ECLI:NL:RBROT:2023:3420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
C/10/652972 / JE RK 23-380
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een vierjarige in pleegzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een vierjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot 12 augustus 2023, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin.

De GI had verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, maar de kinderrechter heeft besloten om dit voor een kortere periode van vier maanden te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de ouders, met name de moeder, die eerder is afgewezen voor een perspectiefonderzoek door vier verschillende organisaties. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de aanmeldingsformulieren en beoordelingsbogen opnieuw worden ingevuld, zodat de moeder een eerlijke kans krijgt op deelname aan een perspectiefonderzoek.

De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI betrokken moet blijven en dat er een netwerkscreening zal plaatsvinden bij de tante van de moeder, [naam05]. De kinderrechter heeft de zaak voor het overige verzochte verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de kinderrechter heeft bepaald dat de GI twee weken voor de volgende zitting moet rapporteren over de stand van zaken. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/652972 / JE RK 23-380
datum uitspraak: 11 april 2023
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. T. Erdal, kantoorhoudende te [plaats01] ,

[naam02]

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. B.V. Rafaela, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 16 februari 2023.
Op 29 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door mr. J. Dekker, namens mr. B.V. Rafaela,
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam03] en [naam04] .
De kinderrechter heeft ter zitting bijzondere toegang verleend aan de tante van moederszijde, [naam05] en aan de pleegmoeder, [naam06] .
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. De GI heeft ter zitting een e-mailbericht van 16 maart 2023 met als bijlage een e-mailbericht van de advocaat van de moeder van 7 maart 2023 en het Aanmeldingsformulier Opvoedondersteuning WSGV en de Beoordelingsboog overgelegd.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.

