ECLI:NL:RBROT:2023:4046

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
C/10/652761 / JE RK 23-352 en C/10/645288 / FA RK 22-6791
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de vader en afwijzing verzoek om informatieregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2023 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarige [naam kind01]. De moeder is voortaan belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [naam kind01], die opgroeit in een onveilige omgeving door de gewelddadige geschiedenis van de vader. De vader, die sinds 12 maart 2022 in voorlopige hechtenis zit, wordt verdacht van poging tot moord op de moeder. De rechtbank oordeelt dat de vader niet in staat is om (mede) het ouderlijk gezag uit te oefenen en dat de belangen van het kind voorop staan. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vader om een informatieregeling afgewezen, omdat deze te belastend zou zijn voor de moeder. De rechtbank benadrukt dat de stabiliteit in de opvoedsituatie van [naam kind01] moet worden gewaarborgd en dat de moeder in staat is om een veilige omgeving te bieden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de rechtbank heeft de griffier verzocht om een aantekening te maken in het centraal gezagsregister.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Meervoudige kamer
Zaaknummers: C/10/652761 / JE RK 23-352 en C/10/645288 / FA RK 22-6791
Datum uitspraak: 28 april 2023

Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging van de vader

in de zaken van
het Landelijk Hoog Risico en Expertise Team van de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, hierna te noemen: de Raad,

en

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.C. van Seventer, kantoorhoudende te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, verblijvende te [plaats01] ,
advocaat: mr. A.J.C. van Bemmel, kantoorhoudende te Rotterdam,

het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming,

gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: het LET-JB,
namens
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,

mr. [naam03] en mr. [naam04] ,

hierna te noemen: de bijzondere curatoren, beiden kantoorhoudende te [plaats02] .
De rechtbank merkt de moeder aan als belanghebbende voor zover het niet haar eigen verzoekschrift betreft. De HRT heeft namens de Raad een adviserende taak voor zover het niet zijn eigen verzoekschrift betreft.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 27 september 2022, ingekomen bij de griffie op 28 september 2022;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 10 februari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen van de vader van 28 maart 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 31 maart 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de zitting met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de Raad, mw. [naam05] en mw. [naam06] ;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van het LET JB, mw. [naam07] en mw. [naam08] ;
  • de bijzondere curator, mr. [naam03] .
De bijzondere curator mr. [naam04] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 5 oktober 2021 is [naam kind01] onder toezicht gesteld tot 5 oktober 2022. Deze maatregel is bij beschikking van 4 oktober 2022 verlengd tot 5 oktober 2023.
Bij beschikking van 4 oktober 2022 zijn mrs. [naam03] en [naam04] herbenoemd tot bijzondere curatoren tot 5 oktober 2023.

De verzoeken

C/10/652761 / JE RK 23-352
De Raad verzoekt op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het ouderlijk gezag van de vader over [naam kind01] te beëindigen, waarna alleen de moeder met het ouderlijk gezag zal zijn belast.
C/10/645288 / FA RK 22-6791:
De moeder verzoekt op grond van artikel 1:251a BW het gezamenlijk gezag te beëindigen en te bepalen dat het gezag over [naam kind01] alleen aan haar toekomt.
Zelfstandig verzoek van de vader ex artikel 1:377b BW
In het verweerschrift van 28 maart 2023 heeft de vader verzocht om, indien zijn gezag over [naam kind01] wordt beëindigd, een informatieregeling vast te stellen die inhoudt dat hij van de moeder eens per veertien dagen schriftelijke inhoudelijke informatie krijgt over de gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van [naam kind01] .

