze termijn van zeven dagen is gepasseerd, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 te vermeerderen met € 10.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde01] en [gedaagde02] in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen en reeds nu voor alsdan bepaalt dat, indien binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de notariële akte nog steeds niet is gepasseerd, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de benodigde notariële akte,
meer subsidiair:
[gedaagde01] verbiedt om haar aandeel in de onroerende zaak aan de [adres02] te Spijkenisse te leveren aan [gedaagde02] , zulks op verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 250.000,00,
[gedaagde01] en [gedaagde02] verbiedt om hun aandeel in de onroerende zaak aan de [adres03] te Spijkenisse te leveren aan Brixx, zulks op verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 250.000,00,
zolang de bodemrechter niet bij onherroepelijk geworden vonnis heeft beslist over de vraag of tussen [gedaagde01] en [gedaagde02] en [achternaam eisers] een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij als voorwaarde geldt dat [achternaam eisers] binnen twee maanden na het vonnis een daartoe strekkende vordering aanhangig dient te maken,
uiterst subsidiair:
een in goede justitie te bepalen maatregel treft,
primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair:
[gedaagde01] en [gedaagde02] veroordeelt in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de beslagkosten en alle kosten die zien op de tenuitvoerlegging, te vermeerderen met de
nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na de datum van het vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf het verstrijken van de gestelde termijn voor voldoening.
3.2.
[gedaagde02] en [gedaagde01] voeren, afzonderlijk, verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [achternaam eisers] , met veroordeling van [achternaam eisers] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde02] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
[achternaam eisers] veroordeelt tot integrale opheffing van het conservatoire beslag binnen 24 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom door zowel [eiser01] als [eiser02] aan [gedaagde02] van € 50.000,00 ineens en van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijven, met een maximum van € 250.000,00 per persoon,
subsidiair:
[achternaam eisers] veroordeelt tot opheffing van het ten laste van [gedaagde02] gelegde conservatoire beslag op zijn aandeel in de onroerende zaken binnen 24 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom door zowel [eiser01] als [eiser02] aan [gedaagde02] van € 50.000,00 ineens en van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijven, met een maximum van € 250.000,00 per persoon,
primair en subsidiair:
met veroordeling van [achternaam eisers] in de kosten van de procedure.
3.5.
[achternaam eisers] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Het spoedeisend belang van [achternaam eisers] volgt uit de aard van zijn vorderingen. Daar komt bij dat, hoewel [gedaagde01] en [gedaagde02] bereid zijn om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten, [achternaam eisers] wordt gevolgd in zijn stelling dat, gelet op het feit dat hij een kleine belegger in onroerend goed is, de inmiddels voor deze transactie gereserveerde koopprijs niet langdurig op zijn rekening kan blijven staan.
4.2.
De vorderingen van [achternaam eisers] strekken tot nakoming van een op 23 februari 2023 tussen partijen gesloten overeenkomst tot verkoop door [gedaagde01] en [gedaagde02] aan [achternaam eisers] van de onroerende zaken tegen betaling door [achternaam eisers] van een bedrag van € 545.000,00 k.k. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eiser zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
4.3.
[gedaagde01] en [gedaagde02] betwisten dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Zij betogen dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over alle essentialia van de koopovereenkomst en dat niet is voldaan aan het voorbehoud van definitieve schriftelijke goedkeuring en het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 BW.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter het standpunt van [achternaam eisers] zal volgen. Daartoe overweegt zij als volgt.
4.5.
[eiser01] heeft, mede namens [eiser02] , op 17 februari 2023 een eerste bod uitgebracht. Daarin zijn naast een koopprijs ook de voorwaarden voor verkoop genoemd. Partijen hebben nadien uitsluitend onderhandeld over de koopprijs. Bij e-mail van 23 februari 2023 heeft [naam01] laten weten dat hij een prijs van € 545.000,00 k.k. mag voorstellen op basis van de eerder gestelde verkoopvoorwaarden. Daarbij heeft hij opgemerkt dat e.e.a. onder voorbehoud is van definitieve schriftelijke goedkeuring door [gedaagde01] en [gedaagde02] . Dit aanbod is nog dezelfde dag door [achternaam eisers] aanvaard.
