ECLI:NL:RBROT:2023:4095
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag levenlanglerenkrediet en terugbetalingsmededeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 26 april 2023, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot de afwijzing van een aanvraag voor een levenlanglerenkrediet en een terugbetalingsmededeling. Eiser, een student uit Dordrecht, had een aanvraag ingediend voor een levenlanglerenkrediet, maar deze werd op 8 november 2021 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap afgewezen. De minister stelde dat eiser zijn maximale duur van 48 maanden voor het levenlanglerenkrediet had verbruikt. Eiser voerde aan dat hij slechts 36 maanden had ontvangen en dat de afwijzing in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gesteld dat eiser zijn maximale duur had verbruikt. De rechtbank verwees naar de Wet studiefinanciering 2000, waarin is bepaald dat het levenlanglerenkrediet voor maximaal 48 maanden kan worden toegekend. Eiser had in het verleden meerdere keren een levenlanglerenkrediet ontvangen, wat de claim dat hij slechts 36 maanden had ontvangen, ondermijnde. De rechtbank concludeerde dat de minister op goede gronden had besloten dat eiser per januari 2022 geen recht meer had op een levenlanglerenkrediet.
Daarnaast werd ook het bericht van 27 januari 2022 besproken, waarin eiser werd geïnformeerd over de terugbetalingsverplichtingen van het levenlanglerenkrediet. De rechtbank oordeelde dat dit bericht geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, maar slechts een vooraankondiging. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, maar bepaalde dat de minister het griffierecht in de zaak ROT 22/1174 moest vergoeden en dat eiser recht had op een proceskostenvergoeding.