ECLI:NL:RBROT:2023:3530

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
C/10/632790 / HA ZA 22-89
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid vervoerder en verzekeraar bij verlies van lading tijdens internationaal transport

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon Ultrespa Spolka z ograniczoną odpowiedzialnością, gevestigd in Warschau, en twee gedaagden, waaronder een vervoerder en diens aansprakelijkheidsverzekeraar. Ultrespa had de vervoerder, [gedaagde01], opdracht gegeven om een zending zonnepanelen van Rotterdam naar Wittstock (Duitsland) te vervoeren. De goederen zijn echter niet afgeleverd, wat Ultrespa noopte tot het indienen van een vordering tegen zowel de vervoerder als de verzekeraar, Colonnade Insurance Society. De rechtbank verleende verstek tegen [gedaagde01] omdat deze niet was verschenen en oordeelde dat de vervoerder aansprakelijk was voor het verlies van de lading op basis van artikel 17 lid 1 van de CMR. De rechtbank concludeerde dat de vervoerder niet kon aantonen dat hij aan zijn zorgplicht had voldaan, waardoor hij aansprakelijk bleef voor de schade. De vordering tegen Colonnade werd afgewezen, omdat de rechtbank vaststelde dat de polisvoorwaarden niet waren nageleefd, waardoor er geen dekking bestond voor de schade. Ultrespa werd in de proceskosten veroordeeld, terwijl [gedaagde01] aansprakelijk werd gesteld voor de schade aan VBT, de opdrachtgever van Ultrespa.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/632790 / HA ZA 22-89
Vonnis van 19 april 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ULTRESPA SPOLKA Z OGRANICZONA ODPOWIEDZIALNOSCIA,
gevestigd te Warschau (Polen),
eiseres,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde01] ,

wonende te Belecin (Polen),
gedaagde,
niet verschenen,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
COLONNADE INSURANCE SOCIETY ANONYME ODDZIAL,
gevestigd te Warschau (Polen),
gedaagde,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg te Rotterdam.
Partijen worden hierna Ultrespa, [gedaagde01] en Colonnade genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens incidentele vordering tot voeging;
  • de brief van de rechtbank van 3 augustus 2022 waarin partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende akte tot referte in het voegingsincident, met producties 1 tot en met 4;
  • de mondelinge behandeling op 12 december 2022 (gevoegd met de bodemzaak C/10/627877 HA ZA 21-948 en vrijwaringszaak C/10/639925 HA ZA 22-478) en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van mr. van Rossenberg.
1.2.
De zaak is na ontvangst van de dagvaarding verwezen naar de parkeerrol, omdat het certificaat van betekening (artikel 10 EG Verordening nr. 1393/2007), waaruit blijkt dat de dagvaarding juist is betekend aan [gedaagde01] , ontbreekt. Ultrespa heeft op 4 juli 2022 een verzoek gedaan om de zaak op te brengen op de rol van 27 juli 2022 voor het nemen van een conclusie van antwoord door Colonnade. Colonnade heeft hiertegen bezwaar gemaakt omdat op dat moment geen verstek tegen [gedaagde01] was verleend. De rechtbank heeft het verzoek van Ultrespa om proceseconomische redenen toegewezen en de zaak weer op de rol van 17 augustus 2022 gebracht voor conclusie van antwoord aan de zijde van Colonnade.
1.3.
De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat voldaan is aan de in artikel 19 lid 2 van de EG-betekeningsverordening genoemde voorwaarden. Dit artikel geeft - kort gezegd - aan elke lidstaat de bevoegdheid om te verklaren dat zijn rechters onder de in dat lid gestelde vereisten mogen afwijken van de in het eerste lid van artikel 19 genoemde voorwaarden.
Overeenkomstig de EG-betekeningsverordening heeft Ultrespa twee afschriften van het exploot van dagvaarding van 6 oktober 2021 en de vertaling daarvan in de Poolse taal via een gerechtsdeurwaarder (de bevoegde verzendende instantie) doen verzenden aan [naam01] dla Warszawy (de bevoegde ontvangende instantie).
De ontvangende instantie heeft op 13 oktober 2021 overeenkomstig artikel 6 lid 1 van de EG-betekeningsverordening de ontvangst van de aanvraag aan de deurwaarder bevestigd. Nu vaststaat dat de dagvaarding door de Nederlandse Centrale Autoriteit al in 2021 op een in de EG-betekeningsverordening geregelde wijze is verzonden (het stuk is conform artikel 14 van de verordening aangetekend verzonden), inmiddels anderhalf jaar is verstreken en desondanks geen bewijs van betekening kon worden verkregen, is aan de in artikel 19 lid 2 van de EG-betekeningsverordening genoemde voorwaarden voldaan en kan verstek worden verleend aan [gedaagde01] . Dat is gebeurd op de rol per datum van 5 april 2023.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Ultrespa heeft omstreeks 17 mei 2020 van Suntech/VBT Transport B.V. (hierna: VBT) de opdracht ontvangen om een zending van “780 PCS Solar Modules, 26 PLT (outer) 19344,0 KF” over de weg van Rotterdam naar Wittstock (Duitsland) te vervoeren (hierna: het transport). Ultrespa heeft de opdracht aan [gedaagde01] gegeven, die op zijn beurt de opdracht aan Cargo Sped GmbH heeft gegeven.
2.2.
Blijkens de ondertekende CMR-vrachtbrief zijn de goederen op 18 mei 2020 in het Europoortgebied in ontvangst genomen door de vervoerder. Op 22 mei 2020 is geconstateerd dat de goederen niet bij de geadresseerde zijn afgeleverd.
2.3.
Colonnade is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagde01] . In de polis is, voor zover van belang, de volgende bepaling opgenomen:

