ECLI:NL:RBROT:2023:4031

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10/146507-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, waarbij steunbewijs uit andere verklaringen en politieregistraties is meegenomen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de feiten te bewijzen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 10.000,00 toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbare positie van het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/146507-21
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsman mr. J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, te weten het plegen van ontucht met zijn dochter, jonger dan 16 jaar, en het plegen van ontucht met zijn minderjarige kind;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met aangeefster, voor de duur van twee jaar waarbij bij iedere overtreding hechtenis voor de duur van één week volgt met een maximum van zes maanden en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent de hem verweten ontuchtige handelingen en zijn raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken. Er is niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verklaringen van de aangeefster wordt namelijk niet ondersteund door ander bewijs, aldus de verdediging.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Deze zaak gaat om de verdenking van zedenmisdrijven met een minderjarige, de dochter van de verdachte. Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken. Het gaat daarbij namelijk veelal om zaken waarin de feiten zich in het verborgene afspelen en waarbij het in de kern dus gaat om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Dat geldt ook voor deze zaak: de belastende verklaring van aangeefster [aangeefster01] (hierna: [aangeefster01] ) staat tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. De vraag is of de verklaring van [aangeefster01] betrouwbaar is en of deze voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
De betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster moet worden beoordeeld aan de hand van criteria als consistentie (geen innerlijke tegenstrijdigheden) en authenticiteit (echtheid; oorspronkelijkheid). De rechtbank mag daarnaast niet tot een bewezenverklaring komen als de door één aangeefster genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en er onvoldoende steun is te vinden in ander bewijsmateriaal. Naast de aangifte is er dus steunbewijs nodig, bijvoorbeeld een getuigenverklaring of forensisch bewijs. Hiervoor is niet voldoende dat een getuige enkel verklaart over wat het (vermeend) slachtoffer hem over de gebeurtenissen heeft verteld omdat de bron van die verklaring dan nog steeds die ene getuige is. De bewezenverklaring van onderdelen van de tenlastelegging kan wel op de enkele verklaring van één getuige berusten.
Uitgangspunt: steunbewijs
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat steunbewijs niet afkomstig mag zijn van dezelfde bron. Wel kunnen eigen waarnemingen van een auditu-getuige voldoende steunbewijs opleveren. Waarnemingen van getuigen die niet het kernverwijt (bijvoorbeeld de seksuele handelingen) bevestigen, kunnen binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om, in combinatie met andere omstandigheden, als steunbewijs te kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad vereist niet dat het springende punt zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal maar wel dat de gebruikte verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet ‘op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer01]
(geboren op [geboortedatum02]) heeft verklaard dat zij in de periode van haar 15e en 16e jaar door haar vader (zijnde de verdachte) is misbruikt. De ontuchtige handelingen van de verdachte bestonden er - volgens haar verklaringen - uit dat hij haar op de mond kuste, haar lichaam betastte, aan haar borsten zoog, met zijn vingers aan haar vagina zat en aan haar vagina likte. Het gebeurde ’s nachts, als de rest van het gezin sliep en gemiddeld vier keer per week in de slaapkamer van [slachtoffer01] , waar zij met haar jongere zusje [naam01] in een stapelbed sliep. [slachtoffer01] heeft verklaard dat ze een keer wakker werd toen de verdachte haar lichaam streelde en dat ze wilde schreeuwen, maar dat de verdachte zijn hand op haar mond legde en zei dat zij het tegen niemand mocht vertellen, omdat ze anders een groot probleem zou krijgen.
Toen [slachtoffer01] 16 jaar was heeft ze op enig moment aan een vriendin ( [naam02] ) verteld dat de verdachte haar op intieme plekken aanraakt. Op aandringen van die vriendin heeft [slachtoffer01] het aan haar moeder verteld. Uit de verklaring van moeder blijkt, dat zij [slachtoffer01] niet geloofde, maar dat, als het waar is wat [slachtoffer01] zei, dat [slachtoffer01] de deur op slot moest doen en moeder heeft haar toen de sleutel gegeven. Vanaf die periode heeft [slachtoffer01] de deur van haar slaapkamer op slot gedaan.
