ECLI:NL:RBROT:2023:3431

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
C/10/652255 / JE RK 23-277
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [naam kind01], te verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De Raad had aanvankelijk verzocht om een ondertoezichtstelling voor twaalf maanden, maar dit verzoek werd later aangepast naar negen maanden. De moeder van [naam kind01] heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek en stelde dat de situatie inmiddels verbeterd was. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar chronische ziekte en eerdere problemen, stappen heeft ondernomen om haar situatie te verbeteren. Er is een netwerk van ondersteuning rondom de moeder en [naam kind01], en de omgang tussen hen verloopt goed. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over [naam kind01] zonder een ondertoezichtstelling kunnen worden weggenomen en dat een uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, met de opmerking dat de moeder en haar netwerk in staat zijn om de zorg voor [naam kind01] op zich te nemen.

De kinderrechter heeft de moeder aangeraden om het concept terugvalplan goed te bespreken met haar netwerk, zodat de terugkeer van [naam kind01] naar huis goed kan verlopen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 22 maart 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/652255 / JE RK 23-277
datum uitspraak: 3 maart 2023

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. N.S. van der Vliet, kantoorhoudende te Rotterdam,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 3 februari 2023;
- het rectificatieverzoek met bijlagen van de Raad van 1 maart 2023;
- het rectificatieverzoek met bijlagen van de Raad van 2 maart 2023.
Op 3 maart 20233 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam02],
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam03] en [naam04].
De kinderrechter heeft ter zitting bijzondere toegang verleend aan [naam05] en [naam06], de ooms van moederszijde.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind01] verblijft bij oom [naam05].
Bij beschikking van 10 december 2022 is [naam kind01] voorlopig onder toezicht gesteld, met ingang van 10 december 2022 tot 10 maart 2023.
Bij beschikking van 23 december 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 10 maart 2023.

