Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[horecagelegenheid01],
1.De procedure
- het verzoekschrift, ontvangen op 27 maart 2023;
- het verweerschrift, met een zelfstandig verzoek, ontvangen op 7 april 2023;
- het verweerschrift tegen het zelfstandig verzoekschrift, ontvangen op 17 april 2023;
- de door partijen ingediende stukken.
2.Het geschil
3.De beoordeling
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster01] (artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW). Als dat zo is, krijgt [verweerster01] geen transitievergoeding.
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster01] is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake, net zomin als sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker01] . In oktober 2022 is tussen partijen een geschil ontstaan over op welk loon [verweerster01] op grond van haar arbeidsovereenkomst recht had. Dit conflict is in de loop van de daaropvolgende maanden fors geëscaleerd. Daarover vallen beide partijen verwijten te maken, en partijen zijn niet in staat gebleken hun conflict op redelijke wijze op te lossen. Het begint er weliswaar mee dat [verzoeker01] als horeca-werkgever moet weten op welke wijze hij het loon moet uitbetalen als hij een jaarurennorm van gemiddeld 24 uur per week afspreekt en hij moet daar ook naar handelen door op correcte wijze het loon uit te betalen, maar dat [verzoeker01] bij de start van het conflict handelde met de bedoeling [verweerster01] bewust te benadelen is niet gebleken. De door [verweerster01] ingeschakelde ‘mediator’ heeft de situatie vervolgens geen goed gedaan door in een gesprek op 12 december 2022, binnen de paar minuten dat het gesprek volgens beide partijen duurde, te dreigen met het doen van aangifte wegens bedreiging of intimidatie, als [verzoeker01] niet volledig tegemoet zou komen aan de looneisen van [verweerster01] . Het is daarna van kwaad tot erger gegaan. [verzoeker01] gaf er met een op non-actiefstelling en voorstellen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen bijvoorbeeld blijk van niet met [verweerster01] verder te willen en dat hij niet meteen uitvoering gegeven heeft aan het door de kortgedingrechter gewezen vonnis van 21 maart 2023 past een werkgever ook niet. Daartegenover staat dat tussen partijen na de kort geding uitspraak nog wel overleg geweest is over de hoogte van het uit te betalen achterstallig loon uit hoofde van het vonnis. Daarin was ook geen concreet bedrag aan achterstallig loon toegewezen, [verweerster01] had namelijk volstaan met een vordering tot betaling van ’het (achterstallig) loon’. Ter zitting is door (de advocaat van) [verzoeker01] overigens toegezegd dat het achterstallige loon zo spoedig mogelijk zal worden uitbetaald.
ernstigverwijt te maken. De lat voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen ligt hoog en die hoge lat is hier niet gehaald. De actie van de een lokte een reactie van de ander uit en dat is niet meer gestopt en van kwaad tot erger gegaan. Een en ander betekent dat [verweerster01] wel recht heeft op een transitievergoeding, maar geen recht op een billijke vergoeding. Een billijke vergoeding is immers alleen aan de orde als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 aanhef en onder c BW) en daarvan is geen sprake.