In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over de terugbetaling van een waarborgsom die door [eiser01] was betaald bij de huur van een woning. [eiser01] had de woning van [gedaagde01] gehuurd van 17 februari 2020 tot 1 februari 2022 en had bij aanvang van de huur een waarborgsom van € 1.515,00 betaald. Bij het einde van de huur heeft [gedaagde01] slechts € 648,22 terugbetaald, terwijl [eiser01] van mening was dat hij recht had op een terugbetaling van € 1.429,98. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] niet meer dan € 85,02 voor schoonmaakkosten op de waarborgsom mocht inhouden, en heeft de vordering van [eiser01] tot terugbetaling van het restant van de waarborgsom van € 781,76 toegewezen. De vordering in reconventie van [gedaagde01] tot vergoeding van huurderving werd afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Tevens werd [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [eiser01].