Op 26 april 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een mondeling spoedverzoek van de Raad voor de Kinderbescherming behandeld. Het verzoek betrof de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], die op dat moment bij de moeder woonde. De Raad verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden, omdat er een ernstig vermoeden bestond dat de grond voor een ondertoezichtstelling was vervuld, zoals vastgelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] recentelijk in het ziekenhuis was opgenomen met een gebroken arm, waarbij vermoed werd dat dit letsel was toegebracht. De situatie was gecompliceerd door het feit dat de minderjarige ook bij een nieuwe gastouder verbleef, wat de onzekerheid over de oorzaak van het letsel vergrootte. Ondanks dat de eerste indruk was dat er geen zorgen waren over de ouders, was het noodzakelijk om de situatie verder te onderzoeken, aangezien de minderjarige niet voor zichzelf kan opkomen.
De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 26 april 2023 tot 26 juli 2023. De Raad, de gecertificeerde instelling en de belanghebbenden zullen worden gehoord op een zitting op 9 mei 2023. De beslissing is mondeling gegeven door de kinderrechter en vastgelegd in de beschikking, die in aanwezigheid van de griffier is uitgesproken op 28 april 2023.