ECLI:NL:RBROT:2023:3103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
C/10/643017 / FA RK 22-5635
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar Frankrijk en wijziging zorgregeling in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2023 uitspraak gedaan over de verzoeken van een vrouw om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing naar Frankrijk met haar minderjarige dochter, en om haar in te schrijven op een school aldaar. De man, de vader van de minderjarige, heeft verweer gevoerd tegen deze verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de noodzaak van de verhuizing. De rechtbank oordeelt dat de verhuizing naar Frankrijk zal leiden tot een vermindering van het contact tussen de minderjarige en de man, wat niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de minderjarige, gezien haar jonge leeftijd, niet in staat is om de gevolgen van de verhuizing te overzien. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van de vrouw afgewezen en de huidige zorgregeling gehandhaafd, waarbij de minderjarige om de week bij de man verblijft. De rechtbank heeft daarnaast de vakantieregeling gewijzigd, zodat de minderjarige bij de man is gedurende 2,5 week in de zomervakantie, 1 week in de meivakantie en 1 week in de kerstvakantie. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/643017 / FA RK 22-5635
Beschikking van 11 april 2023 over de vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school, de hoofdverblijfplaats en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam01], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats01],
advocaat mr. M.M. van Wijk te Honselersdijk,
t e g e n
[naam02], hierna: de man,
wonende te [woonplaats02],
advocaat mr. A. Patist te Maarssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 12 augustus 2022;
  • het bericht met bijlagen van de man van 23 november 2022;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoeken met bijlagen, ingekomen op 8 december 2022;
  • het verweerschrift op de zelfstandig verzoeken met bijlagen, ingekomen op 14 december 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 19 december 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam03] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de man een pleitnotitie overgelegd.
1.4.
Na de mondelinge behandeling zijn de volgende stukken ontvangen:
  • de berichten van de man van 11 januari en 16 februari 2023;
  • het bericht van de vrouw van 28 februari 2023;
  • het bericht van de hierna te noemen minderjarige van 2 maart 2023.
1.5.
De minderjarige is na de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. De minderjarige heeft hiervan gebruik gemaakt. Zij heeft op 20 maart 2023 met de kinderrechter gesproken.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Bij beschikking van 13 oktober 2014 heeft deze rechtbank de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen uitgesproken. Op 15 oktober 2014 is het geregistreerd partnerschap ontbonden door inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vrouw.
2.5.
Partijen hebben op 9 september 2014 een ouderschapsplan ondertekend, inhoudende (voor zover van belang) het volgende:
Artikel II – hoofdverblijfplaats/verhuizing/paspoort
2.1
De minderjarige heeft haar hoofdverblijf bij haar moeder en zal op het adres van de moeder in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Spijkenisse ingeschreven staan. Partijen hebben in goed overleg bij de SVB aangegeven dat aan de moeder het recht toekomt om de kinderbijslag ten goede te innen.
2.2
Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden en de gevolgen van de verhuizing voor de zorgregeling met elkaar én met het kind bespreken.
Artikel III – verzorging en opvoeding
3.1
De ouders streven naar een gelijkwaardige verdeling van zorg- en opvoedingstaken, mede afgestemd op de onregelmatige arbeidstijden van de man. De ouders wensen dan ook in dit kader nog geen vastomlijnde regeling af te spreken, doch gaandeweg met elkaar in overleg te treden omtrent eventuele wijzigingen, aanvullingen of aanpassingen van de regeling.
Indien de vader niet in de gelegenheid is de minderjarige te ontvangen, terwijl hij daarvoor verantwoordelijk is op die dag of dagen, dan zal hij dit ruim van te voren met de moeder afstemmen en haar bij de moeder laten. Gezien het onregelmatige rooster van de man zullen deze dagen niet te compenseren zijn.
Aangezien rust en regelmaat voor de minderjarige van essentieel belang is, zal het contact met de vader na een periode van gewenning (lees drie maanden) verder worden uitgebreid.
Gezien het feit dat de man werkzaamheden verricht die een onregelmatig rooster met zich mee brengen zullen de contactmomenten na de periode van gewenning verder geïnventariseerd worden. Prioritair hieraan is de minderjarige te laten wennen aan het feit dat vader en moeder niet meer samen in een huis leven.
Aan het eind van ieder jaar zal conform het rooster van de vader afspraken worden gemaakt met de moeder over de dagen waarop de minderjarige bij hem zal verblijven. Hierin zal in acht worden genomen dat er zoveel mogelijk structuur en regelmaat aan de minderjarige zal worden geboden.