De standpunten

De Raadheeft – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
Het gezag van de vader moet worden beëindigd, omdat er sprake is van misbruik van het gezag. De vader heeft in strijd met de belangen van [naam kind01] gehandeld door haar in het verleden meerdere keren in onveiligheid te brengen. Op 11 maart 2022 heeft een ernstig geweldsincident plaatsgevonden, waarbij de moeder letsel heeft opgelopen. Uit informatie van de politie en het openbaar ministerie blijkt voldoende dat de vader hierbij in grote mate betrokken was. De vader wordt verdacht van poging tot moord doordat hij de moeder in haar eigen woning door het hoofd zou hebben geschoten. Hij bevindt zich sinds 12 maart 2022 in voorlopige hechtenis. Hoewel de vader nog niet is veroordeeld voor het geweldsincident, kan – vanuit kinderbeschermingsperspectief – de uitkomst van de strafprocedure niet worden afgewacht. De vader heeft door zijn betrokkenheid bij het incident zijn ouderrol en zijn relatie met [naam kind01] ernstig beschadigd. [naam kind01] is een zeer jong meisje dat duidelijkheid behoeft over de positie van de vader in haar leven. Het is belangrijk dat [naam kind01] verder kan met haar herstel en dat de moeder, die de aanslag heeft overleefd, zelfstandig beslissingen over [naam kind01] kan nemen. De ouders zijn niet in staat om gezamenlijk het gezag uit te oefenen, ook niet als de vader wordt vrijgesproken. Bij een eventuele vrijspraak zal [naam kind01] namelijk opnieuw worden belast met spanningen tussen de ouders. Er is nog steeds sprake van boosheid van de vader richting de moeder. Van de moeder kan niet meer worden verwacht dat zij in alle redelijkheid en ontspannenheid kan overleggen met de vader over beslissingen die genomen moeten worden.
Ten aanzien van het zelfstandige verzoek van de vader heeft de Raad zich op het standpunt gesteld dat de vader geïnformeerd moet blijven worden over de ontwikkeling van [naam kind01] . Binnen de lopende ondertoezichtstelling moet er een instantie worden aangewezen die de informatiewisseling op langere termijn kan faciliteren en die bijhoudt of er mogelijkheden zijn voor contactherstel tussen [naam kind01] en de vader.
Het LET JBheeft de verzoeken van de Raad en de moeder ondersteund en heeft – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
Van de moeder kan niet worden verwacht dat zij met de vader overlegt over beslissingen die genomen moeten worden. [naam kind01] is getuige geweest van het incident en heeft een lang traject aan traumabehandeling gehad. Op dit moment wil [naam kind01] geen contact met de vader.
Ten aanzien van het zelfstandige verzoek van de vader heeft het LET JB naar voren gebracht dat de vader nu één keer per maand wordt geïnformeerd over de emotionele ontwikkeling, de schoolgang en de vrijetijdsbesteding van [naam kind01] . Een regeling van één keer in de twee weken, zoals de vader verzoekt, zou zeker te belastend zijn voor de moeder, omdat zij dan steeds informatie over [naam kind01] moet aandragen. Kwaliteit is hierbij belangrijker dan kwantiteit. Bij een minder frequente regeling zal er meer en uitgebreider informatie zijn en wordt de moeder minder belast.
Door en namens de moederis – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
