ECLI:NL:RBROT:2023:3192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
10104440 CV EXPL 22-28822
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebrekkige uitvoering van tegelwerkzaamheden en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een opdrachtgever en een aannemer. De opdrachtgever, aangeduid als [eiser01], had de aannemer, [gedaagde01], opdracht gegeven om tegelwerkzaamheden uit te voeren in verband met de verbouwing van twee badkamers en een toilet. Na de uitvoering van de werkzaamheden bleek dat de aannemer tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, wat resulteerde in gebreken aan het geleverde werk. De opdrachtgever heeft de aannemer in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen, maar de aannemer heeft hier geen gehoor aan gegeven. De opdrachtgever heeft vervolgens zijn vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding, waarbij hij aanspraak maakte op een bedrag van € 15.000,00 voor herstelkosten en bijkomende kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aannemer aansprakelijk is voor de door de opdrachtgever geleden schade, op basis van artikel 6:74 BW. De rechter heeft geoordeeld dat de aannemer in verzuim verkeerde en dat de opdrachtgever geen afstand heeft gedaan van zijn recht op schadevergoeding. De kantonrechter heeft de schade begroot op € 12.808,81, inclusief wettelijke rente, en heeft de aannemer veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de opdrachtgever. Daarnaast is de aannemer ook veroordeeld in de proceskosten van de opdrachtgever, die zijn vastgesteld op € 1.597,30. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de opdrachtgever het bedrag direct kan vorderen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10104440 CV EXPL 22-28822
datum uitspraak: 21 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,die handelt onder de naam
[handelsnaam01],
wonende en zaakdoende in [plaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. E.J.W. van den Berg,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[handelsnaam02],
wonende en zaakdoende in [plaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 september 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 30 januari 2023 van [eiser01] , met bijlage;
  • de akte uitlating gemaakte kosten tevens overlegging facturen van [eiser01] , met bijlagen;
  • de aantekeningen van de mondelinge akte van [gedaagde01] , met bijlagen;
  • de akte uitlating ingediende stukken van [eiser01] .
1.2.
Op 31 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] en zijn gemachtigde en [gedaagde01] .

2..De feiten

2.1.
Begin 2021 heeft [eiser01] aan [gedaagde01] opdracht verstrekt om – in onderaanneming – tegelwerkzaamheden uit te voeren in verband met een verbouwing van twee badkamers en een toilet.
2.2.
Na uitvoering van de werkzaamheden heeft [gedaagde01] op 9 mei 2021 een factuur opgesteld voor een bedrag van € 3.750,00, btw verlegd. De omschrijving op de factuur luidt “Tegel werkzaamheden”.
2.3.
De hoofdopdrachtgever, een klant van [eiser01] , was ontevreden over het resultaat van de werkzaamheden van [gedaagde01] .
2.4.
Op 22 december 2021 heeft de gemachtigde van [eiser01] [gedaagde01] gesommeerd om binnen vier weken zorg te dragen voor het herstel van de gebreken. [gedaagde01] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.5.
In maart 2022 heeft [bedrijf01] (hierna: ‘ [bedrijf01] ’) in opdracht van [eiser01] onderzoek gedaan naar de door [gedaagde01] verrichte werkzaamheden. [bedrijf01] heeft haar bevindingen neergelegd in een rapport. De conclusie van [bedrijf01] luidt, samengevat weergegeven, dat het door [gedaagde01] verrichte werk meerdere gebreken vertoont en dat er sprake is van gevolgschade. [bedrijf01] heeft de kosten voor het herstel van de gebreken en de gevolgschade begroot op € 15.000,00 excl. btw.
2.6.
Eveneens in maart 2022 heeft [eiser01] de gebreken hersteld. Dat heeft hij deels zelf gedaan en deels door inschakeling van andere partijen.
2.7.
