In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om [naam kind01] onder toezicht te stellen. De ouders van [naam kind01] zijn overbelast door de vele hulpverleners en de minderjarige zelf heeft aangegeven dat een ondertoezichtstelling contraproductief zou zijn. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de minderjarige en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind01] door de ouders wordt uitgeoefend, maar dat de vader recentelijk in detentie heeft gezeten wegens mishandeling van de moeder. Ondanks de zorgen van de Raad en de betrokkenheid van verschillende hulpverleners, heeft de kinderrechter geoordeeld dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium voor ondertoezichtstelling zoals vastgelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De ouders zijn door de ondergrens gezakt, maar de kinderrechter weegt mee dat [naam kind01] inmiddels 15 jaar oud is en dat hij zelf heeft aangegeven dat een ondertoezichtstelling averechts zou werken.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer niet in het belang van het gezin is en dat de huidige hulpverlening voldoende is om de situatie te verbeteren. Het verzoek van de Raad is dan ook afgewezen. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.L. van der Linden als griffier.