[slachtoffer01] heeft verklaard dat de verdachte op een keer thuis kwam en boos was omdat hij vermoedde dat [slachtoffer01] iets had verteld. De verdachte bedreigde haar toen dat als zij iets zou zeggen, hij iets zou doen waar de hele familie van zou schrikken. De verdachte stond voor de afgesloten slaapkamerdeur en [slachtoffer01] weigerde om de deur open te doen. [slachtoffer01] heeft toen 112 gebeld en tegen de politie verteld dat zij bang was dat de verdachte haar zou gaan slaan. Nadat zij 112 had gebeld heeft [slachtoffer01] de slaapkamerdeur open gedaan. De verdachte greep haar bij haar keel en wurgde haar voor een paar seconden. Hij zei dat mannen de baas zijn in huis. Een paar minuten later kwam de politie. [slachtoffer01] werd naar de buurvrouw gebracht. Daar heeft zij met de politie gepraat. Toen de politie doorvroeg heeft [slachtoffer01] verteld over het misbruik. Vervolgens is er hulpverlening ingezet en is Veilig Thuis op de hoogte gebracht. Volgens de politieregistraties zou dit op 30 augustus 2016 hebben plaatsgevonden.
Op een ander moment waarop haar ouders ruzie hadden is [slachtoffer01] flauw gevallen en is zij met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In de ambulance heeft [slachtoffer01] verteld dat de verdachte in haar kamer komt en dan aan haar zit. In het ziekenhuis is er een onderzoek gedaan naar weefsel in verband met vergaring van bewijs en zij is daarna mee naar het politiebureau gegaan voor een informatief gesprek. [slachtoffer01] heeft hierna geen aangifte durven doen. De laatste keer dat haar vader wat bij haar had gedaan was een week voor voornoemd onderzoek in het ziekenhuis. Volgens politieregistraties zou dit op 31 augustus 2016 hebben plaatsgevonden.
[slachtoffer01] is daarna naar de Crisis Opvang gegaan en kreeg te maken met Jeugdzorg, Veilig Thuis en de William Schrikker Stichting. Gedurende een jaar is zij in diverse Crisisopvangcentra verbleven. Na een jaar is zij, onder druk van haar moeder, terug naar huis gegaan. Daar heeft zij gewoond tot na haar 18e jaar waarna zij uit huis is gegaan.
Een paar dagen voordat [slachtoffer01] aangifte heeft gedaan, appte haar zusje [naam01] dat de verdachte rare seksistische opmerkingen had gemaakt tegen haar over haar borsten en haar kont. Ook vertelde [naam01] dat ze zich ongemakkelijk voelde, omdat de verdachte steeds naar haar keek. De sleutel van de slaapkamer had de verdachte van haar afgepakt zodat de deur niet meer op slot kon. [slachtoffer01] herkende het gedrag van de verdachte.
Hetgeen [naam01] haar had verteld, was de aanleiding voor [slachtoffer01] om een melding te doen bij Veilig Thuis voor [naam01] . [slachtoffer01] heeft toen contact met de politie opgenomen om aangifte te doen. Destijds durfde zij dat niet, was zij te jong, stond zij er alleen voor en stond zij onder druk van haar moeder.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer01] betrouwbaar is, nu zij duidelijk, gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de seksuele handelingen door de verdachte en dat ook op diverse momenten en tegen verschillende personen heeft gedaan, zoals in 2016 tegen de politie tijdens een informatief gesprek en in 2016 in het ziekenhuis waarna een lichamelijk onderzoek is verricht. Ook het moment waarop [slachtoffer01] uiteindelijk in 2020 aangifte durfde te doen, namelijk toen haar zusje over de seksistische opmerkingen van haar vader vertelde, draagt bij aan de betrouwbaarheid. De rechtbank acht deze verklaring dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Vervolgens is de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer01] . De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en licht dit als volgt toe.
- Verklaring moeder:
Moeder heeft tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer01] in 2013 tegen haar heeft verteld dat de verdachte iets bij haar deed. [slachtoffer01] heeft haar verteld dat het misbruik plaatsvond op haar slaapkamer en dat het meerdere keren zou zijn gebeurd. Moeder heeft [slachtoffer01] vervolgens de sleutel van de slaapkamer gegeven en tegen [slachtoffer01] gezegd dat ze de deur op slot moest doen. De verklaring kan als steunbewijs voor de aangifte van [slachtoffer01] worden gezien.