Het gezag van de vader moet worden beëindigd. Er is een hele voorgeschiedenis aan huiselijk geweld en contact- en huisverboden. De vader verblijft naar aanleiding van het geweldsincident van 11 maart 2022 al ruim een jaar in detentie. De vader heeft in het afgelopen jaar dus geen bijdrage kunnen leveren aan de verzorging en opvoeding van [naam kind01] . De verwachting is niet dat dit zal veranderen binnen een voor [naam kind01] aanvaardbare termijn. Er is geen zicht op vrijlating. De moeder heeft bij de rechter-commissaris de vader als dader aangewezen. Van de moeder mag niet worden verwacht dat zij met de vader in contact gaat treden en gaat overleggen over de verzorging en opvoeding van [naam kind01] . Er is sprake van een zeer verstoorde relatie tussen de ouders. Dat zal niet veranderen wanneer de vader wordt vrijgesproken. De veiligheidsaspecten moeten hierbij in acht worden genomen. De moeder is bang voor de vader en wantrouwt de vader. De vader ontkent dat hij de dader is en hij noemt de moeder ter zitting manipulatief. Zijn houding ter zitting benadrukt dat hij niet beseft wat de impact is geweest van het incident. Bij een vrijspraak zal de angst bij de moeder alleen maar toenemen. De moeder vreest dat de vader dan opnieuw zal proberen haar te vermoorden. Het uitoefenen van het gezamenlijk gezag kan leiden tot kennis over de verblijfplaats van de moeder en [naam kind01] , via school of de buitenschoolse opvang. Gezag zou voor de vader een manier zijn om controle uit te (blijven) oefenen op de moeder en [naam kind01] . Dat brengt hun veiligheid ernstig in gevaar.
Door en namens de vaderis – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
De uitkomst van de strafprocedure moet worden afgewacht, alvorens het gezag van de vader wordt beëindigd. Vóór 11 maart 2022 is een gezagsbeëindiging van de vader immers nooit in beeld geweest. In het kader van de ondertoezichtstelling is er altijd ingezet op verbetering van de relatie en communicatie tussen de ouders. De onveiligheid in de opvoedsituatie is niet alleen te wijten aan de vader. Dat de vader op dit moment feitelijk niet in staat is om een bijdrage te leveren aan de verzorging en opvoeding van [naam kind01] is geen argument om zijn gezag te beëindigen. Er is geen urgentie om het gezag over [naam kind01] te wijzigen. De vader heeft namelijk voor alles zijn toestemming gegeven en geen bezwaren aangetekend. Daarnaast geeft de vader de moeder de ruimte wat betreft de geheimhouding van haar adres. Het verduidelijken van de positie van de vader door zijn gezag te beëindigen, is enkel een formeel en juridisch aspect, maar niet van toegevoegde waarde voor [naam kind01] . Er moet een perspectief komen dat de vader op enig moment een zodanige rol in het leven van [naam kind01] mag invullen, zodat zij weet dat er een vader is die van haar houdt. Als het gezag van de vader wordt beëindigd en er is op termijn geen ondertoezichtstelling meer, dan is er geen derde partij meer betrokken. De moeder is dan de enige partij aan wie de vader iets kan vragen over [naam kind01] . De betrokkenheid van een derde partij is nuttig om de communicatie tussen de ouders te verzorgen en om de vader te herintroduceren in het leven van [naam kind01] .
Indien het gezag van de vader wordt beëindigd dan verzoekt de vader een informatieregeling vast te stellen van één keer per twee weken.
De bijzondere curatorheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij begrijpt dat het moeilijk is om opvoedbeslissingen te nemen wanneer de vader in detentie zit. Het is wel belangrijk dat de vader zoveel mogelijk geïnformeerd blijft worden. Als dat te belastend is voor de moeder, dan moet worden bezien of een schoolmaatschappelijk werker of een hulpverlener van Enver een verslag kan opstellen. Ook moet er aandacht blijven voor eventueel contactherstel op termijn.