Bij brief van 30 maart 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] aan [gedaagde01] laten weten dat [eiser01] zijn vordering tot nakoming omzet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. In diezelfde brief heeft [eiser01] aanspraak gemaakt op een bedrag van € 15.000,00 en [gedaagde01] verzocht dat bedrag binnen drie weken te betalen. [gedaagde01] heeft aan dat verzoek geen gehoor gegeven.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 17.679,50 met rente over een bedrag van € 15.925,00;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat [eiser01] eist bestaat uit de hoofdsom van € 15.000,00, expertisekosten van € 1.754,50 en buitengerechtelijke kosten van € 925,00.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [eiser01] heeft [gedaagde01] opdracht gegeven om tegelwerkzaamheden uit te voeren ten behoeve van een klant van hem. [gedaagde01] heeft het werk niet deugdelijk uitgevoerd. [eiser01] heeft [gedaagde01] in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen, maar [gedaagde01] is daar niet op ingegaan. Uiteindelijk heeft [eiser01] zijn vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [eiser01] heeft de herstelwerkzaamheden zelf, met de hulp van andere partijen, uitgevoerd. [bedrijf01] heeft de kosten van herstel begroot op € 15.000,00 excl. btw, maar de daadwerkelijk gemaakte kosten bedroegen € 11.145,27 excl. btw. Verder heeft [eiser01] kosten moeten maken voor inschakeling van [bedrijf01] (€ 1.754,50) en heeft hij buitengerechtelijke kosten moeten maken (die moeten worden begroot op € 925,00).
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Het tegelwerk was inderdaad niet goed, maar dat heeft [gedaagde01] al verdisconteerd in de prijs. De factuur voor de werkzaamheden kwam namelijk aanvankelijk uit op een bedrag van rond de € 8.000,00 excl. btw. Omdat [eiser01] niet tevreden was, hebben [gedaagde01] en [eiser01] in overleg besloten het factuurbedrag te verlagen naar € 3.750,00 excl. btw. Daarnaast heeft [eiser01] een factuur van € 630,00 (voor een andere opdracht) onbetaald gelaten. Dat bedrag moet in mindering worden gebracht op het bedrag dat [gedaagde01] eventueel aan [eiser01] moet betalen.

4..De beoordeling

[gedaagde01] is aansprakelijk voor de door [eiser01] geleden schade
4.1.
Of [gedaagde01] aansprakelijk is, moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 6:74 BW. Dat artikel bepaalt – voor zover hier relevant – dat een schuldenaar die tekortschiet in de nakoming van een verbintenis, de schade moet vergoeden die de schuldeiser daardoor lijdt, mits de schuldenaar in verzuim verkeert.
4.2.
Dat [gedaagde01] is tekortgeschoten, staat vast. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat de tegelwerkzaamheden die [gedaagde01] heeft uitgevoerd gebreken vertoonden. Het gaat dan om de gebreken die [bedrijf01] in haar rapport heeft omschreven in haar bevindingen a tot en met f. Ook staat vast dat [gedaagde01] schade heeft veroorzaakt aan de vloerverwarming (bevinding g van [bedrijf01] ) en de entree (bevinding h van [bedrijf01] ). [gedaagde01] heeft dat namelijk niet betwist.
4.3.
Dat [gedaagde01] in verzuim verkeerde, staat ook vast. [eiser01] heeft namelijk onbetwist gesteld dat hij [gedaagde01] in staat heeft gesteld de gebreken en de schade aan de vloerverwarming en entree te herstellen, maar dat [gedaagde01] niet tot herstel is overgegaan.
4.4.
Nu [gedaagde01] is tekortgeschoten en in verzuim verkeerde, is hij in principe verplicht de schade te vergoeden die [eiser01] heeft geleden. De kantonrechter zal echter eerst beoordelen of het vorderingsrecht van [eiser01] nog bestaat.
[eiser01] heeft geen afstand gedaan van zijn recht op schadevergoeding
4.5.
