ECLI:NL:RBROT:2023:3243

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
10095621 CV EXPL 22-28003
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens tekortkomingen in zorgverlening en huurvoorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en Van Rijn Bewind B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam01]. De zaak betreft een huurzorgovereenkomst tussen Woonstad als verhuurder en [naam01] als huurder, waarbij de huurovereenkomst onlosmakelijk verbonden is met een zorgverleningsovereenkomst van het Leger des Heils. De huurovereenkomst is ingegaan op 18 mei 2020 en is onderworpen aan specifieke voorwaarden die de huurder verplichten tot medewerking aan de zorgverlening. Woonstad heeft de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming geëist, omdat [naam01] niet voldeed aan de voorwaarden van de huurzorgovereenkomst en de zorgverlening door het Leger des Heils had beëindigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst niet buitengerechtelijk kon worden ontbonden, maar dat [naam01] tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst door niet mee te werken aan de zorgverlening. De rechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde toegewezen, met een ontruimingstermijn van 14 dagen na het vonnis. Tevens is de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van huur en proceskosten aan Woonstad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10095621 CV EXPL 22-28003
datum uitspraak: 24 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J. Lichtenveldt te Rotterdam,
tegen
Van Rijn Bewind B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam01] ,
vestigingsplaats: ’s-Gravendeel,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.C.J.L. Huurman te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Woonstad”, “de bewindvoerder” en “ [naam01] ”.

1..De procedure

1.1
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 september 2022, met producties 1 tot en met 20;
  • het antwoord;
  • de e-mail van Woonstad van 23 januari 2023, met producties 21a tot en met 21e;
  • de e-mail van Woonstad van 25 januari 2023, met productie 22.
1.2
Op 3 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Namens Woonstad was daarbij aanwezig [naam02] , medewerker sociaal beheer, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Namens de bewindvoerder is verschenen [naam03] , bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.

2..De feiten

2.1
Tussen Woonstad als verhuurder en [naam01] als huurder is een huurzorgovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning staande en gelegen aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: het gehuurde). De overeenkomst is ingegaan op 18 mei 2020. Op de huurovereenkomst zijn de “algemene voorwaarden behorende bij een huurovereenkomst voor een zelfstandige woonruimte” (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
2.2
In de huurzorgovereenkomst is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“(…)
A. Verhuurder stelt zich mede ten doel actief en met voorrang woonruimte te verhuren aan mensen uit bijzondere doelgroepen. Het betreft mensen die volgens de zorginstelling – naast een eventuele behandeling – in aanmerking komen voor woonbegeleiding gericht op sociale rehabilitatie en die deze nodig hebben om te leren (weer) zelfstandig te leren wonen.
(…)
C. Huurder is cliënt van zorginstelling Leger des heils, althans door deze instelling aangemeld voor woonbegeleiding, en heeft daarmee of met een opvolgende zorginstelling, hierna te noemen ‘de zorginstelling’, een woonbegeleidingsovereenkomst en/of een eventuele behandelovereenkomst afgesloten.
D. De woonbegeleidingsovereenkomst is aan deze huurovereenkomst gehecht en vormt daarmee een onlosmakelijk geheel.
(…)
F. Verhuurder verhuurt de woning, genoemd onder 1.1 (hierna: “het gehuurde”), niet aan huurder als reguliere woonconsument, maar als cliënt van de zorginstelling ten behoeve van de woonbegeleiding. Tussen partijen is derhalve sprake van een gemengde overeenkomst.
(…)
K. Het gehuurde wordt door verhuurder aan huurder verhuurd onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat deze zich openstelt en blijft openstellen voor woonbegeleiding door de zorginstelling.
L. Het gehuurde wordt door verhuurder aan huurder verhuurd onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat daadwerkelijk woonbegeleiding door de zorginstelling plaatsvindt.