Artikel VII -– evaluatie/geschillen
7 .1 De ouders zullen dit ouderschapsplan jaarlijks met elkaar evalueren en daar waar nodig aanpassen. Indien zij meningsgeschillen hebben over de uitvoering van dit ouderschapsplan of de invulling van de zorg en opvoeding, zullen zij zich wenden tot een mediator, teneinde de gerezen geschilpunten tot een oplossing te brengen.
2.6.
Partijen hebben op 18 augustus 2016 een convenant ondertekend, inhoudende (voor zover van belang) het volgende:
Convenant 6.3 Vanaf heden t/m 30 september 2016
Het bestaande contactschema zal worden voortgezet. Beide ouders stemmen wekelijks af hoe de omgang met [naam kind01] zal verlopen tot meer structuur per 1 oktober kan worden geboden.
Artikel 9 GESCHILLEN
9.1
Indien partijen in de toekomst van mening verschillen omtrent de interpretatie van dit convenant en/of wijziging van de inhoud daarvan, zullen zij steeds eerst trachten door middel van onderling overleg tot een regeling te komen.
2.7.
Partijen hebben zich tijdens de mondelinge behandeling bereid verklaard tot deelname aan mediation. Het is partijen niet gelukt om in mediation tot overeenstemming te komen.

3.De beoordeling

3.1.
Kindgesprek, benoeming bijzondere curator
3.1.1.
De vrouw verzoekt de minderjarige voorafgaand aan de mondelinge behandeling uit te nodigen voor een kindgesprek, dan wel subsidiair een bijzondere curator te benoemen ex artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek.
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
Hoewel het uitgangspunt van deze rechtbank is dat in gezag- en omgangszaken minderjarigen vanaf twaalf jaar worden gehoord, heeft de rechtbank naar aanleiding van wat besproken is tijdens de mondelinge behandeling besloten de minderjarige alsnog te horen. Omdat de rechtbank de minderjarige in de gelegenheid heeft gesteld zelf haar mening kenbaar te maken, komt de rechtbank niet toe aan het subsidiaire verzoek van de vrouw.
3.2.
Vervangende toestemming verhuizing
Verzoeken
3.2.1.
De vrouw verzoekt vervangende toestemming om met de minderjarige Castelnaud la Chapelle, Dordogne, Frankrijk te verhuizen. De vrouw verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.2.
De man voert gemotiveerd verweer. Hij verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans haar verzoek af te wijzen. Als het verzoek van de vrouw wordt toegewezen, verzoekt de man de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en te bepalen dat de beschikking pas geëffectueerd zal (mogen) worden nadat over de kwestie in hoger beroep onherroepelijk is beslist.
Ontvankelijkheid
3.2.3.
De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, omdat de vrouw op grond van artikel 9.1 van het convenant eerst in onderling overleg had moeten treden met de man, dan wel op grond van artikel 7.1 van het ouderschapsplan zich eerst met de man tot een mediator had moeten wenden, voordat zij een gerechtelijke procedure zou starten.
3.2.4.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.2.5.
De rechtbank is van oordeel dat dergelijke afspraken het recht op toegang tot de rechter niet kunnen beperken. De rechtbank beschouwt dergelijke afspraken tussen partijen als een inspanningsverplichting. Bovendien hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling alsnog ingestemd met mediation, maar dit is niet gelukt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek. De rechtbank gaat daarom over tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Beoordelingskader
3.2.6.
Vooropgesteld wordt dat de vrouw het recht heeft om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen en te wonen waar zij wil. De vrijheid van de vrouw vindt haar beperking in het feit dat zij samen met de man het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent. Dat betekent dat de vrouw vooraf toestemming nodig heeft van de man om met de minderjarige te verhuizen.
3.2.7.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige(n) wenselijk voorkomt. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder vervangende toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige(n) weliswaar voorop, maar, naar vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in een geschil als dit alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).
3.2.8.
Tegenover het belang van een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft om de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, kunnen andere belangen van de minderjarige of van de andere ouder staan. In de afweging van alle belangen kunnen onder meer de volgende omstandigheden betrokken worden:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, haar mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in haar omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen.
Beoordeling
3.2.9.
Alle belangen tegen elkaar afwegend, zal de rechtbank beslissen dat aan de vrouw geen vervangende toestemming wordt verleend om met de minderjarige naar Frankrijk te verhuizen. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Noodzaak om te verhuizen
3.2.10.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw de noodzaak van de verhuizing onvoldoende heeft onderbouwd. De vrouw wil graag naar Frankrijk verhuizen, omdat zij daar met haar echtgenoot en ouders een vakantiepark wil kopen. De rechtbank ziet dit als een (goed voor te stellen) wens van de vrouw, zeker omdat de vrouw, haar echtgenoot en ouders een bijzondere binding hebben met Frankrijk. Zo komen zij al lang en geregeld in Frankrijk en wonen er familieleden van de echtgenoot van de vrouw. De rechtbank is echter van oordeel dat dit op zichzelf geen noodzaak is voor een verhuizing naar Frankrijk. De rechtbank ziet ook geen noodzaak in de stelling van de vrouw dat de minderjarige (nog steeds) last heeft van pesters, omdat de minderjarige hierover zelf heeft verklaard dat het goed gaat op school.
Aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de man, rechten van de man en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving en frequentie van het contact tussen de man en de minderjarige voor en na de verhuizing
3.2.11.
De rechtbank is van oordeel dat een verhuizing naar Frankrijk ten koste zal gaan van het contact tussen de man en de minderjarige. Op dit moment is de minderjarige om de week van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij de man. Daarnaast is de man bij de sportactiviteiten van de minderjarige die zowel doordeweeks als in het weekend plaatsvinden. Verder hebben partijen afgesproken dat zij de vakanties onderling gelijk verdelen, maar in de praktijk is de minderjarige minder dan de helft van de vakanties bij de man. Een verhuizing naar Frankrijk bemoeilijkt het contact tussen de man en de minderjarige. Hoewel de vrouw alternatieven en compensatie aanbiedt voor de vermindering van de contactmogelijkheden, acht de rechtbank die voorstellen in de praktijk niet realistisch dan wel onvoldoende. De vrouw stelt dat de reistijd twee uur en vijftien minuten is, maar gelet op de gemotiveerde betwisting van de man volgt de rechtbank dat standpunt niet en gaat de rechtbank uit van een langere reistijd van deur tot deur. De minderjarige zal in de voorstellen van de vrouw dan ook steeds vaak en lang moeten reizen om haar vader te zien. De rechtbank is van oordeel dat daarmee van de minderjarige te veel wordt verwacht en gevraagd. Als de minderjarige minder vaak reist, zal dat betekenen dat zij minder contact zal hebben met de man. Ook de man zal in de voorstellen van de vrouw moeten reizen voor het contact met de minderjarige, en hij zal in de omgeving van zijn ex-partner, haar echtgenoot en haar ouders contact moeten hebben met de minderjarige, hetgeen voor hem minder prettig is. Verder heeft de man beperkt verlofdagen, waardoor hij ook geen invulling kan geven aan het voorstel van de vrouw om extra vakantietijd met de minderjarige door te brengen. Tot slot zullen de extra contactmomenten bij de sportactiviteiten van de minderjarige wegvallen. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het contact met de man hoe dan ook zal worden bemoeilijkt of beperkt, terwijl de rechtbank het in het belang van de minderjarige acht dat zij het huidige contact met de man behoudt.
Leeftijd van de minderjarige, haar mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in haar omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen
3.2.12.
De minderjarige heeft aan de kinderrechter verteld graag naar Frankrijk te willen verhuizen, maar de rechtbank is van oordeel dat de minderjarige, gelet op haar jonge leeftijd, niet in staat is om de gevolgen van de verhuizing te overzien. De rechtbank verwacht dat het leven van de minderjarige er heel anders uit zal zien dan haar huidige leven in Nederland, in die zin dat zij mogelijk een individueel bestaan zal gaan leiden als tiener in de volwassenwereld van het vakantiepark. Verder heeft de minderjarige verklaard dat het goed gaat met haar, ook op de huidige basisschool. De minderjarige heeft verklaard dat zij niet meer wordt gepest.
3.3.
Vervangende toestemming inschrijving school
3.3.1.
De vrouw verzoekt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad vervangende toestemming om de minderjarige in te schrijven op de school La Boétie.
3.3.2.
Omdat de rechtbank de vrouw geen vervangende toestemming zal verlenen voor de verhuizing naar Frankrijk, heeft de vrouw geen belang meer bij dit verzoek. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
3.4.
Hoofdverblijfplaats
3.4.1.
De man verzoekt wijziging van het ouderschapsplan, in die zin dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem wordt bepaald als de vrouw zonder toestemming met de minderjarige naar Frankrijk verhuist.
3.4.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.4.3.
Omdat de rechtbank de vrouw geen vervangende toestemming zal verlenen voor de verhuizing naar Frankrijk en geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat de vrouw zonder toestemming met de minderjarige naar Frankrijk zal verhuizen, heeft de man geen belang (meer) bij dit verzoek. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
3.5.
Zorgregeling
3.5.1.
