ECLI:NL:RBROT:2023:4025

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
KTN-10126328_24032023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering en nevenvorderingen in arbeidszaak tussen werknemer en BNU Groep B.V.

In deze arbeidszaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en BNU Groep B.V. [eiser01] vorderde betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen, terwijl BNU zich verweerde met de stelling dat zij meer had betaald dan verschuldigd. De procedure begon met een dagvaarding op 22 september 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 februari 2023. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat [eiser01] een uitzendovereenkomst had met BNU, die op 31 mei 2021 was beëindigd. [eiser01] stelde dat hij nog een bedrag van € 3.075,44 aan loon tegoed had, terwijl BNU aanvoerde dat er een correcte eindafrekening had plaatsgevonden en dat er geen bedragen meer verschuldigd waren. De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] zijn vordering niet voldoende had onderbouwd en dat BNU had aangetoond dat zij meer had betaald dan [eiser01] had geclaimd. De vordering van [eiser01] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van BNU. De voorwaardelijke reconventionele vordering van BNU werd niet beoordeeld omdat de voorwaarde niet was vervuld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10126328 CV EXPL 22-30131
datum uitspraak: 24 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. J.B. Kloosterman
tegen
BNU Groep B.V.,
vestigingsplaats: Den Haag, kantoorhoudende te Berkel en Rodenrijs,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. M. Verhoeven.
De partijen worden ‘ [eiser01] ’ en ‘BNU’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 september 2022, met bijlagen 1 tot en met 11;
  • het antwoord met eis in voorwaardelijke reconventie, met bijlagen 1 tot en met 12;
  • de brieven van de rechtbank waarmee partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling en [eiser01] in de gelegenheid is gesteld te antwoorden in reconventie;
  • de aanvullende bijlagen van [eiser01] , overgelegd bij de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 17 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met [eiser01] , bijgestaan door mr. Kloosterman, en met [naam01] , directeur bij BNU, bijgestaan door mr. Verhoeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] heeft gewerkt voor Bouwend Nederland Personeelsdiensten B.V., een onderneming waarin [naam01] voornoemd als aandeelhouder heeft deelgenomen.
2.2.
Op grond van een tussen partijen gesloten uitzendovereenkomst is [eiser01] op
15 februari 2021 bij BNU als uitzendkracht in dienst getreden om in de functie van timmerman werkzaamheden te verrichten bij opdrachtgevers van BNU tot 2 augustus 2021. In de maanden januari en februari 2021 heeft [eiser01] ook al gewerkt voor BNU.
2.3.
Partijen hebben op 3 mei 2021 de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 31 mei 2021 beëindigd gebruikmakend van een schriftelijk model beëindigings-overeenkomst, waarin - verkort weergegeven - bepaald is dat BNU het loon doorbetaalt tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst en dat [eiser01] tot dat moment ook vakantiegeld en vakantiedagen opbouwt en gebruik blijft maken van de andere arbeidsvoorwaarden. Ook is bepaald dat [eiser01] uiterlijk op 12 juli 2021 de financiële eindafrekening van de arbeidsovereenkomst opstelt, met daarin een overzicht van de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen, het opgebouwde vakantiegeld, reiskosten die [eiser01] nog vergoed krijgt, declaraties die hij heeft ingediend, en eventuele andere kosten die BNU of [eiser01] nog moet betalen. Vastgelegd is dat BNU en [eiser01] na de financiële eindafrekening niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar over en weer finale kwijting verlenen.
2.4.
Tijdens het dienstverband heeft BNU salarisspecificaties aan [eiser01] verstrekt. Op is 13 juli 2021 een salarisspecificatie van een uit te betalen bedrag van € 648,71 verstrekt. Dat bedrag is diezelfde dag via een bankoverschrijving betaald aan [eiser01] met als omschrijving “Eindafrekening”. Van nadien verrichte betalingen aan [eiser01] op basis van herberekeningen zijn eveneens salarisspecificaties verstrekt.
2.5.
[eiser01] heeft zich gewend tot BNU en te kennen gegeven dat hem te weinig is uitbetaald. Bij e-mail van 1 april 2022 is aan hem meegedeeld dat BNU meer betalingen heeft verricht dan waarvan [eiser01] is uitgegaan. [eiser01] is erop gewezen dat BNU eigenlijk nog geld tegoed heeft van hem. Gewezen is op de beëindigingsovereenkomst waarin partijen verklaard hebben niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar over en weer finale kwijting hebben verleend.
2.6.