De beoordeling

Ten aanzien van de gezagsbeëindiging
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Beëindiging van het ouderlijk gezag is een maatregel die ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder waarvan het gezag wordt beëindigd als de minderjarige waarover het gezag wordt uitgeoefend. Daarbij is van belang dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onder meer eist dat de belangen van het kind en die van de ouder tegen elkaar worden afgewogen. Ten aanzien van het belang van het kind volgt uit het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat de belangen van het kind voorop staan bij het nemen van een beslissing tot het beëindigen van ouderlijk gezag.
In dit geval is sprake van gezamenlijk gezag van de ouders en wordt beëindiging van gezag van de vader ook via een andere weg verzocht, namelijk door de gezaghebbende moeder bij wie [naam kind01] woont, op grond van artikel 1:253n BW.
Met verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 23 november 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:2383) overweegt de rechtbank dat niet is uitgesloten dat beëindiging van het gezag van één ouder op voet van artikel 1:266 BW ook gerechtvaardigd kan zijn wanneer het gezamenlijk gezag, dan wel de uitvoering daarvan, zodanige belastende conflicten of problemen oplevert voor het kind dat deze, op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor diens ontwikkeling. Indien daarbij de handelwijze van één van de ouders dermate belastend is voor het kind en in strijd met hetgeen van een verantwoord opvoeder mag worden verwacht, dat daarvoor het kind een onveilige of beschadigende opvoedsituatie ontstaat en waarbij niet binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van het kind aanvaardbaar te achten termijn voldoende verbetering valt te verwachten, kan onder deze omstandigheden ook aan de voorwaarde(n) van artikel 1:266 BW zijn voldaan.
Ten aanzien van onderhavige situatie overweegt de rechtbank als volgt.
Ontwikkelingsbedreiging minderjarige
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] al jaren zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. [naam kind01] wordt in ernstige mate belast met onveiligheid in haar opvoedingsomgeving. In de beschikking van 5 oktober 2021 waarin de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken overweegt de kinderrechter:
is opgegroeid in een spanningsvolle opvoedsituatie. Tussen de ouders is sprake van scheidingsproblematiek en relationeel geweld. Er is sprake van een patroon van aantrekken en afstoten. De ouders voeren een onderlinge strijd en verwijten elkaar het ontstaan van deze situatie. De ouders zijn onvoldoende in staat om met elkaar te communiceren in het belang van [naam kind01] . Dit is schadelijk voor haar ontwikkeling en [naam kind01] heeft hier zichtbaar last van. Zij laat terugtrekkend, afwachtend en alert gedrag zien. Door de verstoorde communicatie zijn de ouders onvoldoende in staat om gezamenlijk de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind01] weg te nemen.”Deze situatie is ondanks de kinderbeschermingsmaatregel niet veranderd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ouders al lange tijd niet in staat zijn samen uitvoering te geven aan de uitoefening van het gezamenlijk gezag zonder de minderjarige hierbij te belasten.
Handelwijze vader
Al vanaf 2015 zijn er meldingen bekend over huiselijk geweld, waarbij sprake is van een dreiging vanuit de vader richting de moeder. De vader heeft naar aanleiding hiervan in het verleden meerdere contact- en huisverboden opgelegd gekregen. Momenteel, sinds 12 maart 2022, zit de vader in voorlopige hechtenis, omdat hij ervan wordt verdacht op 11 maart 2022 de moeder in haar eigen woning door het hoofd te hebben geschoten. [naam kind01] was op dat moment aanwezig in de woning. De moeder is zwaargewond uit de woning gehaald, en heeft de aanslag overleefd. [naam kind01] is door de politie uit de woning gehaald en ondergebracht in een pleeggezin, later een netwerkpleeggezin, zolang de moeder nog niet in staat was voor haar te zorgen. [naam kind01] is dus geconfronteerd met een traumatische situatie, waarbij er ernstige schade is toegebracht aan haar basale gevoel van veiligheid en vertrouwen. De vader heeft erkend dat hij in de woning was, maar heeft vooralsnog geen verklaring af willen leggen over wat er in de woning is gebeurd en over wat zijn rol was. De inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak laat nog op zich wachten.
Binnen een voor de minderjarige aanvaardbare termijn in staat zijn de ouderverantwoordelijkheid (mede) te dragen
De rechtbank is van oordeel dat de vader nu en binnen een voor [naam kind01] aanvaardbare termijn niet in staat kan worden geacht om (mede) het ouderlijk gezag over [naam kind01] uit te oefenen en de verantwoordelijkheid te dragen voor haar verzorging en opvoeding. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de strafprocedure af te wachten, zoals door en namens de vader is bepleit.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Hoewel de strafprocedure nog niet is afgerond en de vader nog niet is veroordeeld voor het geweldsmisdrijf jegens de moeder waarvan hij wordt verdacht, staat in voldoende mate vast dat de vader betrokkenheid heeft gehad bij het drama dat zich op 11 maart 2022 in de woning van de moeder en [naam kind01] heeft afgespeeld.
