In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een incident betreffende vrijwaring. De eiser, aangeduid als [eiser01], heeft een bedrag van € 12.500,00 geleend aan [naam01], die inmiddels is overleden. [gedaagde01], de erfgenaam van [naam01], is in deze procedure gedaagd door [eiser01] om het geleende bedrag terug te betalen. [gedaagde01] betwist de vordering en stelt dat [eiser01] haar als executeur had moeten dagvaarden. Tevens heeft [gedaagde01] een voorwaardelijke vordering ingediend om [naam02] in vrijwaring op te roepen, omdat [naam01] ten tijde van de lening getrouwd was met [naam02]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering in het incident toewijsbaar is, omdat er voldoende grond is voor de oproeping in vrijwaring. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De verdere behandeling van de hoofdzaak zal plaatsvinden in een zitting die in juli 2023 gepland staat, waarbij partijen hun standpunten kunnen toelichten en de mogelijkheid tot een schikking wordt onderzocht.