Carrier's liability insurance subcontractors clause
Colonnade Insurance S.A. Branch in Poland (hereinafter referred to as Colonnade) covers with insurance protection losses occurring as a result of the Insured's liability for the direct carrier-subcontractor and further carriers (successive ones) during the performance of the concluded contract of carriage under the provisions of law.
Therefore, the Insured, using subcontractors in performing the contract of carriage, is obliged to select such transport companies which:
- conduct business activities in the territory of the Republic of Poland on the basis of an entry in the Register of Business Activity or an entry in the Register of Entrepreneurs (KRS),
- have experience in this type of business,
- have the licenses, concessions and /or permits required by law to conduct this type of activity,
- have their own road carrier civil liability insurance with full coverage (meaning no exclusions of the insurer's liability for damages consisting in theft or robbery and no exclusions of protection for the selected type of property accepted for transport and/or forwarding) and the amount insured corresponding to the value of the property accepted for transport and/or forwarding,
[…]”
2.4.
In de polis wordt verwezen naar de algemene voorwaarden. Hierin staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“ARTICLE 4
Exclusions and limitations of liability
1. Colonnade shall not be liable for losses caused by:
1) wilful misconduct or gross negligence of the Insured or persons for whom the Insured bears responsibility;
[…]
ARTICLE 11
Procedure in the event of occurrence of loss
[…]”
2.5.
VBT en haar verzekeraars hebben Ultrespa en Generali (de aansprakelijkheidsverzekeraar van Ultrespa) op 17 mei 2021 gedagvaard voor het verlies van de goederen (kenmerk C/10/627877 21-948).

3..Het geschil

3.1.
Ultrespa vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat gedaagden hoofdelijk, althans ieder voor zich, aansprakelijk zijn voor de geleden schade;
gedaagden hoofdelijk, althans ieder voor zich, te veroordelen tot vergoeding van de schade aan VBT, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
gedaagden hoofdelijk, althans ieder voor zich, te veroordelen tot het vrijwaren van Ultrespa voor vorderingen van derden ter zake het in de dagvaarding vermelde transport;
gedaagden hoofdelijk, althans ieder voor zich, te veroordelen in de kosten van dit geding en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Ultrespa legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij op grond van artikel 3 CMR aansprakelijk is voor de door haar ingeschakelde hulppersoon [gedaagde01] . Zij kan op haar beurt [gedaagde01] aanspreken op grond van artikel 17 lid 1 CMR, nu hem geen beroep toekomt op lid 2 van dat artikel, dan wel andere van haar aansprakelijkheid bevrijdende omstandigheden.
Verder stelt Ultrespa dat ingevolge Pools recht een derde schade lijdende partij, die een vordering tot schadevergoeding heeft, eveneens verzekerde is onder de vervoerders aansprakelijkheidsverzekering. Ultrespa zou dientengevolge een “action directe” hebben op Colonnade.
3.3.
[gedaagde01] heeft geen verweer gevoerd (zie hierover onder rechtsoverweging 1.2).
3.4.
Colonnade concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Ultrespa, althans haar in haar vorderingen te ontzeggen, met veroordeling van Ultrespa in de kosten van het geding.