M. Overtreding door huurder van de in de woonbegeleidingsovereenkomst gemaakte afspraken geldt tevens als toerekenbare tekortkoming van huurder jegens verhuurder en geeft deze het recht deze huurovereenkomst te (doen) eindigen.
(…)
9.1
Huurder geeft hierbij expliciet toestemming aan de zorginstelling om informatie aan verhuurder te verschaffen over het door huurder zich al of niet houden aan de woonbegeleidingsovereenkomst en de daarbij behorende bijzondere bepalingen of reglementen. Deze informatie gaat niet over gegevens van zuiver medische, psychische of persoonlijke aard.
(…)
9.8
Onverminderd het bepaalde in artikel 6.4 van de algemene voorwaarden is het huurder of derden die zich met toestemming van huurder in het gehuurde bevinden niet toegestaan om in of rond het gehuurde: drugs te verhandelen, overmatig alcohol te gebruiken, prostitutie te (laten) bedrijven; enige vorm van overlast te veroorzaken of zich niet gedragen conform afdeling 3 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (…)”
2.3
In de algemene voorwaarden is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“6.3 Het is huurder niet toegestaan overlast aan omwonenden en/of andere huurders te veroorzaken en/of te doen veroorzaken door huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of de gemeenschappelijke ruimten bevinden. (…)
6.4
Huurder zal het gehuurde en de gemeenschappelijke ruimten in overeenstemming met de daaraan door verhuurder gegeven bestemming gebruiken. Het is huurder niet toegestaan in/nabij het gehuurde en/of de gemeenschappelijke ruimten:
  • gevaarlijke stoffen op te slaan;
  • hennep of soortgelijke gewassen te telen, XTC te produceren, verdovende middelen te hebben en/of daarin te (laten) handelen en/of andere op basis van de Opiumwet strafbare gedragingen te plegen;
  • een bordeel te exploiteren;
  • (…)
  • andere (al dan niet strafbare) handelingen te verrichten die het woonklimaat in en nabij het gehuurde schade (kunnen) toebrengen.”
2.4
De burgemeester van Rotterdam heeft naar aanleiding van een politierapportage
d.d. 22 juli 2021 bij brief van 1 september 2021 een officiële waarschuwing gegeven aan [naam01] . In die brief is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“(…) Gelet op de politierapportage d.d. 22 juli 2021, ben ik van mening dat in uw pand een seksbedrijf is geëxploiteerd zonder de daartoe vereiste vergunning als bedoeld in artikel 3:3, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (hierna: APV). Er is daarmee sprake van een overtreding van artikel 3:3, eerste lid van de APV. (…)”
2.5
Bij vonnis in kort geding van 2 november 2021 heeft de kantonrechter te Rotterdam de vordering van Woonstad tot ontruiming van het gehuurde afgewezen en is Woonstad veroordeeld in de proceskosten.
2.6
Bij brief van 20 januari 2022 heeft Woonstad aan [naam01] meegedeeld dat de huurzorgovereenkomst met ingang van 18 mei 2022 met één jaar wordt verlengd, aangezien [naam01] woonbegeleiding krijgt vanuit het Leger des Heils.
