ECLI:NL:RBROT:2023:3932

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
ROT 21/2365
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de opgelegde boete aan een slachthuis wegens onvoldoende welzijnsbeoordeling van dieren bij aankomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 wordt het beroep van eiseres, een slachthuis, tegen een opgelegde boete van € 2.500,- beoordeeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens een overtreding van de Wet dieren. De rechtbank behandelt de feiten rondom de zaak, waarbij eiseres wordt verweten dat zij de welzijnsomstandigheden van een rund bij aankomst in het slachthuis niet of onvoldoende heeft beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de minister zijn besluit heeft gebaseerd op een rapport van bevindingen van een toezichthouder van de NVWA, waarin wordt beschreven dat het rund bij aankomst pijn had aan de rechter achterpoot en niet kon steunen. Eiseres betwist de bevindingen en stelt dat er geen specifieke welzijnsbehoeften waren, maar de rechtbank oordeelt dat de welzijnsbeoordeling onvoldoende is geweest. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en dat de boete terecht is opgelegd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2365

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: G. van Selm MSc.),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. L.C.M. Harteveld).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde boete van € 2.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 11 december 2020 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 25 maart 2021 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam], en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam], toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
1.4.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder gevraagd om een reactie op een door eiseres in beroep overgelegd stuk van 13 mei 2020. Die heeft verweerder bij brief van 13 januari 2023 gegeven. Daarop heeft eiseres gereageerd bij brief van 30 januari 2023 en verweerder heeft daar weer op gereageerd bij brief van 13 februari 2023. Met instemming van partijen heeft de rechtbank daarna het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 18 mei 2022 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding: 14 mei 2020, omstreeks 08:00 uur.
Ik heb in het bedrijf aangesproken en ben met naam en functie bekend bij: [naam]; functie: exploitant.
Tijdens mijn inspectie / AM-keuring bevond ik mij in de stallen van [eiseres]
Ik zag daar dat het rund NL [nummer] (foto 1) lag in de stal en, nadat het moeizaam was opgestaan, zodanig pijnlijk was aan de rechter achterpoot dat het op deze poot niet meer kon steunen. Ik zag dat het rund een duidelijk zichtbare zwelling vertoonde aan het rechter kniegewricht hetgeen wijst op een gewrichtsontsteking en ik zag dat de spieren van de rechter achterpoot dunner en minder krachtig (spieratrofie) waren geworden als gevolg van het feit dat het rund minimaal meerdere dagen last heeft gehad van deze aandoening (foto 2). Deze pijnlijke ontsteking was al aanwezig voor het transport van dit rund, aangezien het rund is aangevoerd op 14-05-2020, hetgeen blijkt uit de afleverlijst van de Veemarkt [plaats] (zie bijlage afleverlijst Veemarkt [plaats]).
Alle 25 dieren van de bijgevoegde afleverlijst zijn voordat ik arriveerde om de AM-keuring uit te voeren op het slachthuis afgeleverd. Het lossen en opstallen had al plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van het slachthuis. Bij dit lossen moet opgevallen zijn dat dit rund erg slecht liep en dat het welzijnstechnisch aandacht behoefde. De welzijnscheck door het slachthuis gebeurt op het moment dat een slachthuis een dier aanvaardt in de stallen. Het slachthuis dient dieren die om welzijnsredenen aandacht behoeven apart te zetten en de Officiële Dierenarts bij de eerstvolgende gelegenheid daarvan op de hoogte te stellen.
Ik zag een rund in de stallen dat eerder was aangevoerd en dat bij aankomst op het slachthuis specifieke welzijnsbehoeften had waarin echter niet was voorzien. De beoordeling van het welzijn bij aankomst had niet plaatsgevonden of had niet geleid tot maatregelen om in die behoeften te voorzien. Het rund kon namelijk vanwege een pijnlijke gewrichtsontsteking niet steunen op de rechter achterpoot. Doordat er bij aankomst door het slachthuis niet direct maatregelen zijn getroffen om het rund uit haar lijden te verlossen, werd het rund niet elke vermijdbare vorm van pijn en lijden bespaard.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De bedrijfsexploitant waarborgt niet dat de in bijlage III opgenomen operationele voorschriften voor slachthuizen in acht worden genomen, namelijk dat de welzijnsomstandigheden van elke zending dieren systematisch bij aankomst worden beoordeeld door de functionaris voor het dierenwelzijn of door een persoon die rechtstreeks aan die functionaris rapporteert om de prioriteiten in kaart te kunnen brengen, met name door te bepalen welke dieren specifieke welzijnsbehoeften hebben en welke maatregelen genomen dienen te worden om in die behoeften te voorzien. Hierdoor wordt er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 5.8, van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3, eerste lid, artikel 15, eerste lid, en Bijlage III, punt 1.1, van Verordening 1099/2009 [1] .