4..De beoordeling

4.1.
De zaak heeft internationale aspecten, nu partijen gevestigd zijn in Polen en het hier grensoverschrijdend wegvervoer van Nederland naar Duitsland betreft. De rechtbank dient daarom eerst haar bevoegdheid en het toepasselijk recht te bepalen.
bevoegdheid
4.2.
Nu de vordering van Ultrespa betrekking heeft op een geschil aangaande grensoverschrijdend wegvervoer van Rotterdam, Nederland naar Wittstock, Duitsland, en beide landen partij zijn bij het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR), Genève, 19 mei 1956, is de CMR op grond van artikel 1 juncto 41 CMR dwingendrechtelijk van toepassing. De vraag of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om van de vordering van Ultrespa kennis te nemen dient daarom aan de hand van de CMR te worden beantwoord.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze rechtbank krachtens artikel 31 lid 1 sub b CMR jo art. 630 Rv bevoegd is om van het geschil tussen Ultrespa en gedaagden kennis te nemen - nu de lading in Rotterdam in ontvangst is genomen.
toepasselijk recht
4.4.
Zoals hiervoor is overwogen, is de CMR op grond van artikel 1 juncto 41 CMR dwingendrechtelijk van toepassing. Aanvullend, voor zover de CMR niet alle relevante onderwerpen regelt, dient het toepasselijk recht te worden bepaald aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo). Ultrespa grondt haar vordering op een tussen haar en [gedaagde01] gesloten vervoerovereenkomst, zodat ingevolge artikel 5 lid 1 Rome I-Vo Pools recht van toepassing is op de vervoerovereenkomst, nu de vervoerder zijn gewone verblijfplaats heeft in Polen en de verzender daar eveneens zijn gewone verblijfplaats heeft.
4.5.
De vraag of Ultrespa een directe actie heeft op de verzekeraar van [gedaagde01] en de vraag of de polis dekking biedt voor het voorval, moeten ingevolge artikel 7 lid 2 Rome I-Vo worden beantwoord aan de hand van het recht dat op de verzekeringsovereenkomst van toepassing is, zijnde Pools recht.
4.6.
Ten aanzien van de tegen [gedaagde01] ingestelde vorderingen overweegt de rechtbank het volgende.
4.7.
Ultrespa legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde01] als wegvervoerder op grond van artikel 17 lid 1 CMR aansprakelijk is voor de tijdens het vervoer ontstane schade en gehouden is tot vergoeding van de door Ultrespa te betalen schade.
4.8.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 17 lid 1 CMR is de vervoerder aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering, alsmede voor vertraging in de aflevering.
Vaststaat dat de door [gedaagde01] ten vervoer ontvangen goederen niet ter bestemming zijn afgeleverd. [gedaagde01] is daarom in beginsel jegens Ultrespa aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade, tenzij haar een beroep op de ontheffingen van artikel 17 lid CMR toekomt.
4.9.
Ingevolge artikel 17 lid 2 CMR is de vervoerder ontheven van de aansprakelijkheid van artikel 17 lid 1, indien het verlies, de beschadiging of de vertraging is veroorzaakt door schuld van de rechthebbende, door een opdracht van deze, welke niet het gevolg is van schuld van de vervoerder, door een eigen gebrek van de goederen of door omstandigheden, die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen.
4.10.
Volgens vaste jurisprudentie kan de wegvervoerder slechts dan met succes beroep doen op die ontheffingsgrond indien hij feiten of omstandigheden stelt en bij betwisting aantoont, waaruit volgt dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder, daaronder begrepen de personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt, te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2632, S&S 1998/75 Oegema/Amev).
4.11.
[gedaagde01] heeft, hoewel daartoe gelegenheid geboden, geen verweer gevoerd tegen de door Ultrespa ingestelde vorderingen. Evenmin is gesteld noch gebleken dat [gedaagde01] een beroep op een ontheffingsgrond toekomt. Hieruit volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat [gedaagde01] niet alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen. Ingevolge het bepaalde in artikel 17 lid 1 CMR is [gedaagde01] dan ook aansprakelijk voor het verlies van de lading. Dit betekent dat de door Ultrespa gevorderde verklaring voor recht zalten aanzien van [gedaagde01] worden toegewezen, evenals de verwijzing naar de schadestaat.
4.12.
