ECLI:NL:RBROT:2023:3289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/10/641888 / JE RK 22-1716
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind] te verlengen. De moeder van [naam kind] is belast met het ouderlijk gezag en [naam kind] woont bij haar. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 4 april 2023. De GI verzocht om een verlenging voor een jaar, maar tijdens de zitting bleek dat niemand van de betrokken partijen, inclusief de moeder, aanwezig was. De kinderrechter merkte op dat er geen prioriteit leek te zijn voor de hulpverlening aan [naam kind].

De kinderrechter constateerde dat er al sinds 2018 geprobeerd wordt om passende hulpverlening op te zetten, maar zonder het gewenste resultaat. [naam kind] heeft geen dagbesteding en toont geen inzet voor de hulpverlening. De moeder heeft haar motivatie verloren en er is geen vaste jeugdbeschermer betrokken. De kinderrechter oordeelde dat de GI goed was opgeroepen voor de zitting, maar dat de afwezigheid van de betrokkenen en het gebrek aan een plan voor [naam kind] de verlenging van de ondertoezichtstelling niet rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen, omdat er geen rechtvaardiging was voor de verregaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [naam kind]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/641888 / JE RK 22-1716
Datum uitspraak: 31 maart 2023

Beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam 1],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 8 september 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 23 februari 2023.
Op 31 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3].

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind].
[naam kind] woont bij zijn moeder.
Bij de beschikking van 8 september 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 4 april 2023.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Over de periode van 4 april 2023 tot 4 oktober 2023 moet nog worden beslist.
Het standpunt van de GI
De GI heeft ter zitting aangegeven dat deze zitting niet bij de GI bekend is. De oproeping heeft de GI niet bereikt. De zittingsvertegenwoordiger was voor de zaak die voor deze zaak werd behandeld op de rechtbank en neemt dus waar. Zij heeft de zaak niet kunnen voorbereiden. Wel licht de GI toe dat er voldoende zorgen in het dossier staan om de ondertoezichtstelling te verlengen. De zorgen over [naam kind] zijn onverminderd aanwezig. Hij heeft geen dagbesteding en [naam kind] heeft geen zin om zijn medewerking te verlenen aan de hulpverlening. De moeder probeert [naam kind] te stimuleren en een passende school voor hem te vinden, maar dat lukt haar tot op heden onvoldoende. Er heeft op 15 maart een overleg plaatsgevonden samen met [naam kind], de moeder en school om te bekijken welk traject voor [naam kind] passend is. Alle betrokken partijen zijn het erover eens dat [naam kind] een passende dagbesteding moet krijgen. Medio april is een vervolgafspraak gepland om tegen die tijd de stand van zaken te bekijken. Er is geen vaste jeugdbeschermer betrokken.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat
nietis voldaan aan de eisen van de wet voor een ondertoezichtstelling (artikel 1:255 BW).
De kinderrechter constateert dat de GI op 28 februari 2023 goed is opgeroepen voor de zitting via het gebruikelijke digitale kanaal. Het is treurig te constateren dat niemand de hulpverlening voor [naam kind] belangrijk vindt. De moeder is vandaag niet verschenen en gaf eerder aan haar motivatie te hebben verloren. Zij lijkt de afspraken beu. Er wordt al vanaf 2018 geprobeerd om passende hulpverlening op te zetten, zonder het gewenste resultaat. [naam kind] toont geen inzet en ook de GI pakt onvoldoende de regie om de situatie te verbeteren. Dat er geen vaste jeugdbeschermer is en dat vandaag niemand ter zitting is verschenen bevestigt dat er geen prioriteit ligt bij de zaak. Er is geen plan om [naam kind] verder te helpen. De kinderrechter is van oordeel dat er geen uitvoering wordt gegeven aan de ondertoezichtstelling en dat de meerwaarde van een verlenging ontbreekt. De jeugdbeschermingsmaatregel is een vergaande inbreuk om de persoonlijke levenssfeer en dient gerechtvaardigd te zijn. Dat is op dit moment niet het geval, waardoor de kinderrechter het verzoek van de GI zal afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Pater, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 17 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.