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 2.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat de systematische welzijnsbeoordeling wel is uitgevoerd en dat de overtreding dus niet is begaan. Het dier had geen specifieke welzijnsbehoeften. Uit het register van de veemarkt blijkt dat een NVWA-dierenarts voor het transport geen afwijkingen bij dit rund heeft geconstateerd en dus transportwaardig heeft beoordeeld. Daarnaast wijst eiseres op werkvoorschrift K-RV-AM-WV04 en voert aan dat de toezichthouder toestemming tot slachten heeft gegeven zonder verdere aanwijzingen en dat hij het dier dus niet in een andere categorie dan categorie 1 heeft ingedeeld. Dit wijst erop dat de toezichthouder niet dacht aan een acute ontsteking. Als de toezichthouder daar wel aan dacht dan zou hij volledig nalatig zijn geweest bij de AM-keuring en nadien aangezien de lichaamstemperatuur van het dier niet is opgenomen, er geen aanwijzingen zijn gegeven voor de slacht en daarover ook niets op de registratielijsten is vastgelegd. Uit het werkvoorschrift ‘Procedure AM-werkzaamheden voor Roodvlees’ volgt dat de toezichthoudend dierenarts klinische bevindingen bij de AM-keuring moet registeren op de Verzamelstaat Onderzoek Slachtdieren (de VOS-lijst), maar dit rund komt op die lijst niet voor. Ook bij de PM-keuring is blijkbaar geen pathologische afwijking geconstateerd aangezien daarover niets op de VOS-lijsten is terug te vinden en evenmin is op die lijsten vermeld dat de officiële assistent opdracht heeft gegeven om ongeschikte delen te verwijderen. Verweerder stelt dat het rund met voorrang is geslacht maar dit strookt niet met het gegeven dat het dier pas als nummer 24 (1,5 uur later) is geslacht en ook niet met het gegeven dat uit de documenten niet blijkt dat het rund als categorie 2 is ingedeeld, aldus eiseres.
6.1.
In punt 1.1 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 staat:
“De welzijnsomstandigheden van elke zending dieren worden systematisch bij aankomst beoordeeld door de functionaris voor het dierenwelzijn of door een persoon die rechtstreeks aan die functionaris rapporteert om de prioriteiten in kaart te kunnen brengen, met name door te bepalen welke dieren specifieke welzijnsbehoeften hebben en welke maatregelen genomen dienen te worden om in die behoeften te voorzien.”
Anders dan eiseres lijkt te stellen schrijft punt 1.1 niet alleen voor dat er een welzijnsbeoordeling moet plaatsvinden maar ook dat die beoordeling volledig en juist wordt uitgevoerd. Als blijkt dat een dier specifieke welzijnsbehoeften heeft terwijl bij de welzijnsbeoordeling geen bijzonderheden ten aanzien van dit dier zijn opgemerkt en geen nadere maatregelen zijn genomen, moet worden geconcludeerd dat de welzijnsbeoordeling onvoldoende is geweest en dat dus niet is voldaan aan punt 1.1. Bovendien leidt een onzorgvuldige, onjuiste of onvoldoende welzijnsbeoordeling ertoe dat een dier niet elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard, zoals artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 voorschrijft.
6.2.
Volgens de toezichthoudend dierenarts had een rund bij aankomst op het slachthuis specifieke welzijnsbehoeften waarin niet was voorzien. In het rapport van bevindingen staat dat de toezichthouder zag dat het rund moeizaam opstond, pijn had aan de rechter achterpoot, op die poot niet kon steunen, dat het een duidelijk zichtbare zwelling had (wat wijst op een gewrichtsontsteking) en dat sprake was van spieratrofie.
6.3.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168, mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
6.4.
De rechtbank vindt de beschrijvingen in het rapport van bevindingen voldoende duidelijk en ziet op zichzelf geen reden om aan de juistheid ervan te twijfelen. Eiseres betwist echter de conclusies van de toezichthouder en voert daartoe een aantal punten aan waaruit volgens haar moet worden geconcludeerd dat bij dit dier geen sprake was van bijzondere welzijnsbehoeften en/of medische afwijkingen. De rechtbank zal die punten hierna beoordelen.
6.4.1.
Eiseres wijst erop dat het rund niet voorkomt op een Register van de veemarkt in [plaats]. [2] Op dit register staan opmerkingen van een NVWA-dierenarts over de gezondheidstoestand en transportwaardigheid van een aantal runderen op 13 mei 2020, maar het betreffende rund uit het rapport van bevindingen komt daarop niet voor. Naar het oordeel van de rechtbank kan daaruit echter niet worden geconcludeerd - zoals eiseres doet - dat een dag voor aankomst op het slachthuis een NVWA-dierenarts het dier transportwaardig heeft beoordeeld en geen afwijking heeft geconstateerd. Verweerder heeft namelijk in de brieven van 13 januari 2023 en 13 februari 2023 voldoende toegelicht dat op een verzamelcentrum een toezichthoudend dierenarts alleen een welzijnscontrole verricht bij runderen die worden geëxporteerd en niet bij runderen die binnen Nederland worden afgevoerd. Uit het NVWA Handboek Verzamelcentrum levende dieren, waarnaar eiseres verwijst, volgt wel dat dieren voor binnenlandse afvoer moeten worden aangemeld bij de NVWA, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat dieren voor binnenlandse afvoer ook een welzijnscontrole ondergaan. Het is dus niet aannemelijk dat het betreffende rund (bestemd voor binnenlandse afvoer) door de NVWA-dierenarts op het verzamelcentrum is beoordeeld en dus vormt het register met de bevindingen van die dierenarts geen aanwijzing dat het betreffende rund (een dag eerder) geen specifieke welzijnsbehoeften had.