[gedaagde01] stelt dat het factuurbedrag in eerste instantie ongeveer € 8.000,00 excl. btw bedroeg, maar dat hij en [eiser01] vanwege de gebreken hebben afgesproken dat bedrag te verlagen tot € 3.750,00 excl. btw. De kantonrechter leest hierin de stelling dat [eiser01] in ruil voor een ‘korting’ afstand heeft gedaan van zijn recht om schadevergoeding te vorderen. Dit verweer slaagt niet en de kantonrechter licht toe waarom niet.
4.6.
Uit artikel 6:160 BW volgt dat een verbintenis ophoudt te bestaan, als de schuldeiser met de schuldenaar afspreekt dat hij afstand doet van zijn vorderingsrecht. Het beroep dat [gedaagde01] op dit artikel doet, kan alleen slagen als vaststaat dat het aanvankelijke factuurbedrag, zoals [gedaagde01] stelt, ongeveer € 8.000,00 excl. btw bedroeg. Immers, als dat niet vaststaat, staat ook niet vast dat partijen de factuur hebben verlaagd. Evenmin staat dan vast dat [eiser01] in ruil voor een korting afstand heeft gedaan van zijn recht om schadevergoeding te vorderen.
4.7.
Dat de factuur aanvankelijk ongeveer € 8.000,00 excl. btw bedroeg, is niet komen vast te staan. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen van tevoren een prijs van € 60,00 excl. btw per m2 waren overeengekomen en dat in totaal ongeveer 62 m2 moest worden betegeld. Uitgaande van die gegevens, zou de aanneemsom op € 3.720,00 excl. btw zijn uitgekomen. Dat bedrag komt, op € 30,00 excl. btw na, overeen met het door [gedaagde01] gefactureerde bedrag. Het aanvankelijke factuurbedrag kan dus alleen ongeveer € 8.000,00 excl. btw hebben bedragen, als [gedaagde01] extra werkzaamheden heeft verricht. Weliswaar heeft [gedaagde01] gesteld dat hij – buiten de opdracht om – de vloer heeft verhoogd en duurdere tegelstrips heeft gebruikt, maar [eiser01] heeft betwist dat die werkzaamheden
niettot de oorspronkelijke opdracht behoorden. Het had vervolgens op de weg van [gedaagde01] gelegen om concreet te maken welke werkzaamheden hij buiten de opdracht om heeft verricht en welke kosten daarmee waren gemoeid. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan.
4.8.
Nu het verweer van [gedaagde01] niet slaagt, heeft [eiser01] nog steeds recht op vergoeding van de door hem geleden schade.
Schadebedrag
4.9.
De kantonrechter begroot de schade op € 12.544,66. Daarvan ziet (a) € 11.094,66 op het herstel van de gebreken en gevolgschade en (b) € 1.450,00 op expertisekosten. De kantonrechter licht dit toe.
(a) Vervangende en aanvullende schadevergoeding
4.10.
Bij brief van 30 maart 2022 heeft [eiser01] aan [gedaagde01] laten weten aanspraak te maken op schadevergoeding in plaats van nakoming. [eiser01] heeft daarom op grond van artikel 6:87 BW, naast aanvullende schadevergoeding, recht op vervangende schadevergoeding.
4.11.
De
vervangendeschadevergoeding bestaat uit de waarde van de uitgebleven prestatie. De prestatie die is uitgebleven, is het deugdelijk afronden van de tegelwerkzaamheden. Om de tegelwerkzaamheden deugdelijk af te ronden, had [gedaagde01] de gebreken moeten herstellen die [bedrijf01] in haar rapport heeft beschreven in haar bevindingen a tot en met f. De waarde van de uitgebleven prestatie staat dus gelijk aan de kosten die [eiser01] heeft moeten maken voor het herstellen van die gebreken.
4.12.
De
aanvullendeschadevergoeding bestaat uit de kosten die [eiser01] heeft moeten maken voor het (laten) herstellen van de vloerverwarming (bevinding g van [bedrijf01] ) en de entree (bevinding h van [bedrijf01] ).
