ECLI:NL:RBROT:2023:3521

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
10246042 / CV EXPL 22-38467
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over vrijwaring en geldlening met erfgenaam

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een incident betreffende vrijwaring. De eiser, aangeduid als [eiser01], heeft een bedrag van € 12.500,00 geleend aan [naam01], die inmiddels is overleden. [gedaagde01], de erfgenaam van [naam01], is in deze procedure gedaagd door [eiser01] om het geleende bedrag terug te betalen. [gedaagde01] betwist de vordering en stelt dat [eiser01] haar als executeur had moeten dagvaarden. Tevens heeft [gedaagde01] een voorwaardelijke vordering ingediend om [naam02] in vrijwaring op te roepen, omdat [naam01] ten tijde van de lening getrouwd was met [naam02]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering in het incident toewijsbaar is, omdat er voldoende grond is voor de oproeping in vrijwaring. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De verdere behandeling van de hoofdzaak zal plaatsvinden in een zitting die in juli 2023 gepland staat, waarbij partijen hun standpunten kunnen toelichten en de mogelijkheid tot een schikking wordt onderzocht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10246042 / CV EXPL 22-38467
datum uitspraak: 31 maart 2023
Vonnis in het incident van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende [woonplaats01] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het voorwaardelijke incident,
gemachtigde: mr. H. Tahiri el Osruti te Den Haag,
tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het voorwaardelijke incident,
gemachtigde: mr. F.C. Frederiks te Zwijndrecht.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 december 2022, met bijlagen;
  • het antwoord met een voorwaardelijke eis in het incident, met bijlagen;
  • het antwoord in het incident.

2..De beoordeling

Het geschil in de hoofdzaak.
2.1.
[eiser01] stelt het volgende. [eiser01] heeft een bedrag van € 12.500,00 aan [naam01] (‘ [naam01] ’) geleend, waarmee [naam01] zijn eigen uitvaart zou bekostigen. [naam01] is inmiddels overleden en [gedaagde01] is bij testament van 24 november 2021 door [naam01] als enig erfgenaam benoemd. [eiser01] is daarom van mening dat hij [gedaagde01] kan aanspreken tot betaling van het geleende bedrag van € 12.500,00 en hij vordert dan ook dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan hem te betalen, te vermeerderen met € 300,00 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de vordering van [eiser01] . [gedaagde01] stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat [eiser01] haar in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [naam01] had moeten dagvaarden, zodat [eiser01] niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. [gedaagde01] betwist verder - kort samengevat - dat tussen [eiser01] en [naam01] een overeenkomst van geldlening is gesloten en dat [naam01] daadwerkelijk een bedrag van € 12.500,00 (contant) van [eiser01] heeft ontvangen. Bovendien stelt [gedaagde01] dat zij de nalatenschap van [naam01] beneficiair heeft aanvaard.
Het geschil in het voorwaardelijke incident.
2.3.
Voor het geval dat de kantonrechter de vordering van [eiser01] niet direct als ongegrond afwijst of het voornemen zou hebben om de vordering van [eiser01] geheel of gedeeltelijk toe te wijzen, verzoekt [gedaagde01] om haar toe te staan om [naam02] (‘ [naam02] ’) in vrijwaring op te roepen. [gedaagde01] stelt daartoe het volgende.
[naam01] was ten tijde van de beweerdelijke geldleen nog getrouwd in algehele gemeenschap van goederen met [naam02] . Dat huwelijk is door het overlijden van [naam01] geëindigd. Zowel [gedaagde01] (uit hoofde van haar positie als erfgename van [naam01] ), als [naam02] zijn deelgenoot in de ontbonden huwelijksgemeenschap van [naam01] en [naam02] . De vermeende schuld van [eiser01] maakt deel uit van die huwelijksgemeenschap, zodat [naam02] haar standpunt hieromtrent naar voren moet kunnen brengen.
2.4.
[eiser01] verenigt zich met de voorwaardelijke vordering in het incident en concludeert tot toewijzing daarvan.
De voorwaardelijke vordering in het incident wordt toegewezen.
2.5.
Op dit moment valt nog niet te beoordelen of de vordering van [eiser01] al dan niet (geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, omdat in de hoofdzaak pas één schriftelijke ronde heeft plaatsgevonden en de kantonrechter partijen - zoals hierna zal blijken - tijdens een mondelinge behandeling wil bevragen. Aangezien de kantonrechter de vordering van [eiser01] dan ook niet direct afwijst, is de voorwaarde waaronder de incidentele vordering is ingesteld in vervulling gegaan. Die vordering wordt daarom nu beoordeeld.
2.6.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is op tijd en vóór alle verweren genomen.
2.7.
Op grond van artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde partij iemand in vrijwaring oproepen als hij meent dat hij daar een goede reden voor heeft. Het is voldoende dat de gedaagde partij in de hoofdzaak stelt, dat tussen hem en de in vrijwaring op te roepen derde een rechtsverhouding bestaat op grond waarvan die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van een veroordeling van de gedaagde partij in de hoofdzaak te dragen.
2.8.
[gedaagde01] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen haar en [naam02] een rechtsverhouding bestaat die tot (gehele of gedeeltelijke) vrijwaring door [naam02] verplicht, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. [gedaagde01] heeft immers gesteld dat de vermeende vordering van [eiser01] deel uitmaakt van de ontbonden huwelijksgemeenschap van [naam01] en [naam02] en daaruit volgt dat [gedaagde01] (als deelgenoot in die ontbonden huwelijksgemeenschap) de vordering van [eiser01] mogelijk geheel of gedeeltelijk op [naam02] kan afwentelen. Omdat [eiser01] zich bovendien met de vordering van [gedaagde01] heeft verenigd, wordt de incidentele vordering toegewezen.
2.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Het verdere procesverloop in de hoofdzaak.
2.10.
De kantonrechter wil de zaak met partijen bespreken op een zitting. Partijen krijgen op de zitting de mogelijkheid om hun kant van het verhaal te vertellen. Ook stelt de kantonrechter vragen en onderzoekt of partijen samen tot een oplossing kunnen komen.
2.11.
Bij het plannen van de zitting wil de rechtbank zoveel mogelijk rekening houden met de agenda van partijen. De zitting zal gelijktijdig plaatsvinden met een zitting in de vrijwaringszaak. Omdat in de vrijwaringszaak eerst nog een dagvaarding moet worden uitgebracht, vervolgens op die dagvaarding moet worden gereageerd en daarna nog de verhinderdata van de partijen in de vrijwaringszaak moeten worden opgevraagd, zal de mondelinge behandeling niet eerder dan in de maand juli 2023 kunnen plaatsvinden. Daarom wordt aan partijen gevraagd de kantonrechter te laten weten op welke ochtenden en/of middagen in de maanden juli, augustus, september en oktober 2023 zij echt niet naar een zitting kunnen komen. Ook wil de kantonrechter graag de e-mailadressen van partijen ontvangen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
staat toe dat [naam02] door [gedaagde01] wordt gedagvaard tegen de rolzitting van
woensdag 26 april 2023 te 14.30 uur;
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat partijen uiterlijk op
woensdag 21 juni 2023moeten laten weten op welke ochtenden/middagen in de maanden juli, augustus, september en oktober 2023 zij echt niet naar een zitting kunnen komen en hun e-mailadres moeten opgeven;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
38671