6.4.2.
Eiseres heeft ook gewezen op de bij het rapport van bevindingen gevoegde VOS-lijst waarop het betreffende rund niet wordt vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter ook daaruit niet worden geconcludeerd dat het rund geen specifieke welzijnsbehoeften (vanwege een gewrichtsontsteking) had. De toezichthoudend dierenarts heeft op de zitting toegelicht dat op een VOS-lijst alleen dieren worden geregistreerd die de officiële dierenarts bij de AM-keuring niet goedkeurt om te worden geslacht voor menselijke consumptie en dieren waarover de officiële assistent geen keuringsbeslissing mag geven en door de officiële dierenarts moeten worden beoordeeld. De toezichthouder heeft verklaard dat hij het rund bij de AM-keuring heeft beoordeeld en toestemming tot slacht heeft gegeven. Die AM-keuringsbeslissing hoefde dus niet op de VOS-lijst te worden geregistreerd. De toezichthouder heeft verklaard dat hij wel richting het slachthuis heeft aangegeven dat het rund vanwege welzijnsbehoeften met voorrang moest worden geslacht, maar voor de rechtbank is voldoende duidelijk dat ook die mededeling niet op de VOS-lijst hoefde te worden geregistreerd. Op de VOS-lijst kan worden geregistreerd in welke AM-categorie een dier door de toezichthoudend dierenarts wordt ingedeeld, zoals volgt uit het werkvoorschrift K-RV-AM-WV04 waarnaar eiseres heeft verwezen. Maar de toezichthoudend dierenarts heeft toegelicht dat die categorieën zien op de hygiëne bij het slachtproces en dus een slachtbeslissing zijn maar geen welzijnsbeslissing. Een beslissing dat een dier vanwege welzijnsbehoeften met voorrang moet worden geslacht hoeft dus ook niet op de VOS-lijst te worden geregistreerd. Ten aanzien van de slachtvolgorde heeft eiseres nog gewezen op de Slachtlijst van het slachthuis waarop dit rund volgnummer 24 heeft gekregen maar daaruit kan de rechtbank niet concluderen dat het rund niet met voorrang zou zijn geslacht, laat staan dat de toezichthoudend dierenarts daartoe geen opdracht zou hebben gegeven.
6.4.3.
Eiseres wijst er ook op dat uit de VOS-lijst en de Slachtlijst van het slachthuis niet blijkt dat het karkas van dit rund is opgeknapt of daartoe opdracht is gegeven. De toezichthoudend dierenarts heeft toegelicht dat de ontsteking in dit geval was ingekapseld in het gewricht en dat daarom de kans dat er wat zou gebeuren bij het slachtproces nihil was. De vastgestelde ontsteking aan het kniegewricht had dus geen invloed op de hygiëne bij het slachtproces en hoefde geen belemmering te vormen om het karkas geschikt te achten voor menselijke consumptie. Ook daarom hoefde dit rund niet op de VOS-lijst te worden vermeld. De officiële assistent kan bij het geschikt achten van een karkas voor menselijke consumptie wel opdracht geven om lokale afwijkingen op te knappen. Maar de toezichthoudend dierenarts heeft op de zitting toegelicht dat dit niet op de VOS-lijst hoeft te worden geregistreerd. Op de Slachtlijst wordt wel geregistreerd als het gewicht van het vlees vanwege het opknappen wordt gecorrigeerd en bij het betreffende rund is geen correctie vermeld. Maar zoals ter zitting besproken is het mogelijk dat er zodanig weinig vlees is afgesneden dat er geen correctie hoefde plaats te vinden. Daarnaast is van belang dat het opknappen wordt gedaan in het kader van de geschiktheid van het vlees en dus ook in zoverre niet direct wat zegt over het welzijn van een dier.
6.5.
Uit het voorgaande volgt dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen reden voor de rechtbank vormt om te twijfelen aan de bevindingen van de toezichthouder. Het door eiseres aangevoerde ziet met name op punten die de hygiëne in het slachtproces en de geschiktheid en kwaliteit van het vlees betreffen, terwijl het hier gaat om het welzijn van het dier. Voor de rechtbank staat voldoende vast dat een rund in de stal op het slachthuis van eiseres specifieke welzijnsbehoeften had vanwege een ontsteking aan een kniegewricht, dat eiseres daarin niet heeft voorzien en dat eiseres de welzijnscontrole dus niet of onvoldoende heeft uitgevoerd.
6.6.
Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en was bevoegd daarvoor een boete op te leggen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden heeft gericht tegen de hoogte van de boete. Evenmin is de rechtbank gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van een boete.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden
2.Bijlage 4 bij het bezwaarschrift