De moeder heeft de vader aangewezen als dader. [naam kind01] heeft tijdens haar traumabehandeling ook gezegd dat de vader in de woning was. De vader heeft dat erkend. Gelet op het nog steeds voortduren van de voorlopige hechtenis sinds 12 maart 2022 zijn er klaarblijkelijk nog steeds voldoende ernstige bezwaren tegen de vader. Alleen al vanwege zijn detentie is de vader al ruim een jaar niet in staat om voor [naam kind01] te zorgen. Maar mocht de vader binnen een (op zichzelf) voor [naam kind01] aanvaardbare termijn vrijkomen, en worden vrijgesproken waarvan hij thans wordt verdacht, dan acht de rechtbank de vader nog altijd niet in staat om - samen met de moeder - uitvoering te geven aan het gezamenlijk gezag op een voor [naam kind01] verantwoorde manier. Een eventuele vrijspraak van de vader zal voor de moeder haar beleving niet veranderen dat de vader geprobeerd heeft haar te vermoorden, en haar angst zal door een vrijspraak niet verminderen maar slechts toenemen. De vader heeft ter zitting niet kunnen verduidelijken hoe hij, onder die omstandigheden, en terwijl de situatie tussen de ouders vóór 11 maart 2022 al erg moeizaam was, samen met de moeder (weer) uitvoering zou kunnen geven aan het ouderlijk gezag.
De rechtbank constateert dat het de vader niet lukt om op een positieve wijze en in het belang van de opvoeding en verzorging van [naam kind01] met de moeder samen te werken. Vaststaat dat er sprake is van een zeer ongezonde en onveilige partnerdynamiek. Dit is de rechtbank ook tijdens de zitting gebleken. De vader diskwalificeert de moeder voortdurend en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor hetgeen zich op 11 maart 2022 heeft afgespeeld. Ook noemt de vader de moeder manipulatief en is hij van mening dat de moeder psychisch moet worden onderzocht. Hieruit blijkt te meer dat er geen gezonde basis is voor een samenwerking tussen de vader en de moeder. De vader kan niet in staat worden geacht om samen met de moeder opvoedbeslissingen te nemen. De tussenkomst van een jeugdbeschermer, en inmiddels het LET JB, in het kader van de ondertoezichtstelling, heeft daar geen verandering in kunnen brengen. Ook met het LET JB, en eerder met de jeugdbeschermer, heeft de vader een slechte werkrelatie.
Het belang van [naam kind01]
Uit de onderzoekrapportage van de Raad komt naar voren dat de moeder in de afgelopen periode heeft laten zien dat zij de kracht en de mogelijkheden heeft om een veilige, overzichtelijke en voorspelbare opvoedingsomgeving te bieden aan [naam kind01] . Hierdoor gaat het nu naar omstandigheden redelijk goed met [naam kind01] .
De rechtbank acht het in het belang van [naam kind01] dat de stabiliteit in de huidige opvoedsituatie behouden blijft. In verband met de detentie van de vader en het feit dat er geen contact is tussen hem en [naam kind01] , is het noodzakelijk dat de gezagsbeslissingen door de moeder worden genomen. Het belang van [naam kind01] bij - kort gezegd - duidelijkheid hierover, prevaleert in de onderhavige omstandigheden boven het belang dat vader zou hebben bij voortzetting van zijn gezag.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a, BW is voldaan, en tevens dat de gezagsbeëindiging de toets van artikel 8 van het EVRM doorstaat. De rechtbank zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de vader daarom toewijzen. Dit betekent dat de moeder voortaan alleen zal worden belast met het gezag over [naam kind01] .
De rechtbank overweegt ten overvloede dat een wijziging in de gezagsvoorziening als de onderhavige, niet van rechtswege verandering brengt in de nog lopende ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling loopt in dit geval dus nog door tot 5 oktober 2023. De betrokkenheid van de GI is op dit moment nog noodzakelijk om de vader te voorzien van informatie over [naam kind01] . Van de moeder kan namelijk niet worden verwacht om in contact te blijven met de persoon die zij beschuldigt, en die wordt verdacht, van poging tot moord op haar. In de komende periode is het belangrijk dat de GI op zoek gaat naar een andere instantie die op termijn langdurig de informatievoorziening kan faciliteren, zodat de ondertoezichtstelling (eventueel) zorgvuldig kan worden afgesloten.
Ten aanzien van de informatieregeling
Dat het gezag van de vader zal worden beëindigd, neemt niet weg dat de vader het recht heeft om geïnformeerd te worden over de ontwikkeling van [naam kind01] . De vader ontvangt thans één keer per maand informatie van de GI, op basis van informatie die de moeder aan de GI verschaft, over de (emotionele) ontwikkeling, de schoolgang en de vrijetijdsbesteding van [naam kind01] . Aan de verplichting de vader te informeren wordt dus voldaan en de GI en de moeder hebben vooralsnog niet de intentie uitgesproken vermindering aan te brengen in de huidige frequentie.
De vader wenst éénmaal per twee weken te worden geïnformeerd, maar hij heeft de noodzaak van een dergelijke hoge frequentie niet onderbouwd terwijl deze naar het oordeel van de rechtbank nodeloos belastend zou zijn voor de moeder. Het verzoek van de vader, om een informatieregeling vast te stellen die inhoudt dat de moeder éénmaal per twee weken schriftelijke informatie over [naam kind01] aan de vader moet verschaffen, wordt daarom afgewezen.
De rechtbank ziet ook geen reden om thans een andere regeling vast te stellen. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de moeder de informatieplicht niet na zal komen. Voorts is de toekomstige situatie nog zeer ongewis en is niet duidelijk welke (eventuele) informatieregeling te zijner tijd, als de vader veroordeeld dan wel vrijgesproken zal zijn, aan zowel de behoefte van de vader om informatie als aan de belastbaarheid van de moeder, ook gelet op haar veiligheidsbehoefte, het best tegemoet komt.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam02], geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] over [naam kind01] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat de moeder voortaan is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [naam kind01] ;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. de Geus, voorzitter, tevens kinderrechter en mr. H.C.A. de Groot en mr. A.J. van Dijk, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2023, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.