2.7
Bij brief van 22 februari 2022 heeft Woonstad aan [naam01] meegedeeld dat hij niet thuis was tijdens het geplande huisbezoek op 21 februari 2022. In die brief wordt een nieuw huisbezoek aangekondigd op 7 maart 2022. Verder is in deze brief het volgende - voor zover thans van belang - aan [naam01] meegedeeld:
“(…) U dient de zorg van het Leger des Heils (…) te accepteren zolang de huurzorgovereenkomst loopt. Van uw begeleiding heb ik begrepen dat zij geen contact met u krijgt. Dit is niet volgens afspraak en betekent dat u zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden. (…)”
2.8
Op 7 maart 2022 was [naam01] niet thuis voor het geplande huisbezoek. Telefonisch zijn partijen overeengekomen het huisbezoek op 8 maart 2022 te laten plaatsvinden. Ook op
8 maart 2022 was [naam01] niet aanwezig tijdens het huisbezoek. Bij brief van 10 maart 2022 heeft Woonstad naar aanleiding hiervan het volgende - voor zover thans van belang - aan [naam01] meegedeeld:
“(…)Stand van zaken
Voor zover wij nu kunnen constateren verleent u geen medewerking, noch aan Woonstad Rotterdam, noch aan het Leger des Heils. U heeft vanuit het Leger des Heils ook brieven (waarschuwingen) ontvangen die u daar op wijzen. Sinds eind december 2021 heeft u geen fysiek contact en afspraken meer gehad met uw begeleiding. Uw indicatie loopt op korte termijn af en zonder uw medewerking kan deze niet worden verlengd. Dit heeft gevolgen voor uw woonbegeleidingsovereenkomst en automatisch dan ook voor de huurzorgovereenkomst omdat deze aan elkaar zijn verbonden. (…)”
2.9
Het Wmo arrangement (indicatie) van [naam01] liep tot en met 22 mei 2022. Bij e-mail van
2 juni 2022 heeft het Leger des Heils aan Woonstad meegedeeld dat de woonbegeleiding van [naam01] is beëindigd per 23 mei 2022. Verder is in deze e-mail het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“(…) Wegens zijn structureel niet nakomen afspraken én niet willen meewerken aan ondersteuning / niet willen ondertekenen van het verzoek herindicatie, is er geen nieuw Wmo arrangement afgegeven door de gemeente Rotterdam. De aanvraag is hiervoor nu afgesloten. (…)”
2.1
Op 16 juni 2022 heeft Woonstad een nieuwe bestuurlijke rapportage d.d. 7 juni 2022 ontvangen. In die rapportage zijn politiemeldingen opgenomen met betrekking tot het gehuurde.
2.11
Bij vonnis in kort geding van 23 augustus 2022 heeft de kantonrechter te Rotterdam de vordering van Woonstad tot ontruiming van het gehuurde wederom afgewezen en is Woonstad veroordeeld in de proceskosten.

3..Het geschil

3.1
Woonstad eist samengevat:
primair:
- te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst tussen Woonstad en [naam01] met betrekking tot het gehuurde is geëindigd op 23 mei 2022;
subsidiair:
- de huurovereenkomst tussen Woonstad en [naam01] met betrekking tot het gehuurde te ontbinden;
primair en subsidiair:
- de bewindvoerder te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde;
- de bewindvoerder te veroordelen tot betaling aan Woonstad van de huurprijs en servicekosten van in totaal € 654,52 per maand vanaf 1 oktober 2022 tot aan de maand waarin het gehuurde is ontruimd, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de bewindvoerder te veroordelen in de proces- en nakosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
Woonstad baseert de eis op het volgende.
Woonstad heeft het gehuurde aan [naam01] ter beschikking gesteld ten behoeve van de te verlenen zorg en woonbegeleiding door het Leger des Heils, waarbij de bewoning als middel gold om een doel, te weten het als goed huurder zelfstandig kunnen wonen, te bereiken. De bewoning stond en staat dus niet voorop. Het gaat om het ter beschikking stellen van een woning zodat de overeengekomen zorg gefaciliteerd kan worden. Aangezien de zorgovereenkomst onlosmakelijk verbonden is met de huurovereenkomst en het zorgelement overheerst, is de huurovereenkomst als gevolg van de rechtsgeldige beëindiging van de zorgovereenkomst door het Leger des Heils per 23 mei 2022 eveneens beëindigd. [naam01] verblijft derhalve reeds per 23 mei 2022 zonder recht of titel in het gehuurde. Hij dient het gehuurde dan ook te verlaten.
