ECLI:NL:RBROT:2023:3287

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/10/652393 / JE RK 23-295
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige en benoeming van een voogd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2023 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren op [geboortedatum 1] 2020. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind, dat sinds 15 mei 2020 uit huis is geplaatst en sinds 25 november 2020 in een pleeggezin verblijft, meer zorg nodig heeft dan de moeder kan bieden. De moeder is zwakbegaafd en kan niet voldoen aan de opvoedbehoeften van het kind. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind is om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beschikking is mondeling gegeven in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/652393 / JE RK 23-295
Datum uitspraak: 21 maart 2023

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [naam kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. G.J. Schipper-de Bruijn, te Spijkenisse,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 7 februari 2023.
Op 22 maart 2023 heeft de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 2];
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3];
- de pleegouders, [naam 4] en [naam 5].
De rechtbank heeft ter zitting bijzondere toegang verleend aan een begeleider van de moeder van Middin, [naam 6] en een begeleider van de pleegouders, [naam 7].
Aangezien de moeder de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, maar wel de Mongoolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 8], tolk in de Mongoolse taal.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 30 juli 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 8 augustus 2023. Sinds 15 mei 2020 is [naam kind] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst.
[naam kind] verblijft sinds 25 november 2020 in het huidige pleeggezin.
De GI heeft zich bij brief van 17 januari 2023 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [naam kind] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd. [naam kind] is nog heel jong. In het ziekenhuis bij de geboorte werd al gezien dat de moeder de zorg voor [naam kind] niet op zich kon nemen. Daarom is [naam kind] destijds in een crisispleeggezin geplaatst, waarna ze naar haar huidige pleeggezin ging. In dit pleeggezin ontwikkelt zij zich goed. [naam kind] verblijft nu dusdanig lang bij de pleegouders dat er een keuze moet worden gemaakt over het gezag. Dan komt er duidelijkheid over de plek waar [naam kind] kan opgroeien en kunnen praktische problemen in de toekomst worden voorkomen. De moeder is soms moeilijk bereikbaar, wat lastig is in de samenwerking voor de pleegouders. Zo heeft de GI vervangende toestemming moeten geven voor het aanvragen van een reisdocument, omdat het de moeder niet lukte hieraan mee te werken.
In maart 2021 is het KSCD-onderzoek afgerond. Hieruit blijkt dat [naam kind] niet bij haar moeder kan opgroeien. [naam kind] heeft vanwege haar problematiek een opvoeder “plus” nodig. De moeder is zwakbegaafd en kan niet aansluiten bij de opvoedbehoefte van [naam kind]. Het perspectief van [naam kind] ligt bij het huidige pleeggezin. Wel is het duidelijk dat de moeder haar moederrol behoudt en dat de goede omgangsregeling die nu loopt tussen [naam kind] en de moeder blijft.

Het standpunt van de GI

De GI staat achter het verzoek en sluit zich aan bij het standpunt van de Raad. Het is de verwachting dat [naam kind] in het huidige pleeggezin blijft. Zij ontwikkelt zich daar goed, vindt het daar leuk en het pleeggezin heeft veel oog voor de rol van de moeder. De moeder komt elke week op bezoek bij de pleegouders thuis. Alle partijen vinden deze vorm van omgang prettig. Dit zal dus ook in de toekomst zo worden vormgegeven.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Het is een moeilijk verzoek, maar de moeder vindt de situatie zoals deze nu is in het belang van [naam kind]. De pleegouders zijn heel lief en de moeder is blij dat [naam kind] nu de liefde krijgt die zij zelf niet heeft ervaren in haar jeugd. [naam kind] ontwikkelt zich goed in het pleeggezin en de pleegouders hebben veel aandacht voor de rol van de moeder. Eens per week eet de moeder mee bij het pleeggezin en heeft op die manier contact met [naam kind].

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat voldaan is aan de eisen die worden genoemd onder sub a. De kinderrechter overweegt als volgt. [naam kind] is nog heel jong en heeft meer zorg nodig dan een ander willekeurig meisje. Er zijn signalen dat er sprake is van zwakbegaafdheid en zowel de Raad als de GI geven aan dat [naam kind] een opvoeder “plus” nodig heeft die goed kan aansluiten bij haar grote zorgbehoefte. Uit het rapport van de Raad en het KSCD-onderzoek van maart 2021 komt naar voren dat de moeder de zorg voor [naam kind] niet kan dragen. Ook bij de moeder is sprake van zwakbegaafdheid. Het is belangrijk voor [naam kind] dat er duidelijkheid komt over de plek waar [naam kind] zal opgroeien. Het is verdrietig dat [naam kind] niet kan opgroeien bij haar moeder, maar het is tegelijkertijd mooi dat [naam kind] zich goed ontwikkelt bij de pleegouders en dat zij daar alle liefde en zorg krijgt die zij nodig heeft. Ook is het positief dat er een goede samenwerking is tussen de pleegouders en de moeder. Alle betrokken partijen zijn het er ter zitting over eens dat het perspectief van [naam kind] bij het pleeggezin ligt.
Nu er niet meer wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder, zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer de geëigende maatregelen. Om aan te sluiten bij de grote opvoedbehoefte van [naam kind] en om alle betrokkenen duidelijkheid te bieden omtrent het perspectief van [naam kind], is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk en in het belang van [naam kind] is om het gezag van de moeder over [naam kind] te beëindigen en zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam kind] komt te ontbreken, dient de kinderrechter op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. De kinderrechter acht het in het belang van [naam kind] dat de GI haar belangen behartigt. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam 1], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] over [naam kind];
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige, de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023 door mr. T. van den Akker, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Pater, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 12 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.