- Verklaring verdachte:
Ter terechtzitting is de verdachte bevraagd over de sleutel van de slaapkamer van [slachtoffer01] en [naam01] . De verdachte heeft verklaard dat hij, op de dag dat [slachtoffer01] 112 belde, er achter kwam dat de slaapkamerdeur van [slachtoffer01] en [naam01] op slot zat. De verdachte verklaarde dat hij hierdoor geïrriteerd was en dat [slachtoffer01] de deur pas heeft geopend toen de politie kwam. [slachtoffer01] is toen naar de buurvrouw gegaan en heeft daar een gesprek gehad met de politie. De rechtbank ziet deze verklaring van de verdachte als steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer01] dat zij van haar moeder de sleutel van de slaapkamer kreeg nadat zij haar vertelde over het misbruik en dat zij de deur in die periode ook daadwerkelijk afsloot.
- Verklaring [naam02] :
[naam02] , een oude vriendin van [slachtoffer01] , heeft tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer01] haar had verteld dat de verdachte haar op intieme plekken had aangeraakt. [slachtoffer01] vertelde haar dat het altijd ’s nachts gebeurde, in haar bed. Ook verklaarde [naam02] dat [slachtoffer01] en zij op enig moment, ongeveer een jaar nadat [slachtoffer01] vertelde over het misbruik, ruzie hebben gekregen en vanaf 2016/2017 geen contact meer hebben.
De verklaring van [naam02] kan als steunbewijs worden gezien voor de aangifte van [slachtoffer01] . De rechtbank vindt het daarbij extra overtuigend dat [naam02] en [slachtoffer01] door ruzie al jaren geen contact meer hebben maar dat [naam02] alsnog deze verklaring aflegt.
- Politieregistraties:
Uit verschillende politieregistratie blijkt dat [slachtoffer01] op meerdere momenten melding heeft gedaan van misbruik door de verdachte.
Zo is er op 30 augustus 2016 een politie-eenheid naar het ouderlijk huis van [slachtoffer01] gestuurd vanwege een huiselijke twist. [slachtoffer01] heeft tegenover de verbalisanten verklaard dat zij meermalen zou zijn aangerand door haar vader. [slachtoffer01] zou dit een week daarvoor aan haar moeder verteld hebben en moeder heeft dit bevestigd.
Op 31 augustus 2016 zijn verbalisanten naar het Sophia kinderziekenhuis gegaan waar [slachtoffer01] was binnen gebracht en had aangegeven aangerand te zijn door haar vader.
Op 1 september 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de casemanager van Stichting Mee en [slachtoffer01] over wat er was voorgevallen. [slachtoffer01] gaf wederom aan aangerand te zijn door haar vader.
Op 11 september 2016 heeft er op het politiebureau een informatief gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer01] . [slachtoffer01] , toen 16 jaar, heeft geen aangifte gedaan in 2016 omdat ze van haar vader houdt. Moeder wenste toen ook geen aangifte te doen en ze gaf aan dat ze gaan praten in de kerk over hoe nu verder.
Op 6 juli 2020 doet [slachtoffer01] aangifte van het misbruik en geeft zij aan dat zij in 2016 geen aangifte wilde doen onder druk van haar moeder.
4.1.3.
Conclusie van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende steunbewijs voor de aangifte, bestaande uit de voornoemde verklaringen en de politieregistraties. Dit maakt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 22 november
2014tot en met 21 november 2015 te [plaats01] , meermalen telkens met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], zijnde de dochter van hem, verdachte, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, meer
dereontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het meermalen
- Brengen/houden van zijn vingers en tong tussen haar schaamlippen en
- Strelen en betasten van haar borsten en billen en schaamstreek en schaamlippen en overige lichaam en
- Zuigen en likken aan en knijpen in haar borsten en
- Likken van haar schaamstreek en schaamlippen en overige lichaam en
- Kussen van haar mond en hals;
2
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 22 november
2014tot en met 31 augustus 2016 te [plaats01] , meermalen telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen
- zijn vingers en tong tussen haar schaamlippen heeft gebracht en gehouden en
- haar borsten en billen en schaamstreek en schaamlippen en overige lichaam heeft gestreeld en betast van en
- aan haar borsten heeft gezogen en gelikt en geknepen en
- aan haar schaamstreek en schaamlippen en overige lichaam heeft gelikt en
- haar mond en hals heeft gekust.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursief
verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
2.
