ECLI:NL:RBROT:2023:3721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
10207681
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van hoofdsom en bijkomende kosten in het kader van een financial leaseovereenkomst na total loss van de auto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Volkswagen Pon Financial Services B.V. en [gedaagde01] betreffende een financial leaseovereenkomst. De eiser, Volkswagen, vorderde betaling van een bedrag van € 21.641,50 van de gedaagde, [gedaagde01], na het total loss raken van een geleasede auto. De partijen hadden op 3 december 2020 een leaseovereenkomst gesloten, waarbij [gedaagde01] zich verplichtte om gedurende 60 maanden het aankoopbedrag en kredietvergoeding te betalen. Door de brand op 5 december 2020 werd de auto total loss, wat leidde tot de eis van Volkswagen om het resterende bedrag in één keer te betalen. De kantonrechter heeft de vordering van Volkswagen toegewezen, aangezien [gedaagde01] de eis niet betwistte.

Daarnaast vorderde Volkswagen vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, die ook werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat Volkswagen recht had op vergoeding van deze kosten, omdat er ten minste één aanmaning was verstuurd. De berekening van de buitengerechtelijke kosten werd echter gecorrigeerd, waarbij rekening werd gehouden met een eerdere betaling van [gedaagde01]. De kantonrechter heeft ook de wettelijke handelsrente toegewezen, maar niet over de buitengerechtelijke kosten, omdat Volkswagen niet had aangetoond dat deze kosten al waren betaald aan haar gemachtigde.

Tot slot werd [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.577,71. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kantonrechter moedigde [gedaagde01] aan om contact op te nemen met Volkswagen voor een mogelijke betalingsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10207681 CV EXPL 22-35778
datum uitspraak: 28 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Volkswagen Pon Financial Services B.V., die handelt onder de naam
DutchFinance,
vestigingsplaats: Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[bedrijf01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Atceken-Ata.
De partijen worden hierna ‘Volkswagen’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 november 2022, met bijlagen;
  • de akte vermindering eis van Volkswagen;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de repliek;
  • de dupliek, met bijlagen.

