ECLI:NL:RBROT:2023:4091
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een bestreden besluit wegens motiveringsgebrek in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van een eerdere tussenuitspraak van 7 oktober 2022, waarin een motiveringsgebrek in het bestreden besluit was vastgesteld. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen, maar de aanvullende motivering die door verweerder is ingediend, voldeed niet aan de eisen van het motiveringsbeginsel uit artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de neuropsychologische onderzoeken geen medisch objectiveerbare beperkingen zouden opleveren. Eiser heeft betoogd dat de verzekeringsarts te veel is afgegaan op een rooskleurig zelfbeeld van zijn gezondheidssituatie en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de resultaten van eerdere medische onderzoeken. De rechtbank concludeert dat het motiveringsgebrek niet is hersteld en vernietigt het bestreden besluit.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen twaalf weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de einduitspraak en de eerdere tussenuitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht en de proceskosten moet vergoeden. De proceskosten zijn vastgesteld op € 2.929,50, gebaseerd op de bijstand door een gemachtigde.