ontucht plegen met zijn minderjarig kind.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter [slachtoffer01] . Daarmee heeft hij op ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer01] geschonden, die vanwege haar leeftijd (en haar relatie tot de verdachte) in een zeer kwetsbare positie verkeerde. De verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij ten opzichte van [slachtoffer01] had. In haar ouderlijk huis mocht [slachtoffer01] veiligheid en geborgenheid verwachten. Daaraan heeft het haar ernstig ontbroken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het plegen van ontuchtige handelingen vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt ook dat [slachtoffer01] lijdt onder hetgeen haar is overkomen, waarbij ook EMDR noodzakelijk was. Uit deze slachtofferverklaring spreekt ook veel verdriet over het verlies van een veilig ouderlijk thuis, een prettige en gezonde relatie met haar ouders en een gezonde ontwikkeling.
Op de bewezenverklaarde feiten kan daarom niet anders worden gereageerd dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een voortgangsverslag over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 april 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend. Deze straf is korter dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank houdt in haar strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, zoals hiervoor overwogen, maar ziet - onder andere gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken en de relevante oriëntatiepunten - aanleiding om een kortere vrijheidsstraf dan gevorderd op te leggen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die, gezien de aard en de ernst daarvan, een maatregel betreffende het gedrag rechtvaardigt. De rechtbank ziet aanleiding in het recente gedrag van verdachte om ook de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen om het slachtoffer te beschermen, zoals gevorderd door de officier van justitie. De verdachte heeft immers, ondanks dat hij wist van het contactverbod met aangeefster als onderdeel van de schorsingsvoorwaarden, toch contact opgenomen met aangeefster over een brief van de Belastingdienst, terwijl hij daarvoor alternatieven had kunnen vinden, zoals contact via zijn advocaat of de moeder van aangeefster.
Om te waarborgen dat de verdachte in de nabije toekomst niet opnieuw contact met haar zoekt en opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend jegens haar gedraagt, zal de rechtbank aan hem de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor een periode van twee jaren opleggen. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich zal onthouden van elke vorm van contact - direct of indirect - met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02]. De rechtbank zal daarbij de vervangende hechtenis stellen op twee weken per overtreding, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard, nu er - gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer. Dit betekent dat het contactverbod ingaat op het tijdstip dat dit vonnis is uitgesproken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij01] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 10.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk
moet worden verklaard in haar vordering, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat in voldoende mate is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde seksuele misbruik rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De aard en de ernst van de normschending, een en ander als tot uitdrukking is gebracht in de bewijsvoering en strafmotivering, brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zozeer voor de hand liggen, dat van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder B, van het Burgerlijk Wetboek (BW) sprake is (vgl. HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1496).
Nu de hoogte van de gevorderde schadevergoeding de rechtbank billijk en redelijk voorkomt, zal de vordering geheel worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 november 2014.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], gedurende 2 (twee) jaar na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
22 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 10.000,00(hoofdsom,
zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mr. P.E. van Althuis en mr. A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 november 2013 tot en met 21 november 2015 te [plaats01] , (meermalen) (telkens) met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], zijnde de dochter van hem, verdachte, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen)
- Brengen/houden van zijn vinger(s) en/of tong tussen haar schaamlippen en/of
- Strelen en/of betasten van haar borsten en/of billen en/of schaamstreek en/of schaamlippen en/of (overige) lichaam en/of
- Zuigen en/of likken aan en/of knijpen in haar borsten en/of
- Likken aan/van haar schaamstreek en/of schaamlippen en/of (overige) lichaam en/of
- Kussen van haar mond en/of hals;
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 november 2013 tot en met 31 augustus 2016 te [plaats01] , (meermalen) (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], bestaande die ontucht hierin dat hij (meermalen)
- zijn vinger(s) en/of tong tussen haar schaamlippen heeft gebracht en/of gehouden en/of
- haar borsten en/of billen en/of schaamstreek en/of schaamlippen en/of (overige) lichaam heeft gestreeld en/of betast van en/of
- aan/in haar borsten heeft gezogen en/of gelikt en/of geknepen en/of
- aan haar schaamstreek en/of schaamlippen en/of (overige) lichaam heeft gelikt en/of
- haar mond en/of hals heeft gekust.