In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind] te verlengen. De moeder van [naam kind] is belast met het ouderlijk gezag en [naam kind] woont bij haar. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 4 april 2023. De GI verzocht om een verlenging voor een jaar, maar tijdens de zitting bleek dat niemand van de betrokken partijen, inclusief de moeder, aanwezig was. De kinderrechter merkte op dat er geen prioriteit leek te zijn voor de hulpverlening aan [naam kind].
De kinderrechter constateerde dat er al sinds 2018 geprobeerd wordt om passende hulpverlening op te zetten, maar zonder het gewenste resultaat. [naam kind] heeft geen dagbesteding en toont geen inzet voor de hulpverlening. De moeder heeft haar motivatie verloren en er is geen vaste jeugdbeschermer betrokken. De kinderrechter oordeelde dat de GI goed was opgeroepen voor de zitting, maar dat de afwezigheid van de betrokkenen en het gebrek aan een plan voor [naam kind] de verlenging van de ondertoezichtstelling niet rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen, omdat er geen rechtvaardiging was voor de verregaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [naam kind]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.