Het verzoek

Bij verzoekschrift van 3 februari 2023 heeft de Raad de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad bij brief van 1 maart 2023 het verzoekschrift van 3 februari 2023 gerectificeerd en de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verzocht voor de duur van zes maanden. Ook heeft de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] bij de oom en de tante van moederszijde, [naam echtpaar], verzocht voor de duur van drie maanden.
Bij brief van 2 maart 2023 heeft de Raad het rectificatieverzoek gerectificeerd, in die zin dat de Raad nu verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van negen maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] bij de oom en tante van moederszijde, te weten [naam echtpaar], voor de duur van drie maanden. Op dit verzoek moet nu worden beslist.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het gewijzigde verzoek en licht dit als volgt toe. [naam kind01] heeft veel meegemaakt in haar leven wat een negatieve invloed heeft op haar ontwikkeling, zoals ruzies en conflicten tussen de ouders. [naam kind01] is tweemaal uit huis geplaatst. Hierdoor heeft zij meerdere opvoedsituaties gekend. Daarnaast zat de moeder niet goed in haar vel mede doordat zij kampt met een chronische ziekte, de ziekte van Crohn. [naam kind01] heeft zich hierdoor op momenten zorgen moeten maken over de moeder. Ook ontstonden psychische problemen bij de moeder en was de moeder mogelijk onvoorspelbaar voor [naam kind01]. Op dit moment verblijft [naam kind01] bij haar oom. Zij is op school zichtbaar vrolijker. [naam kind01] ziet de moeder drie keer per week gedurende vier uur. De moeder is bereid, maar onvoldoende in staat om de zorgen zelfstandig weg te nemen of met behulp van hulpverlening in het vrijwillig kader. De moeder is alleenstaand, zij werkt en is chronisch ziek. Wel heeft de moeder zichzelf aangemeld voor hulp. Hoewel dit gaat starten, gaat dit ook zwaar zijn voor haar. Daarbij vindt de moeder het lastig om hulp te vragen. Het is fijn dat de moeder een groot netwerk heeft dat bereid is om [naam kind01] op te vangen. Het is van belang dat de jeugdbeschermer het proces van terugkeer van [naam kind01] naar de moeder begeleid. Hiervoor dient een veiligheidsplan te worden opgesteld en moet gekeken worden welke hulpverlening in de thuissituatie bij de moeder kan worden ingezet. Afhankelijk van hoe dit verloopt, zou [naam kind01] binnen drie maanden weer bij de moeder moeten kunnen wonen. Mocht een thuisplaatsing van [naam kind01] eerder mogelijk zijn, dan zal daartoe worden overgegaan. Tot slot dient er ook aandacht te zijn voor het contact tussen [naam kind01] en de vader, nu dit regelmatig niet goed verloopt.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de Raad en gaat aan de slag met de zorgen die door de Raad worden geuit. [naam kind01] ziet de moeder nu drie keer per week gedurende vier uur. Er is zicht op uitbreiding hiervan naar het weekend en vanuit daar mogelijk op het volledig teruggaan van [naam kind01] naar de moeder. Er moet worden bekeken wat de moeder hierin nodig heeft. Hiertoe dient een (‘terugval’-)plan te worden opgesteld. Onlangs is er een overleg geweest met de moeder en het netwerk waarin er een conceptplan is opgesteld met betrekking tot ondersteuning en hulpvragen van de moeder. Het is positief dat de moeder zelf hulpverlening heeft aangevraagd bij de GGZ en dat zij zich daarvoor ook inzet. De inzet van opvoedondersteuning of systeemtherapie kan ook worden onderzocht. Het is van belang dat het proces van thuisplaatsing van [naam kind01] bij de moeder geleidelijk plaatsvindt, waarbij er sprake is van rust en regelmaat. Mocht een thuisplaatsing van [naam kind01] eerder tot de mogelijkheden behoren, dan moet niet worden geaarzeld om de uithuisplaatsing van [naam kind01] eerder te beëindigen.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Verzocht wordt de ondertoezichtstelling in duur te beperken, te weten voor de duur van drie maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen.
In december 2022 is het een en ander voorgevallen. Vervolgens hebben juist de moeder en haar netwerk de kar getrokken. Er was geen vaste jeugdbeschermer. Hierdoor heeft het ook ruim een maand geduurd voordat [naam kind01] bij haar vertrouwde netwerk kon worden geplaatst. Sinds deze plaatsing is de omgang tussen de moeder en [naam kind01] onbegeleid en door instanties wordt aangegeven dat het contact tussen de moeder en [naam kind01] er goed uit ziet. Op 21 februari 2023 heeft er inderdaad een gesprek plaatsgevonden waarin is gesproken over uitbreiding van de omgang. De opbouwfase zou volgens de advocaat binnen een maand gerealiseerd moeten kunnen worden. Ook is toen een opzet gemaakt voor een veiligheidsplan. Verder is [naam kind01] aangemeld voor schoolmaatschappelijk werk en de moeder bij de GGZ. De doelen zijn dus behaald. Daarnaast accepteert de moeder de hulp en steun. Er kan dan ook worden afgevraagd of er wordt voldaan aan de wettelijke criteria. Daarnaast is onduidelijk waarom het niet in het vrijwillig kader kan. Dit maakt ook dat er geen noodzaak is om de ondertoezichtstelling voor een dergelijk lange termijn uit te spreken en het ook niet noodzakelijk is dat [naam kind01] middels het gedwongen kader uit huis wordt geplaatst. [naam kind01] kan op termijn naar huis. Het gedwongen kader houdt deze ontwikkeling daarin tegen. Tegelijkertijd wil de moeder hulpverlening toelaten om de situatie te monitoren en alles is goede banen te leiden. De moeder verzoekt daarom de ondertoezichtstelling in duur te beperken, te weten voor de duur van drie maanden.
De moeder vult hierop desgevraagd aan dat het op dit moment goed gaat met [naam kind01] bij oom [naam05] . De moeder ziet [naam kind01] drie keer in de week gedurende vier uur. De moeder haalt [naam kind01] dan op en zij ondernemen dan samen activiteiten. [naam kind01] heeft sporadisch telefonisch contact met de vader. Verder is de moeder minder gaan werken, zij werkt nu vijf dagen per week.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat het een periode niet goed ging met de moeder. Zij werkte te hard, zij had last van de ziekte van Crohn en zij deed vervolgens verkeerde dingen om te compenseren. Ook bestonden er zorgen over drankgebruik bij de moeder. Uiteindelijk is [naam kind01] hier de dupe van geworden. De moeder is dronken en verward aangetroffen door het Crisis Interventie Team. De moeder heeft [naam kind01] pijn gedaan door haar te knijpen en zij heeft het vertrouwen van [naam kind01] geschaad. Dit is verdrietig voor zowel [naam kind01] als de moeder.
Tegelijkertijd was dit ook een “wake-up call” voor de moeder en de familie van moederszijde. De familie had namelijk geen zicht op hoe slecht het ging met de moeder. Er is gekeken hoe de moeder zou kunnen worden geholpen en de broers van moeder zijn naar voren gestapt. De moeder heeft zich zelf aangemeld bij de GGZ, zij is minder gaan werken en schoolmaatschappelijk werk gaat starten voor [naam kind01]. Door de andere partijen is onweersproken dat de moeder veel zelf heeft gedaan samen met haar netwerk. Ook [naam07] van Enver Pleegzorg geeft aan dat het goed gaat met de moeder. Daarnaast is er een conceptplan opgesteld voor als het weer fout dreigt te gaan bij de moeder. Hierin wordt besproken hoe moeder kan worden ontlast. [naam kind01] kan bijvoorbeeld op woensdagmiddag huiswerk bij haar oom thuis of in het weekend verblijven bij haar andere oom.
De advocaat van de moeder geeft aan dat het proces kan worden voortgezet in het vrijwillig kader en dat de moeder de kans moet krijgen om dit samen met de ooms van op te pakken. De kinderrechter is het daarmee eens. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [naam kind01] dan ook afwijzen. Er is niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Zoals hiervoor omschreven kunnen de zorgen zonder hulp van een ondertoezichtstelling worden weggenomen. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind01] niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
De kinderrechter geeft de moeder tot slot mee om het conceptplan terugvalplan toch nog goed te bespreken met haar broers, haar advocaat en met de GI, omdat hierin ook afspraken staan om moeder te ontlasten en op welke manier de opbouw naar huis kan worden vormgegeven. Het is namelijk belangrijk dat de thuisplaatsing van [naam kind01] bij de moeder goed verloopt. De kinderrechter heeft het vertrouwen dat de moeder en de ooms hier met elkaar voor kunnen zorgen.

De beslissingDe kinderrechter:

wijst af het verzoek van de Raad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2023 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.L. van der Linden als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.