Naar voorlopig oordeel is daarmee op 23 februari 2023 een koopovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen, zij het onder voorbehoud van definitieve schriftelijke goedkeuring door [gedaagde01] en [gedaagde02] . Gelet op de e-mail van [naam01] van 23 februari 2023 alsmede de eerder gewisselde correspondentie is de voorzieningenrechter van oordeel dat [achternaam eisers] dit voorbehoud zo heeft mogen begrijpen dat dit betrekking had op de koopprijs en de in zijn e-mail van 17 februari 2023 genoemde verkoopvoorwaarden. Er was immers niet aan [achternaam eisers] kenbaar gemaakt dat de instandhouding van de huidige huurconstructie voor [gedaagde02] essentieel was voor het sluiten van de koopovereenkomst. Met de koopprijs en de verkoopvoorwaarden hebben [gedaagde01] en [gedaagde02] , zo blijkt uit de e-mail van [naam01] van 24 februari 2023, ingestemd. Het enkele feit dat het akkoord van [gedaagde01] niet op schrift is gesteld, leidt er niet toe dat door haar geen akkoord is gegeven.
Bij e-mail van 1 maart 2023 heeft [achternaam eisers] aan [naam01] laten weten dat hij de mogelijkheid wil hebben om de huurovereenkomst te beëindigen als het gebruik niet langer door de gemeente wordt gedoogd. Hoewel deze eis de voorzieningenrechter niet onredelijk voorkomt, heeft [achternaam eisers] tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat hij de e-mail te snel geschreven heeft en in kan stemmen met de door [gedaagde02] voorgestelde clausule. Volgens [achternaam eisers] heeft ook hij er belang bij dat de huidige huurconstructie zo lang mogelijk in stand blijft en wil hij, indien de gemeente Nissewaard haar gedoogbeleid op dit punt wijzigt, zijn medewerking verlenen aan een procedure om zoveel mogelijk tijd te rekken. Daarbij is van belang dat het om een situatie gaat waarvan onzeker is of deze zich in de toekomst voor zal doen, met een procedure veel tijd (jaren) kan worden gerekt en, naar voorlopige inschatting, redelijkerwijs te verwachten valt dat de arbeidsmigranten vanwege het verloop tegen het einde van die procedure uit de onroerende zaak vertrokken zullen zijn.
De voorzieningenrechter merkt daarbij nog op dat het beroep van [gedaagde01] en [gedaagde02] op artikel 7:2 BW faalt. Naar voorlopig oordeel is sprake van een overeenkomst tussen professionele partijen. [achternaam eisers] heeft objectlijsten uit het Kadaster overgelegd, waaruit blijkt dat [gedaagde01] en [gedaagde02] op 23 maart 2023 rechthebbende waren op respectievelijk 22 en 48 onroerende zaken, waardoor wordt aangenomen dat zij (daarmee) bedrijfsmatig handelen. Verder is van belang dat de onroerende zaken niet tot bewoning bestemd zijn. Voor wat betreft de onroerende zaken aan de [adres02] en de [straatnaam01] 13 lijkt daar geen geschil over te bestaan, terwijl uit de door [gedaagde02] voorgestelde clausule blijkt dat de onroerende zaak aan de [straatnaam01] 13-A officieel geen woonbestemming heeft.
4.6.
Het vorenstaande leidt ertoe dat [achternaam eisers] in rechte nakoming van de koopovereenkomst door [gedaagde01] en [gedaagde02] kan afdwingen. Van [achternaam eisers] kan niet worden gevergd dat hij de uitslag van een bodemprocedure afwacht, omdat hij, zoals hiervoor in 4.1. overwogen, belang heeft bij een spoedige levering van de onroerende zaken. Gelet op de formulering van de subsidiaire vordering begrijpt de voorzieningenrechter de primaire vordering aldus dat [achternaam eisers] vordert dat [gedaagde01] en [gedaagde02] worden veroordeeld tot levering van de onroerende zaken aan hem en dat, indien zij niet binnen veertien dagen aan die veroordeling voldoen, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de voor levering benodigde notariële akte. De primaire vordering wordt op deze wijze toegewezen, waarbij in de beslissing wordt vermeld dat de door [gedaagde02] voorgestelde clausule (zie ook artikel 19 lid 1 van de koopovereenkomst tussen [gedaagde01] , [gedaagde02] en Brixx) in de leveringsakte kan worden opgenomen. Verder wordt nog opgemerkt dat het, anders dan de advocaat van [gedaagde02] heeft betoogd, niet om een declaratoire maar om een condemnatoire uitspraak gaat. Het betreft immers een veroordeling tot een doen.
