ECLI:NL:RBROT:2023:3393
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de boete voor de uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten en de rol van de betrokken partijen
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 2.500,- voor een overtreding van de Wet dieren beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat eiseres als medepleger werd aangemerkt van de uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten (VDE) naar een derde land, in dit geval Vietnam. Eiseres betwistte de boete en stelde dat zij niet verantwoordelijk was voor de uitvoer, omdat zij de VDE niet zelf had uitgevoerd en dat zij had vertrouwd op de informatie in de handelsdocumenten die een andere bestemming aangaven, namelijk Bulgarije.
De rechtbank oordeelde dat eiseres wel degelijk nauw betrokken was bij de uitvoer van de VDE en dat zij had moeten weten dat de VDE niet naar Bulgarije zou worden vervoerd. De rechtbank baseerde haar oordeel op het rapport van bevindingen van de toezichthouders van de NVWA, waarin werd vastgesteld dat de VDE niet naar Bulgarije was vervoerd, maar naar Vietnam via Singapore. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende had gedaan om de juistheid van de informatie over de bestemming van de VDE te controleren en dat zij daarmee een overtreding had begaan van de relevante wetgeving.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de boete, waarbij zij opmerkte dat eiseres geen gronden had aangevoerd tegen de hoogte van de boete. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bedrijven in de voedselketen met betrekking tot de traceerbaarheid en controle van diervoeders en de noodzaak om te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.