Op 8 oktober 2021 is [naam kind01] bij de moeder uit huis geplaatst. Zij is toen met een machtiging tot uithuisplaatsing geplaatst bij de vader.
Op 12 juli 2022 is [naam kind01] in het huidige pleeggezin geplaatst, omdat er ernstige zorgen waren over de veiligheid van [naam kind01] bij de vader.
[naam kind01] verblijft sindsdien in een pleeggezin, te weten bij de pleegmoeder tante [naam06]
Bij beschikking van 22 april 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot 12 april 2023. Bij beschikking van 7 november 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 12 april 2023.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in pleeggezin, naar de kinderrechter leest: in een voorziening voor pleegzorg, te verlengen voor de duur van een jaar.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. Tot nu toe verlopen de bezoeken tussen [naam kind01] en de moeder goed. De moeder komt de afspraken na. Het schema met betrekking tot de uitbreiding van de bezoeken is in werking gesteld en half april 2023 wordt dit geëvalueerd. Op dat moment wordt definitief besloten of de duur van de bezoeken van één naar twee uur kunnen gaan en of de bezoeken met of zonder begeleiding kunnen plaatsvinden. Ook de bezoeken tussen [naam kind01] en de vader verlopen goed en ook hij komt de afspraken na. Buiten de bezoeken om, is er echter slecht contact tussen de vader en de GI. Ook voor ASVZ is de vader slecht te bereiken. De vader toont weinig initiatief. Eind december 2022 zijn er aan de vader bodemeisen opgesteld als het gaat om de terugkeer van [naam kind01] naar de vader. Onduidelijk is wat de stand van zaken hiervan is.
De vorige zitting is besproken dat het belangrijk is dat een perspectiefonderzoek bij allebei de ouders zou plaatsvinden. Dit is in gang gezet. Horizon heeft inmiddels aangegeven dat zij de aanvraag van de moeder niet in behandeling gaan nemen, omdat zij uitgaan van de expertise van de GI en het opvoedbesluit dat is genomen. Alles bij elkaar genomen is de moeder door vier organisaties afgewezen voor een perspectiefonderzoek. Dit zijn William Schrikker Gezinsvormen (hierna: WSGV), Enver, Jeugdformaat en Horizon. Desgevraagd kan een verblijf in een moeder-kindhuis een optie zijn om zicht te krijgen op de mogelijkheden van de moeder met betrekking tot de opvoeding en verzorging van [naam kind01] . Wel merkt de GI op dat dit meerdere keren met de moeder is besproken. Geconcludeerd is dat de moeder daar geen gebruik van wil maken en dat de situatie – na de uithuisplaatsing van [naam kind01] bij de vader – onvoldoende veranderd is waardoor niet te denken valt dat de moeder de opvoeding en verzorging die [naam kind01] nodig heeft nu wel kan bieden. Daar komt bij dat er op dit moment geen lopende aanmeldingen bij een moeder-kindhuis zijn, waardoor zij onderaan de wachtlijst komt. Die is negen maanden. Er is dan nog langer sprake van onduidelijkheid voor [naam kind01] .
De GI staat desgevraagd achter het voorstel van de kinderrechter om de beoordelingsboog gezamenlijk in te vullen. Verder zal Jeugdformaat een blanco screening starten bij de tante van moederszijde ( [naam05] ). Zodra een gezinsonderzoek beschikbaar is, wordt dit proces in gang gezet. Al met al moet er duidelijkheid komen voor [naam kind01] . Er dient een knoop doorgehakt te worden. De blijvende onduidelijkheid komt [naam kind01] niet ten goede. Tot slot houdt de GI niet bewust documenten achter, zoals de advocaat van de moeder ter zitting betoogt.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ter zitting verzocht het verzoek van de GI af te wijzen. Indien de kinderrechter besluit de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, dan wordt verzocht dit voor een periode van zes maanden te doen.
Hiertoe wordt naar voren gebracht dat er geen noodzaak voor een uithuisplaatsing van [naam kind01] is. Er is geen bedreigende situatie bij de moeder voor de ontwikkeling dan wel gezondheid van [naam kind01] . [naam kind01] kan terugkeren naar de moeder. De moeder heeft de laatste jaren grote stappen gezet. Zo heeft zij geen tolk meer nodig en is ook haar andere dochter, [naam07] , weer bij haar teruggeplaatst. De GI handelt vooringenomen en heeft nimmer de intentie gehad om de moeder een reële en eerlijke kans te geven een moeder te zijn voor [naam kind01] . Sinds de eerste machtiging tot uithuisplaatsing zijn er geen stappen gezet richting een eventuele terugplaatsing van [naam kind01] bij de moeder. Pas sinds januari 2023 is gesproken over een eventuele uitbreiding van de omgang tussen [naam kind01] en de moeder. De moeder kan zich dan ook niet berusten in het ‘vermeende’ perspectief ‘besluit’ van de GI dat het perspectief van [naam kind01] niet bij de moeder ligt. Ook heeft de GI geen enkele onderbouwing van de afwijzing van de aanmelding voor het perspectiefonderzoek gegeven en partijen moeten dit gewoonweg aannemen. Pas na lang aandringen is een aanmelding door de GI aan de moeder gegeven. Deze wordt ter zitting ook aan de kinderrechter overgelegd. De moeder betwist de inhoud van het aanmeldingsformulier en de inhoud van de beoordelingsboog. Dit is gebaseerd op incomplete, verouderde en onjuiste informatie waar reeds eerder over is geprocedeerd. Zo is de moeder inmiddels al schuldenvrij, terwijl aangegeven wordt dat er bij de moeder sprake is van schulden. De moeder wil graag dat er transparant wordt gewerkt vanuit de GI. Desgevraagd staat de moeder open voor het gezamenlijk invullen van de beoordelingsboog. Ook is de moeder bereid om naar een moeder-kindhuis te gaan. Haar andere dochter is al ouder en kan dan tijdelijk bij tante verblijven. Dat is nu opgelost. Zij heeft alleen vooralsnog onbeantwoorde vragen.
Ter aanvulling hierop brengt de moeder naar voren dat zij er altijd voor [naam kind01] is geweest en graag wil dat zij terugkomt naar huis.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader wordt ter zitting verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] te verlengen voor kortere duur dan is verzocht, te weten voor de duur van zes of zelfs drie maanden, om een vinger aan de pols te houden.
De vader wil dat er onderzoek wordt gedaan naar een eventuele thuisplaatsing van [naam kind01] bij hem. De GI geeft aan bereid te zijn dit te onderzoeken. Een van de voorwaarden hiervoor is wel dat de vader een vaste woon- of verblijfplaats heeft. De vader is hiermee bezig. Het perspectiefonderzoek staat daarom “on hold”. Verder is er sprake van positieve geluiden. Tijdens de bezoeken wordt gezien dat de vader goed aansluit bij [naam kind01] . Voor de zorgen die er nog zijn, kunnen mogelijk veiligheidsafspraken worden opgesteld en intensivering van de hulpverlening kan helpen met betrekking tot het moeizame verloop van het contact tussen de vader en de GI. Tot slot kan de vader zich ook vinden in een plaatsing van [naam kind01] in het netwerk, met als voorkeur een plaatsing bij [naam05] . De komende periode moet ook hiernaar onderzoek worden gedaan. De vader betreurt het dat dit tot op heden nog niet van de grond is gekomen, in verband met het niet verstrekken van documenten aan de rechtbank door de GI.
Ter aanvulling hierop brengt de vader naar voren dat hij graag afspraken wil maken.