4.7.
[gedaagde02] voert verweer tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Hij wil voorkomen dat er een onomkeerbare situatie ontstaat. De voorzieningenrechter overweegt dat de mogelijk ingrijpende gevolgen van toewijzing van de hoofdvordering, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, op zichzelf niet in de weg staan aan toewijzing van de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Daar komt bij dat het belang van [achternaam eisers] bij levering van de onroerende zaken zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde02] bij het behoud van de bestaande toestand, omdat voldoende aannemelijk is dat een koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
4.8.
[gedaagde01] en [gedaagde02] worden als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten veroordeeld. De kosten van [achternaam eisers] worden begroot op € 2.003,07 (€ 130,57 aan kosten dagvaarding, € 314,00 aan griffierecht, € 1.079,00 aan salaris advocaat en € 479,50 aan beslagkosten). De vordering tot betaling van de kosten van tenuitvoerlegging wordt afgewezen, omdat deze kosten niet zijn gespecificeerd.
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de hierna in de beslissing te melden wijze.
4.10.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, volgt dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over nakosten en de wettelijke rente daarover.
in reconventie
4.11.
[gedaagde02] vordert opheffing van het conservatoire beslag. Hij stelt daartoe dat het proces-verbaal van beslaglegging niet juist is, omdat daarin staat vermeld dat de onroerende zaak aan de [straatnaam01] 13 en 13-A 113 m2 groot is, terwijl deze 145 m2 groot is. Ook is in het proces-verbaal ten onrechte opgenomen dat de onroerende zaken op een bij wet bepaalde wijze zullen worden verkocht wanneer na toewijzing van de eis in de hoofdzaak [gedaagde01] en [gedaagde02] weigeren om het verschuldigde te voldoen.
4.12.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengen de door [gedaagde02] genoemde onjuistheden in het proces-verbaal geen nietigheid met zich. [gedaagde02] heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat hij door deze onjuistheden onredelijk is benadeeld. Op grond van artikel 66 lid 1 Rv bestaat daarmee geen grond voor nietigheid van het beslagexploot. Gevoegd bij het oordeel over de vordering in conventie leidt dit ertoe dat de vordering wordt afgewezen.
4.13.
[gedaagde02] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Omdat het geschil in reconventie voortvloeit uit het geschil in conventie worden de kosten van [achternaam eisers] begroot op de helft van het in conventie geldende tarief (0,5 × € 1.079,00 aan salaris advocaat).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] om overeenkomstig de als productie 13 bij dagvaarding overgelegde conceptleveringsakte, waarin de door [gedaagde02] voorgestelde clausule (zie ook artikel 19 lid 1 van de koopovereenkomst tussen [gedaagde01] , [gedaagde02] en Brixx) kan worden toegevoegd, de onroerende zaken aan de [adres01] (3201 BA) en de [straatnaam01] 13 en 13-A ( [postcode01] ) in [plaats01] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [achternaam eisers] te leveren tegen een prijs van € 545.000,00 k.k.,
5.2.
bepaalt dat, indien [gedaagde01] en [gedaagde02] niet binnen de daarin gestelde termijn voldoen aan de veroordeling onder 5.1., dit vonnis, na ommekomst van die termijn, in de plaats treedt van de voor levering benodigde notariële akte,
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] in de proceskosten, aan de zijde van [achternaam eisers] tot op heden begroot op € 2.003,07, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde02] in de proceskosten, aan de zijde van [achternaam eisers] tot op heden begroot op € 539,50,
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2023.
[2971/2009]