Voor zover de huurovereenkomst niet reeds is geëindigd, levert de weigering van zorg door [naam01] en het daardoor eindigen van de bemoeienis van een zorginstelling in ieder geval een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling van de bewindvoerder tot ontruiming van het gehuurde. Woonstad wijst er hierbij nog op dat [naam01] in strijd met de huurovereenkomst ook niet bereikbaar was voor huisbezoeken. Daarnaast handelt [naam01] in strijd met artikel 9.8 van de huurovereenkomst en de artikelen 6.3 en 6.4 van de algemene voorwaarden, doordat hij het gehuurde in strijd met de bestemming voor prostitutie en drugsgebruik heeft laten gebruiken, doordat hij ernstige en structurele overlast veroorzaakt en doordat hij het gehuurde heeft vervuild. [naam01] handelt in strijd met het goed huurderschap. Ook deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling van de bewindvoerder tot ontruiming van het gehuurde.
3.3
De bewindvoerder is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
Het huurelement in de tussen partijen gesloten huurzorgovereenkomst overheerst. Dit betekent dat [naam01] huurbescherming geniet in die zin dat de huurovereenkomst niet buitengerechtelijk ontbonden mocht worden door Woonstad als gevolg van de beëindiging van de zorgovereenkomst door het Leger des Heils. De primaire vordering is dan ook niet toewijsbaar. Ook is [naam01] niet tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Het is onjuist dat de zorg door het Leger des Heils eenzijdig door [naam01] is geweigerd. Er was geen klik tussen [naam01] en zijn hulpverlener. Het is niet alleen aan [naam01] te wijten dat de hulpverlening is gestopt. Het Leger des Heils heeft onterecht persoonlijke gegevens van [naam01] gedeeld voor de gerechtelijke procedures, waardoor er een vertrouwensbreuk is ontstaan.
De overlastmeldingen worden door [naam01] betwist. Uit de politierapportage blijkt niet dat [naam01] de vermeende activiteiten daadwerkelijk heeft verricht. Er is geen indicatie dat sprake was van prostitutie en/of drugshandel vanuit het gehuurde. Voor zover al sprake is van een tekortkoming, dan rechtvaardigt deze tekortkoming gelet op de bijzondere aard niet de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. [naam01] zal hierdoor op straat komen te staan. Dit kan met zich meebrengen dat hij weer zal terugvallen in zijn oude patronen.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is in geschil of de huurovereenkomst reeds is geëindigd op 23 mei 2022 en zo niet, of [naam01] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en deze (alsnog) ontbonden dient te worden. De kantonrechter oordeelt als volgt.
Huurovereenkomst reeds geëindigd?
4.2
Op grond van artikel 7:231 lid 1 BW kan de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte op grond van wanprestatie slechts door de rechter geschieden en is buitengerechtelijke ontbinding van een dergelijke huurovereenkomst niet mogelijk.
Tussen partijen is sprake van een gemengde overeenkomst: een huurovereenkomst met betrekking tot zelfstandige woonruimte in combinatie met een zorgverleningsovereenkomst, hetgeen een overeenkomst van opdracht is in de zin van artikel 7:400 BW. Uit artikel 6:215 BW volgt dat de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op deze bijzondere overeenkomsten naast elkaar van toepassing zijn, tenzij die bepalingen onverenigbaar zijn of de strekking van die bepalingen in verband met de aard daarvan zich daartegen verzet.
De regel dat een huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte niet buitengerechtelijk ontbonden kan worden, welke regel van dwingend recht is, is niet verenigbaar met de regel dat een overeenkomst van opdracht buitengerechtelijk ontbonden kan worden. In een dergelijke situatie moet beoordeeld worden wat het overheersende element is binnen de gemengde overeenkomst.