4.13.
Bij akte heeft [eiser01] toegelicht dat de kosten die hij heeft gemaakt voor het herstellen van de hiervoor genoemde gebreken en gevolgschade € 11.145,27 excl. btw bedroegen. [1] [gedaagde01] heeft op die akte niet meer gereageerd, terwijl hij daartoe wel in de gelegenheid was gesteld. De kantonrechter sluit daarom aan bij de schadebegroting van [eiser01] . De kantonrechter constateert echter dat [eiser01] de btw van de factuur die hij als productie 16 heeft overgelegd in zijn schadebegroting heeft meegenomen. Nu [eiser01] zelf stelt dat hij de btw kan verrekenen, [2] brengt de kantonrechter het btw-bedrag van € 50,61 op het totale schadebedrag in mindering. Dat betekent dat de kantonrechter de omvang van de vervangende en aanvullende schadevergoeding vaststelt op € 11.094,66.
(b) Expertisekosten
4.14.
De door [eiser01] gemaakte expertisekosten komen als onbetwist en gegrond op de wet voor vergoeding in aanmerking, uitgezonderd de btw. [eiser01] heeft immers zelf aangevoerd dat hij de btw kan verrekenen, [3] zodat de btw geen schadepost is. De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen bedragen dus € 1.450,00.
Openstaande factuur van [gedaagde01] in mindering op schadevergoeding
4.15.
[eiser01] heeft erkend dat hij een factuur van [gedaagde01] van € 630,00 onbetaald heeft gelaten. Volgens [eiser01] heeft hij deze factuur nooit ontvangen, maar dat doet niet ter zake. [eiser01] heeft namelijk niet betwist dat hij de factuur verschuldigd is. Daarom slaagt het verrekeningsverweer van [gedaagde01] en brengt de kantonrechter het bedrag van € 630,00 in mindering op het schadebedrag. Dat betekent dat [gedaagde01] in hoofdsom nog € 11.914,66 aan [eiser01] moet betalen. [4]
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente
4.16.
[eiser01] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het ‘Besluit’) is van toepassing voor zover het de vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding betreft. Voor het overige moet worden voldaan aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. De kantonrechter begroot de buitengerechtelijke incassokosten op € 894,15. Dat bedrag is gebaseerd op de staffel uit het Besluit, uitgaande van een bedrag in hoofdsom van € 11.914,66. In totaal moet [gedaagde01] dus € 12.808,81 aan [eiser01] betalen. [5] De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten voor dagvaarding door [eiser01] zijn betaald aan de gemachtigde.
4.17.
Verder heeft [eiser01] de wettelijke rente gevorderd over het bedrag aan vervangende en aanvullende schadevergoeding. De kantonrechter heeft dat bedrag begroot op € 11.094,66. [gedaagde01] is de wettelijke rente over dat bedrag verschuldigd vanaf 21 april 2022. Bij brief van 30 maart 2022 heeft [eiser01] [gedaagde01] immers gesommeerd om de schadevergoeding binnen drie weken te betalen. [gedaagde01] heeft die termijn ongebruikt laten verstrijken, zodat hij vanaf 21 april 2022 in verzuim is komen te verkeren.
Proceskosten
4.18.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 112,30 aan dagvaardingskosten, € 693,00 aan griffierecht en € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,00). Dit is totaal € 1.597,30. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 12.808,81 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 11.094,66 vanaf 21 april 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.597,30;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. G.B. Plomp en in het openbaar uitgesproken.
56538

Voetnoten

1.Dat is dus minder dan het door [bedrijf01] op voorhand begrote – en door [eiser01] ook gevorderde – bedrag van € 15.000,00 excl. btw.
2.Zie randnummer 4 van de akte uitlating gemaakte kosten tevens overlegging producties van [eiser01] .
3.Zie vorige voetnoot.
4.€ 12.544,66 - € 630,00.
5.€ 11.914,66 + 894,15.