De beoordeling

Bij beschikking van 7 november 2022 is aangegeven dat er op korte termijn een perspectiefonderzoek moet plaatsvinden. De GI heeft zich hier de afgelopen periode voor ingezet. Uit het verzoekschrift van de GI blijkt dat er op 18 januari 2023 een intake heeft plaatsgevonden over de aanmelding van het perspectiefonderzoek bij de beide ouders. De aanmelding van de vader staat “on hold”, nu de vader vooralsnog niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats. Om een perspectiefonderzoek daadwerkelijk te laten starten en uiteindelijk te laten slagen is het belangrijk dat de vader communiceert met de GI, zodat de zorgen over hem besproken kunnen worden en gekeken kan worden of hij voldoet aan de bodemeisen van de GI. De oplossing voor een betere communicatie is niet meer hulpverlening voor de vader, zoals door zijn advocaat voorgesteld, omdat ASVZ al betrokken is. Het is belangrijk dat de vader communiceert met de GI in het belang van [naam kind01] .
Wat betreft de aanmelding van de moeder voor een perspectiefonderzoek, blijkt dat deze door vier verschillende organisaties is afgewezen. Een aanmelding is op zitting overgelegd, samen met een beoordelingsboog. De moeder stelt dat de beoordelingsboog is gebaseerd op onjuiste informatie, zoals het hebben van schulden. De moeder heeft geen schulden meer. De kinderrechter stelt vast dat de aanmelding niet onderbouwde en negatieve aannames over de moeder bevat. Dit leidt in het aanmeldformulier tot het standpunt van de GI dat het toekomstperspectief van [naam kind01] niet meer bij de moeder is. Dit is opvallend, omdat in de vorige beschikking door de kinderrechter het belang van een spoedig perspectiefonderzoek is benadrukt. Het doel van een perspectiefonderzoek is nu juist om te onderzoeken waar het toekomstperspectief ligt.
Gelet op de aanmelding is het niet verwonderlijk dat de aanvraag van moeder wordt afgewezen. Op deze manier heeft de moeder feitelijk geen reële kans gehad op deelname aan een perspectiefonderzoek, ondanks de opdracht hiertoe door de kinderrechter. Het is dan ook belangrijk dat het aanmeldingsformulier en de beoordelingsboog opnieuw worden ingevuld. In dat kader heeft de kinderrechter voorgesteld om de beoordelingsboog en het aanmeldingsformulier gezamenlijk (dus met de moeder, haar advocaat en de GI) opnieuw in te vullen. Zowel de GI, als de moeder en haar advocaat staan hier achter.
In de tussentijd acht de kinderrechter het in het belang van [naam kind01] noodzakelijk dat de GI betrokken blijft en haar plaatsing in het pleeggezin wordt voortgezet. Ook gaat de netwerkscreening van [naam05] plaatsvinden. Het is voor alle partijen fijn dat de tante bereid is voor [naam kind01] te zorgen, maar het is begrijpelijk dat de moeder eerst zelf een kans wil om [naam kind01] weer thuis te krijgen.
Gelet hierop – en nu vooralsnog is voldaan aan de wettelijke criteria in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en artikel 1:265c, tweede lid, BW zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van vier maanden. Het overig verzochte zal worden aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum, om een vinger aan de pols te houden.
De GI wordt verzocht twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum (met afschrift daarvan aan mr. T. Erdal en mr. B.V. Rafaela) te rapporteren over de huidige stand van zaken en daarbij aan te geven of het overige deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Gezien de complexiteit van de zaak, is de kinderrechter van oordeel dat het passend is dat het resterende deel van het verzoek van de GI – indien dit gehandhaafd wordt – behandeld wordt door de meervoudige kamer van de rechtbank. De kinderrechter verwijst de zaak daarom voor het overig verzochte naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.

De beslissingDe kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot 12 augustus 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg, tot 12 augustus 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing op het overige verzochte aan en verwijst de zaak voor het overige verzochte naar de meervoudige kamer van deze rechtbank en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, mr. T. Erdal en mr. B.V. Rafaela in deze zaak zal plaatsvinden op
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. T. van den Akker, voorzitter en tevens kinderrechter en nog twee nader te bepalen kinderrechters;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden, mr. T. Erdal en mr. B.V. Rafaela;
verzoekt de GI twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan mr. T. Erdal en mr. B.V. Rafaela) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.N. van Geest en mr. M.G.L. van der Linden als griffiers en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.