In deze arbeidszaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en BNU Groep B.V. [eiser01] vorderde betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen, terwijl BNU zich verweerde met de stelling dat zij meer had betaald dan verschuldigd. De procedure begon met een dagvaarding op 22 september 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 februari 2023. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat [eiser01] een uitzendovereenkomst had met BNU, die op 31 mei 2021 was beëindigd. [eiser01] stelde dat hij nog een bedrag van € 3.075,44 aan loon tegoed had, terwijl BNU aanvoerde dat er een correcte eindafrekening had plaatsgevonden en dat er geen bedragen meer verschuldigd waren. De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] zijn vordering niet voldoende had onderbouwd en dat BNU had aangetoond dat zij meer had betaald dan [eiser01] had geclaimd. De vordering van [eiser01] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van BNU. De voorwaardelijke reconventionele vordering van BNU werd niet beoordeeld omdat de voorwaarde niet was vervuld.