Uit de hiervoor genoemde e-mail van het Leger des Heils van 2 juni 2022 blijkt dat de zorg aan [naam01] in het gehuurde door het Leger des Heils slechts 2,1 uur per week plaats diende te vinden. Hoewel de kantonrechter het eens is met Woonstad dat het niet zo kan zijn dat alleen in geval de zorg meer dan 50% van de week plaatsvindt, de zorg als overheersend element van de overeenkomst kan worden aangemerkt, is de kantonrechter van oordeel dat 2,1 uur per week aan zorg te weinig is om tot dat oordeel te kunnen komen. In de onderhavige bodemprocedure zijn, na de eerdere kort geding procedures tussen partijen, geen (nieuwe) feiten en omstandigheden door Woonstad naar voren gebracht die ertoe kunnen leiden dat de zorg als overheersend element in de overeenkomst moet worden aangemerkt. Dit betekent dat [naam01] huurdersbescherming geniet in die zin dat de huurovereenkomst niet buitengerechtelijk beëindigd of ontbonden mocht worden. De huurovereenkomst kan dan ook niet als beëindigd worden beschouwd.
Het voorgaande leidt ertoe dat de primair gevorderde verklaring voor recht dat de huurovereenkomst reeds per 23 mei 2022 is geëindigd wordt afgewezen. Dit leidt er tevens toe dat ook de gevorderde ontruiming op de primaire grondslag wordt afgewezen.
Tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst
4.3
Vervolgens komt de vraag aan de orde of [naam01] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, doordat het Leger des Heils de begeleiding van [naam01] per 23 mei 2022 heeft beëindigd. Die vraag beantwoordt de kantonrechter bevestigend.
De woonbegeleidingsovereenkomst die [naam01] met het Leger des Heils had afgesloten vormt een onlosmakelijk geheel met de huurovereenkomst (punt D van de huurzorgovereenkomst). In de huurzorgovereenkomst is bepaald dat het gehuurde wordt verhuurd onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat [naam01] zich openstelt en blijft openstellen voor woonbegeleiding door de zorginstelling, dat daadwerkelijk woonbegeleiding door de zorginstelling plaatsvindt en dat overtreding door [naam01] van de in de woonbegeleidings-overeenkomst gemaakte afspraken tevens geldt als een toerekenbare tekortkoming van [naam01] jegens Woonstad (punten K, L en M van de huurzorgovereenkomst). Uit de e-mail van het Leger des Heils van 2 juni 2022 blijkt dat [naam01] - ondanks de uitdrukkelijke waarschuwing van Woonstad in voormelde brief van 10 maart 2022 - structureel zijn afspraken met het Leger des Heils niet nakwam, dat hij niet wil meewerken aan ondersteuning en dat hij ook het herindicatieverzoek niet wil ondertekenen. Als gevolg hiervan is de indicatie verlopen en heeft de gemeente Rotterdam geen nieuw “Wmo arrangement” ten behoeve van [naam01] afgegeven. De bewindvoerder heeft dit alles ook niet betwist.
Het verweer dat er geen klik was tussen [naam01] en zijn hulpverlener is geen geldige reden voor [naam01] om de zorg te weigeren en om zijn afspraken met het Leger des Heils niet na te komen. Ook het verweer dat het Leger des Heils onterecht gegevens van [naam01] heeft gedeeld met Woonstad, als gevolg waarvan er een vertrouwensbreuk zou zijn ontstaan, slaagt niet. In artikel 9.1 van de huurzorgovereenkomst is bepaald dat [naam01] expliciet toestemming geeft aan de zorginstelling (het Leger des Heils) om informatie aan Woonstad te verschaffen die erop ziet of [naam01] zich al dan niet houdt aan de woonbegeleidingsovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat het hier zou gaan om gegevens van zuiver medische, psychische of persoonlijke aard.
Nu [naam01] zich aan de zorg van het Leger des Heils onttrekt, als gevolg waarvan het Leger des Heils de begeleiding van [naam01] per 23 mei 2022 heeft beëindigd, handelt [naam01] in strijd met de woonbegeleidingsovereenkomst. Dit betekent tegelijkertijd dat [naam01] tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst. Het tekortschieten door [naam01] kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Wel had dit nog anders kunnen zijn indien tijdens de mondelinge behandeling was gebleken dat [naam01] zich nu wel openstelt voor zorg en dat hij zich ook daadwerkelijk onder toezicht van zorg had gesteld en de in dat kader gemaakte afspraken strikt nakomt. Dat is echter niet het geval. De enkele stelling van de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling dat [naam01] inmiddels weer zorg heeft aangevraagd is (veel) te vaag. De bewindvoerder heeft zelf gesteld dat zij niet weet of er een intakegesprek met een zorgverlener is gevoerd. Door de bewindvoerder is niets overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat er een nieuwe woonbegeleidingsovereenkomst is gesloten met [naam01] .