2.De beoordeling

Wat hebben partijen afgesproken?
2.1.
Op 3 december 2020 hebben Volkswagen en [gedaagde01] een financial leaseovereenkomst met elkaar gesloten. Op basis van die overeenkomst heeft Volkswagen een bedrijfsauto aan [gedaagde01] in gebruik gegeven. Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde01] in 60 maanden het aankoopbedrag van die auto en een kredietvergoeding aan Volkswagen zou betalen. Aan het einde van deze periode zou de auto het eigendom zijn van [gedaagde01] . Zover is het echter niet gekomen.
[gedaagde01] moet € 21.641,50 aan Volkswagen betalen
2.2.
Op 5 december 2020 is de auto uitgebrand en daardoor total loss geraakt. Het gevolg daarvan is dat [gedaagde01] in één keer het restant van het aankoopbedrag en de kredietvergoeding aan Volkswagen moet betalen. Dat staat in de algemene voorwaarden die van toepassing zijn (artikel 5). Volgens Volkswagen gaat het om een bedrag van € 21.641,5‬0 (€ 24.341,80 - € 2.700,30). Zij eist dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan haar te betalen. [gedaagde01] betwist dit niet. Deze eis wordt daarom toegewezen.
[gedaagde01] moet de bijkomende kosten betalen
2.3.
[gedaagde01] heeft in het algemeen aangevoerd dat hij het financieel zwaar heeft, maar dat Volkswagen desondanks geen betalingsregeling met hem wilde treffen. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde01] daarom vindt dat hij alle bijkomende kosten niet hoeft te betalen. Dit verweer slaagt niet. Het uitbranden van de auto en de moeilijke financiële situatie die daardoor is ontstaan, zijn uiteraard heel vervelend voor [gedaagde01] , maar dit betekent niet dat Volkswagen geen recht heeft op vergoeding van de kosten die zij maakt. Het betekent ook niet dat Volkswagen deze procedure niet had mogen starten. Volkswagen is namelijk niet verplicht om een regeling met [gedaagde01] te treffen (artikel 6:29 BW).
[gedaagde01] moet € 649,62 aan buitengerechtelijke kosten betalen
2.4.
Volkswagen eist een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten die zij heeft gemaakt. Deze eis wordt toegewezen. Er is namelijk geen discussie over dat Volkswagen tenminste één aanmaning heeft verstuurd aan [gedaagde01] . Dat is al voldoende voor toewijzing van deze eis.
2.5.
Volkswagen heeft de vergoeding die zij eist berekend over een bedrag van € 21.920,24. Dat is onjuist, omdat bij dit bedrag ook rente is inbegrepen. De vergoeding moet alleen worden berekend op basis van de hoofdsom die op het moment van de aanmaning open stond (artikel 2 Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten), dus over € 21.641,50. Dat komt neer op een vergoeding van € 991,42.
2.6.
De btw daarover van € 208,20 wordt ook toegewezen. Volkswagen heeft namelijk in de repliek aangevoerd dat zij die niet kan verrekenen en [gedaagde01] heeft dat in de dupliek niet betwist.
2.7.
Na de dagvaarding heeft [gedaagde01] in ieder geval nog € 550,- betaald. Dit bedrag wordt van de buitengerechtelijke kosten afgetrokken (artikel 6:44 BW). Dat betekent dat € 649,62 aan buitengerechtelijke kosten (inclusief btw) wordt toegewezen (€ 991,42 + € 208,20 - € 550,-). In de dupliek heeft [gedaagde01] aangevoerd dat hij na de repliek nog een bedrag van € 250,- heeft betaald. Volkswagen heeft geen kans gehad om daarop te reageren. Met deze betaling wordt daarom geen rekening gehouden. Als Volkswagen die betaling heeft ontvangen, dan moet die (uiteraard) nog van het bedrag van € 649,62 worden afgetrokken.
[gedaagde01] moet vanaf 28 december 2021 handelsrente betalen
2.8.
Volkswagen eist dat [gedaagde01] ook wordt veroordeeld om wettelijke handelsrente te betalen. Deze eis wordt toegewezen, omdat dit is gebaseerd op de algemene voorwaarden (artikel 4 en 5) en de wet (artikel 6:119a BW).
2.9.
Volgens Volkswagen bedraagt de rente berekend tot en met 28 december 2021 € 278,74. Zij heeft echter niet duidelijk gemaakt hoe ze dit heeft berekend. In de stukken staat namelijk niet vanaf weer [gedaagde01] volgens Volkswagen in verzuim verkeert. Omdat Volkswagen onvoldoende gesteld heeft kan de kantonrechter dit deel van de vordering niet toewijzen.
2.10.
Volkswagen eist daarnaast € 1.484,57 aan rente vanaf 28 december 2021 tot en met 2 november 2022. [gedaagde01] heeft niet betwist dat hij op 28 december 2021 in verzuim verkeerde. De rente is dus toewijsbaar vanaf die datum. Volkswagen heeft de rente ook berekend over de rente tot en met 28 december 2021. Die rente wordt echter afgewezen. Daarom is het bedrag van € 1.484,57 niet (volledig) toewijsbaar. De handelsrente wordt in plaats daarvan toegewezen vanaf 28 december 2021.
2.11.
Deze rente wordt uitsluitend toegewezen over de hoofdsom van € 21.641,50. De rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat Volkswagen die kosten al aan haar gemachtigde heeft betaald. De rente over rente is pas toewijsbaar na een jaar (artikel 6:119a lid 3 BW). Daarvan was op het moment van dagvaarden nog geen sprake, zodat over de rente geen rente wordt toegewezen.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen
2.12.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Volkswagen tot vandaag vast op € 135,71 aan dagvaardingskosten, € 1.384,- aan griffierecht en € 1.058,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 529,-). Dit is totaal € ‭2.577,71‬. Voor kosten die Volkswagen maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). ‬‬‬‬‬‬
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
Betalingsregeling
2.14.
In het verleden was Volkswagen bereid om een betalingsregeling met [gedaagde01] af te spreken. Wellicht is die bereidheid er nog steeds. Het ligt op de weg van [gedaagde01] om hierover contact op te nemen met Volkswagen, of haar gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Volkswagen te betalen € ‭‭22.291,12‬‬, met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 21.641,50 vanaf 28 december 2021 tot de dag van volledige betaling;‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Volkswagen tot vandaag worden vastgesteld op € 2.577,71;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
33394