ECLI:NL:RBROT:2023:3148

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
99/000382-50
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met recidiverisico en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de proeftijd van een veroordeelde die voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. De veroordeelde, die eerder een gevangenisstraf van negen jaar had gekregen, was op 12 februari 2020 voorwaardelijk in vrijheid gesteld met een proeftijd van 1095 dagen, waaraan bijzondere voorwaarden waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten opname in een zorginstelling en meewerken aan begeleid wonen. Echter, op 25 augustus 2022 werd de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk herroepen omdat de veroordeelde de voorwaarden niet had nageleefd. Na een periode van detentie werd de veroordeelde opnieuw voorwaardelijk in vrijheid gesteld op 10 oktober 2022.

Op 10 maart 2023 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd met twee jaar, gebaseerd op een rapport van Fivoor. Tijdens de zitting op 31 maart 2023 zijn zowel de officier van justitie als de veroordeelde gehoord, evenals een reclasseringswerker. De reclasseringswerker gaf aan dat er een bespreking van het behandelplan had plaatsgevonden, maar dat er onzekerheid bestond over de termijn van een mogelijke overplaatsing naar een FPA.

De rechtbank oordeelde dat verlenging van de proeftijd noodzakelijk was, maar dat de gevorderde verlenging van twee jaar niet in overeenstemming was met de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank concludeerde dat de proeftijd met 232 dagen kon worden verlengd, omdat de veroordeelde in totaal 798 dagen in klinische behandeling had doorgebracht en 65 dagen in detentie had gezeten. De beslissing om de proeftijd te verlengen met 232 dagen werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is op de openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
VI-zaaknummer: 99/000382-50
Datum uitspraak: 31 maart 2023
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde
[veroordeelde01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordeling
Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 september 2016 is de veroordeelde een gevangenisstraf van 9 (negen) jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 12 februari 2020 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd van 1095 dagen. Hieraan zijn destijds bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder opname in een zorginstelling/klinische behandeling en meewerken aan begeleid wonen/maatschappelijke opvang.
Op 25 augustus 2022 heeft de rechtbank Rotterdam de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk, te weten voor een periode van 180 dagen, herroepen, aangezien de veroordeelde de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden bijzondere voorwaarden, in het bijzonder het meewerken aan begeleid wonen, niet had nageleefd. De veroordeelde heeft vervolgens in totaal 65 dagen in detentie doorgebracht. Op 10 oktober 2022 is de veroordeelde door het openbaar ministerie opnieuw voorwaardelijk in vrijheid gesteld en in het kader van de daaraan verbonden bijzondere voorwaarde van klinische behandeling opgenomen in de FPK Fivoor te Poortugaal. Op die datum is de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling weer gestart. De proeftijd loopt thans af op 23 april 2022.
1.3.
Vordering
Op 10 maart 2023 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van twee jaar.
Bij de vordering is het rapport van 15 februari 22023 van Fivoor overgelegd. Het advies is de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen met twee jaar.
1.4.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2023.
De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, en de veroordeelde, bijgestaan door de raadsman zijn gehoord. Voorts is gehoord [naam01] , als reclasseringswerker verbonden aan de reclassering/GGZ Antes.
De reclasseringswerker heeft het reclasseringsrapport van 15 februari 2023 toegelicht. Zij meldt dat er na het uitbrengen van het rapport inmiddels een bespreking van het behandelplan van de veroordeelde heeft plaatsgehad en dat toen is besloten een overplaatsing naar een FPA in gang te zetten. Over de termijn waarop die overplaatsing plaats zou kunnen vinden, kan – gelet op de wachtlijsten – geen uitspraak worden gedaan, net zo min als over de te verwachten duur van het verblijf in die FPA.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de proeftijd. Thans is het recidiverisico nog te hoog. Verlenging van de proeftijd is proportioneel. Voortzetting van de opname in een FPA dan wel een FPK valt binnen de opgelegde bijzondere voorwaarden en past binnen de door Hoge Raad bepaalde grenzen.
De raadsman heeft verzocht om de vordering af te wijzen. Primair is verlenging van de proeftijd voor de duur van twee jaar in strijd met artikel 7 van het EVRM. Dit zou immers betekenen dat de veroordeelde langer van zijn vrijheid wordt beroofd dan de straf die door het Gerechtshof is opgelegd. Subsidiair is verlenging van de proeftijd niet proportioneel. De veroordeelde heeft al twee keer het traject binnen een FPK doorlopen. Verlenging van de proeftijd zou betekenen dat hij weer terug bij af is.

2..Beoordeling

De rechtbank is op grond van het advies van de reclassering en de daarop ter zitting gegeven toelichting van oordeel dat het noodzakelijk is om de proeftijd te verlengen. Dit is met name gelegen in de geestelijke situatie van de veroordeelde in combinatie met zijn verslavingsgevoeligheid voor alcohol alsmede gelet op de gebrekkige medicatietrouw.
Toewijzing van de door de officier van justitie gevorderde verlenging van de proeftijd met twee jaar verdraagt zich echter niet met het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:850). De veroordeelde zal immers (tot aan 23 april 2023) in het kader van bijzondere voorwaarden bij zijn voorwaardelijke invrijheidstelling in totaal 798 dagen in klinische behandeling hebben doorgebracht en, na gedeeltelijke herroeping, 65 dagen in detentie. Uit het genoemde arrest van de Hoge Raad vloeit voort dat de vrijheidsbeneming van de veroordeelde in het kader van een klinische opname, uitgaande van strafrestant van 1095 dagen minus 798 dagen klinische opname en 65 dagen detentie na gedeeltelijke herroeping, thans nog maximaal 232 dagen mag duren. Aangezien op dit moment niet bekend is wanneer de veroordeelde wordt overgeplaatst naar een FPA en hoe lang de opname in die FPA gaat duren zou verlenging van de proeftijd met de geldende voorwaarden voor de volle duur van twee jaar – zoals gevorderd – ertoe kunnen leiden dat de veroordeelde langer van zijn vrijheid wordt beroofd dan de maximale duur van de gevangenisstraf die hem is opgelegd.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de proeftijd met de duur van 232 dagen kan worden verlengd.

3..Beslissing

De rechtbank
wijst de vordering gedeeltelijk toe en verlengt de proeftijd met 232 dagen.
Deze beslissing is genomen door mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.