Bij e-mailbericht van 9 mei 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] - verkort weergegeven - aan BNU meegedeeld dat pas sprake is van finale kwijting na de financiële eindafrekening en verzocht om een correcte afrekening, te weten:
  • een herberekening van het loon vanaf 24 oktober 2020, aangepast in verband met ervaringsjaren en indexering;
  • een eindafrekening van openstaande dagen en het vakantiegeld;
  • een overzicht van de dagen waarop [eiser01] ziek is geweest, waarbij BNU aangeeft hoe in die periode is betaald;
  • een overzicht van alle reiskilometers die [eiser01] heeft gemaakt en dat daarbij de
correcte vergoeding wordt voldaan;
- betaling voor de periode waarin [eiser01] in januari in de kost is geweest en
waarvoor nog geen betaling is ontvangen;
- een overzicht van alle door BNU betaalde en nog te betalen bedragen;
Daarbij is gevraagd om een en ander te voorzien van controleerbare en door de accountant van BNU geaccordeerde documenten.
2.7.
Naar aanleiding hiervan is per e-mail verder gecorrespondeerd tussen de gemachtigde van [eiser01] en (de gemachtigde van) BNU, waarin van haar zijde - verkort weergegeven - weersproken is dat [eiser01] een vordering heeft, en te kennen is gegeven dat diens vordering ongespecificeerd en niet onderbouwd is, en dat als er al een vordering is er geen reden is waarom die niet onder de finale kwijting zou vallen. Van de zijde van BNU is uiteengezet dat zij in haar administratie is nagegaan wat uitbetaald is aan [eiser01] gedurende het dienstverband, dat dit een hoger bedrag betreft dan waar [eiser01] van uitgaat, dat ook reiskosten zijn betaald en dat er een eindafrekening heeft plaatsgevonden. Daarnaast is te kennen gegeven dat geconstateerd is dat het bedrag van € 210,31 waarvan op 13 oktober 2021 een salarisspecificatie is verstrekt per abuis niet is uitbetaald. Op 8 september 2022 is dat bedrag alsnog overgemaakt naar de bankrekening van [eiser01] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser01] eist samengevat om BNU bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot:
betaling aan hem van € 3.075,44 netto aan loon en € 1.210,- aan kosten rechtsbijstand;
verstrekking aan hem van:
  • een herberekening van het loon vanaf 24 oktober 2020, aangepast in verband met ervaringsjaren en indexering;
  • een eindafrekening van openstaande dagen en het vakantiegeld;
  • een overzicht van de dagen waarop [eiser01] ziek is geweest, waarbij BNU aangeeft hoe in die periode is betaald;
  • een overzicht van alle reiskilometers die [eiser01] heeft gemaakt en dat daarbij de
correcte vergoeding wordt voldaan;
- betaling voor de periode waarin [eiser01] in januari in de kost is geweest en
waarvoor nog geen betaling is ontvangen;
- een overzicht van alle door BNU betaalde en nog te betalen bedragen;
3. verstrekking aan hem van een verklaring van een accountant dat deze opgave volledig en correct is, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat BNU nalaat geheel of gedeeltelijk aan dit oordeel te voldoen, met een maximum van € 50.000,-;
4. betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn eis ten grondslag dat geen correcte eindafrekening heeft plaatsgevonden na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen en dat hij nog € 3.075,44 netto aan loon tegoed heeft van BNU. Daarnaast is gevraagd om verstrekking van hetgeen hierboven onder 2 en 3 gevorderd is, waaraan niet is voldaan door BNU. Om voldoening buiten rechte te verkrijgen heeft hij kosten gemaakt, waarvoor een vergoeding van € 1.210,- aangewezen is, aldus [eiser01] .
3.3.
BNU is het niet eens met de eis en concludeert tot afwijzing ervan, met veroordeling van [eiser01] in de proces- en nakosten, met rente, of, als de eis (gedeeltelijk) wordt toegewezen, het toe te wijzen bedrag te verrekenen met € 529,32.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
BNU eist, samengevat en zo de kantonrechter begrijpt gelet op punt 19 en 22 van haar conclusie van antwoord, om - als in conventie wordt geoordeeld dat zij nog een bedrag dient te voldoen - [eiser01] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan haar van:
  • primair, € 488,52 aan boetes;
  • subsidiair, € 488,52 aan boetes en € 40,80 aan teveel uitbetaald loon tijdens ziekte;
  • en, zowel primair als subsidiair, de proces- en nakosten, met rente.
3.5.
BNU legt aan haar eis ten grondslag dat tijdens het dienstverband een auto ter beschikking is gesteld aan [eiser01] . In verband met het gebruik daarvan door [eiser01] zijn boetes opgelegd aan BNU. Die boetes met een gezamenlijk beloop van € 488,52 zijn nooit verhaald op [eiser01] . Daarom wordt dit bedrag gevorderd. Ook is gebleken dat aan [eiser01] teveel loon is uitbetaald tijdens ziekte, want het volledige loon in plaats van 90% daarvan. Het daarmee gemoeide bedrag van € 40,80 wordt als onverschuldigd betaald gevorderd.
3.6.
[eiser01] is het niet eens met de eis.