Het is vervolgens de vraag of Ultrespa ook een vordering heeft op Colonnade, de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagde01] .
4.13.
Colonnade voert een aantal verweren tegen de vordering van Ultrespa en betwist onder meer dat Ultrespa een directe actie heeft op Colonnade omdat er geen sprake is van een verzekerd voorval zodat de verzekering geen dekking biedt.
Met betrekking tot dit laatste verweer voert Colonnade aan dat blijkens de polis de aansprakelijkheid van [gedaagde01] slechts dan is verzekerd indien voldaan is aan de voorwaarden als omschreven in de “Carrier’s liability insurance subcontractors clause” (zie onder r.o. 2.3). Deze clausule bepaalt onder meer dat de subcontractor een Poolse vennootschap dient te zijn. De subcontractor Cargo Sped GmbH zou daarentegen een Oostenrijkse vennootschap zijn, waardoor niet is voldaan aan deze voorwaarde, aldus Colonnade.
Daarnaast doet Colonnade een beroep op artikel 4, sub 1 van de algemene voorwaarden (zie onder r.o. 2.4), waarin een uitsluiting is opgenomen voor schade veroorzaakt door een opzettelijk handelen (‘wilful misconduct’) van [gedaagde01] of van degenen voor wie hij verantwoordelijk is. Gesteld wordt dat de goederen zijn verduisterd door of zijdens Cargo Sped. Indien dat juist zou zijn, is deze uitsluiting dus van toepassing, aldus Colonnade.
Tot slot zou [gedaagde01] de schade laattijdig hebben gemeld, waardoor hij niet heeft voldaan aan de op hem ingevolge artikel 11 rustende verplichtingen.
4.14.
Met betrekking tot het al dan niet bestaan van dekking onder de verzekering heeft Ultrespa ter zitting aangevoerd dat de aard en strekking van een verzekeringsovereenkomst met zich mee brengen dat een verzekeraar dekking dient te verlenen. Dit is volgens Ultrespa in lijn met de algemene verzekeringsgedachte.
4.15.
De rechtbank stelt vast dat als onvoldoende gemotiveerd weersproken vaststaat dat in onderhavig geval niet aan de betreffende polisvoorwaarden is voldaan. Er moet immers vanuit worden gegaan dat het verlies van de lading het gevolg is van opzettelijk handelen (‘wilful misconduct’) van [gedaagde01] of van degenen voor wie hij verantwoordelijk is, zodat op grond van artikel 4 lid 1 van de algemene voorwaarden dekking ontbreekt. Ook heeft Colonnade onbetwist gesteld dat [gedaagde01] opdracht heeft gegeven aan een Oostenrijkse vennootschap zodat evenmin is voldaan aan de “Carrier’s liability insurance subcontractors clause”. Dit leidt tot het oordeel dat onder de verzekering van Colonnade geen dekking bestaat voor de schade van [gedaagde01] en Ultrespa dan ook geen directe actie op Colonnade heeft.
4.16.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank alle vorderingen van Ultrespa tegen Colonnade af.
4.17.
[gedaagde01] zal, als de in het ongelijk gestelde partij in de zaak tussen Ultrespa en [gedaagde01] , worden veroordeeld in de door Ultrespa gemaakte kosten van de procedure, tot op heden bepaald op € 98,52 aan verschotten en € 598,- (1 punt tarief II à € 598,-) aan salaris voor de advocaat.
4.18.
Ultrespa wordt met betrekking op haar vordering op Colonnade als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd en zal in de proceskosten worden veroordeeld van Colonnade. De kosten aan de zijde van Colonnade worden begroot op:
  • griffierecht € 2.837,-
  • salaris advocaat
Totaal € 4.033,-
4.19.
Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde01] aansprakelijk is voor de geleden schade als gevolg van de omstreeks 18 mei 2020 verloren lading,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] tot vergoeding van de schade aan VBT, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] tot het vrijwaren van Ultrespa voor vorderingen van derden ter zake het op 18 mei 2020 uitgevoerde transport,
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] , in de kosten van het geding aan de zijde van Ultrespa bepaald op € 98,52 aan verschotten en € 598,- aan salaris voor de advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van de volledige betaling,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde met betrekking tot [gedaagde01] ,
5.6.
wijst de vorderingen op Colonnade af,
5.7.
veroordeelt Ultrespa, in de proceskosten, aan de zijde van Colonnade begroot op € 2.837,- aan verschotten en op € 1.196,- aan salaris voor de advocaat,
5.8.
verklaart dit vonnis wat de kostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.
3597/1182/2054