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
4.4
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortschietende partij aantoont dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dat sprake is van een tekortkoming van geringe betekenis is niet gesteld. Hoewel de bewindvoerder heeft aangevoerd dat [naam01] in geval van een ontbinding en ontruiming op straat zal komen te staan en dat hij dan mogelijk weer terugvalt in zijn oude patronen, heeft hij het verlies van het gehuurde zelf in het leven geroepen door in strijd met de gemaakte afspraken geen zorgverlening meer toe te staan, als gevolg waarvan het Leger des Heils de woonbegeleiding van [naam01] heeft beëindigd. Daarbij komt nog dat vaststaat dat [naam01] in zijn vorige huurwoning overlast veroorzaakte en dat hij die woning had verwaarloosd en dat Woonstad hem, na eerst een gedragsaanwijzing te hebben gegeven, (desondanks) de kans had geboden om de onderhavige overeenkomst met betrekking tot het gehuurde te sluiten. Gelet daarop had het des te meer op de weg van [naam01] gelegen om zich strikt aan de huurovereenkomst te houden. Dat heeft hij echter niet gedaan. De bewindvoerder heeft geen omstandigheden naar voren gebracht die tot de conclusie zouden moeten leiden dat het belang van [naam01] bij behoud van het gehuurde zwaarder dient te wegen dan het belang van Woonstad bij de gevorderde ontbinding en ontruiming.
Geoordeeld moet worden dat ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde in het onderhavige geval gerechtvaardigd is.
Conclusie
4.5
De conclusie is dat de gevorderde ontbinding en ontruiming op de subsidiaire grondslag wordt toegewezen. Gelet hierop komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de gestelde tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst voor zover die betrekking heeft op (onder andere) prostitutie, drugsgebruik en overlast vanuit het gehuurde.
De ontruimingstermijn zal in redelijkheid worden gesteld op 14 dagen na het vonnis.
(Toekomstige) huurtermijnen en gebruiksvergoeding tot de ontruiming
4.6
De gevorderde (al dan niet toekomstige) huurtermijnen en de gebruiksvergoeding worden toegewezen vanaf oktober 2022 tot en met de maand waarin het gehuurde is ontruimd. De over die (toekomstige) termijnen gevorderde rente wordt bij gebreke van enige onderbouwing afgewezen.
Proceskosten
4.7
De bewindvoerder krijgt (voor het grootste deel) ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonstad tot vandaag vast op € 133,57 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 528,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 264,-). Dit is totaal € 789,57. Voor kosten die Woonstad maakt na deze uitspraak moet de bewindvoerder ook een bedrag betalen van
€ 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaar bij voorraad
4.8
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonstad en [naam01] ter zake van het gehuurde aan de [adres01] te [plaats01] en veroordeelt de bewindvoerder om binnen 14 dagen na dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken en het gehuurde onder overgave van de sleutels in lege staat ter vrije beschikking van Woonstad te stellen;
veroordeelt de bewindvoerder om aan Woonstad te betalen, voor iedere maand, te rekenen met ingang van 1 oktober 2022 tot de dag van ontbinding ten titel van huur en daarna tot en met de maand waarin de ontruiming en lege oplevering van het gehuurde aan de [adres01] te [plaats01] plaatsvindt ten titel van gebruiksvergoeding, een bedrag van € 654,52, ook die laatste maand voor een gehele te rekenen;
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad tot vandaag worden vastgesteld op € 789,57;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764