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
3.7.
De stellingen van partijen worden, voor zover nodig, bij de beoordeling van de vorderingen nader besproken.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Op grond van artikel 111 lid 2, aanhef en onder d, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het exploot van dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden. Na lezing daarvan moet het de rechter aanstonds duidelijk zijn op grond van welke feiten en juridische argumenten eiser recht heeft op hetgeen hij van gedaagde vordert. Zeker zou dat het geval moeten zijn in een op zichzelf genomen eenvoudige zaak zoals de onderhavige, waarin het in de kern gaat om de vraag welk bedrag verschuldigd is geworden, welk bedrag is betaald, en of er nog wat te betalen overblijft. Wat dit aangaat laat de dagvaarding te wensen over.
4.2.
[eiser01] stelt slechts dat BNU loon aan hem verschuldigd is. Het gaat volgens hem om € 3.075,44 netto. Bij de mondelinge behandeling heeft hij gezegd dat het achterstallig loon over de periode van januari tot en met mei 2021 betreft. Dit komt neer op ongeveer
€ 600,- per maand. Een bedrag waarvan je zou denken dat het opvalt en tot een reactie zou hebben geleid als het ondanks verschuldigdheid niet is uitbetaald. Gesteld noch gebleken is echter dat [eiser01] hierover tijdens het dienstverband heeft gerept en ook uit de met BNU gesloten beëindigingsovereenkomst blijkt niet dat [eiser01] toen de mening was toegedaan dat BNU nog een flink bedrag aan loon aan hem verschuldigd was. Dat geeft reeds te denken ten aanzien van de vordering.
4.3.
BNU heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij gedurende het dienstverband meer betaald heeft aan [eiser01] dan zij aan hem verschuldigd is geweest. Er zijn bij dagvaarding al salarisspecificaties overgelegd en BNU heeft nieuwe salarisspecificaties laten opmaken en in het geding gebracht, waaruit kan worden opgemaakt welke loonbedragen met emolumenten en vergoedingen BNU meent verschuldigd te zijn geweest aan [eiser01] . Er zijn ook betaalbewijzen overgelegd waaruit blijkt welke bedragen BNU aan hem heeft uitbetaald. Tevens is een overzicht verstrekt met de optelsom van de gedane betalingen. Voorts is onderbouwd met stukken aangevoerd dat te hoog loon betaald is tijdens ziekte van [eiser01] en dat aan BNU boetes zijn opgelegd veroorzaakt door [eiser01] bij het gebruik van de aan hem beschikbaar gestelde auto, terzake waarvan BNU zich beroept op verrekening. Op basis van hiervan heeft BNU gesteld niets meer verschuldigd te zijn aan [eiser01] . Integendeel, [eiser01] is haar geld verschuldigd, aldus BNU.
4.4.
Gelet op dit verweer had het op de weg van [eiser01] gelegen om zijn vordering nader te onderbouwen. Dat is niet gebeurd. [eiser01] heeft ook niet goed uitgelegd wat er niet klopt aan hetgeen van de zijde van BNU naar voren is gebracht. Dat [eiser01] niet heeft kunnen overzien welke betalingen verricht zijn, kan - zonder nadere motivering, die ontbreekt - niet gevolgd worden, want het is hooguit een kwestie van controleren op de bankrekening of de door BNU genoemde bedragen zijn bijgeschreven. Het verweer van BNU levert reden op om te twijfelen aan de vordering van [eiser01] . Thans staat niet vast dat BNU nog loon verschuldigd is aan [eiser01] . Daarom wordt het gevorderde onder 1 afgewezen. Dat lot treft ook de daarmee samenhangende nevenvordering die ziet op de buitengerechtelijke kosten.
4.5.
Hetzelfde geldt voor het gevorderde onder 2 en 3 wegens gebrek aan belang, mede omdat [eiser01] al beschikt over de relevante stukken betreffende loonbetalingen en vergoedingen voor gemaakte kosten. Ten aanzien van wat gevorderd is onder 2, in de op één en twee na laatste gedachtestreepjes, wordt overwogen dat onvoldoende is gesteld om tot een veroordeling te komen van BNU in verband met gemaakte reiskilometers en een periode waarin [eiser01] ergens in de kost zou zijn geweest.
4.6.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van BNU tot vandaag vast op € 747,- aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die BNU maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen, op de wijze hieronder vermeld.
in voorwaardelijke reconventie
4.7.
Een beoordeling hiervan blijft achterwege omdat de voorwaarde waaronder de eis is ingesteld, niet is vervuld, zodat er geen eis in reconventie is. Een proceskostenveroordeling is dus ook niet aan de orde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten die aan de kant van BNU tot vandaag worden vastgesteld op € 747,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af;
in voorwaardelijke reconventie
5.5.
stelt vast dat er geen eis ter beoordeling voorligt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
465