De man verzoekt wijziging van de in het ouderschapsplan opgenomen regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling), waarbij:
als de vrouw met de minderjarige in [plaats01] /Nederland blijft wonen:
  • de minderjarige tweewekelijks bij de man is van vrijdag uit school tot de daarop volgende woensdagmiddag na school;
  • de man in de oneven jaren de eerste keuze heeft om ten aanzien van de schoolvakanties van één week aan te geven of hij die met de minderjarige wil doorbrengen, terwijl hetzelfde geldt voor de helft van tweeweekse vakanties en waarbij de man de eerste keuze heeft om de eerste of de tweede helft van de zomervakantie met de minderjarige door te brengen, met dien verstande dat de vrouw die eerste keuze heeft in de even jaren, met de bepaling dat als geen van partijen vakantieplannen heeft, de reguliere zorgregeling zal doorlopen;
als de vrouw zonder toestemming naar Frankrijk verhuist:
- de minderjarige tweewekelijks bij de vrouw is vanaf vrijdag uit school tot maandag naar school, waarbij het contact (afgezien van vakanties) in Nederland plaatsvindt, althans voorkomen wordt dat de minderjarige tweewekelijks naar Frankrijk heen en weer moet reizen.
3.5.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.5.3.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing inzake een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van gewijzigde omstandigheden in verband met het werk van de man. De rechtbank gaat daarom over tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
3.5.5.
De rechtbank acht een uitbreiding van de huidige reguliere zorgregeling niet in het belang van de minderjarige. Op dit moment is de minderjarige om de week van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij de man. De minderjarige is gewend aan de huidige zorgregeling en deze verloopt al een tijd naar tevredenheid. De minderjarige heeft tegen de kinderrechter verteld dat zij de huidige zorgregeling met de man niet wil uitbreiden als zij in Nederland blijft wonen. De wens van de man om de zorgregeling uit te breiden is begrijpelijk. Niet begrijpelijk is dat de man de rechtbank nooit eerder heeft verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling, terwijl hij wel stelt dat hij al heel lang een uitbreiding wil. Zijn wens om de zorgregeling nu alsnog uit te breiden, weegt naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang van de minderjarige om de reguliere regeling te houden zoals die is.
3.5.6.
Ten aanzien van de vakanties overweegt de rechtbank als volgt. Partijen hebben afgesproken dat zij de vakanties onderling gelijk verdelen, maar in de praktijk blijkt de minderjarige minder dan de helft van de vakanties bij de man te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van de minderjarige dat er een duidelijke vakantieregeling komt, zodat de minderjarige de vakanties bij haar beide ouders doorbrengt. De rechtbank houdt er bij het vaststellen van de vakantieregeling rekening mee dat de vrouw en de minderjarige in de vakanties voldoende tijd kunnen spenderen bij de echtgenoot van de vrouw en haar ouders in Frankrijk. Daarom laat de rechtbank de reguliere zorgregeling niet doorlopen als geen van partijen vakantieplannen heeft.
3.5.7.
Gelet op het voorgaande en met de beslissing dat de reguliere zorgregeling niet zal worden uitgebreid, zal de rechtbank de in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling gedurende de vakanties wijzigen, in die zin dat de rechtbank een zorgregeling gedurende de vakanties zal vaststellen, waarbij de minderjarige bij de man is:
- gedurende 2,5 week in de zomervakantie, 1 week in de meivakantie en 1 week in de kerstvakantie, waarbij de man in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de weken waarin de minderjarige bij hem is, en de vrouw in de even jaren die eerste keuze heeft.
3.5.8.
De rechtbank merkt nog dat het in het belang van de minderjarige is dat partijen de onderlinge communicatie herstellen en verbeteren. Als partijen dat niet doen, zal de minderjarige daar veel last van houden.
3.6.
Voor [naam kind01] , van de kinderrechter(s)
Inleiding
3.6.1.
[naam kind01] , jij hebt in je brief en in het gesprek met één van ons verteld dat je heel graag naar Frankrijk wilt verhuizen. Je hebt ook verteld dat je niet vaker bij je vader wilt zijn dan dat je nu bent, als je in Nederland blijft.
3.6.2.
We hebben je brief goed gelezen. We hebben ook goed naar je geluisterd. We vinden het goed van je dat je hebt laten weten wat je wel en niet wilt, en waarom. Onze beslissing is alleen anders dan wat jij wilt. Wij geven geen toestemming om naar Frankrijk te verhuizen. We leggen je hierna uit waarom.
Verhuizing
3.6.3.
We begrijpen dat een nieuw leven in Frankrijk heel leuk klinkt. We begrijpen ook dat jij jouw opa en oma en je stiefvader gaat missen als zij zonder jou naar Frankrijk verhuizen. Maar de rechtbank denkt ook dat de verhuizing gevolgen heeft die jij nu nog niet goed overziet. Als je naar Frankrijk verhuist, moet je voor het contact met je vader vaak en lang reizen. Wij vinden dat dit te veel van jou vraagt en wij zijn daarom bang dat het contact tussen jou en je vader gaat verwateren. Ook je vader zal veel moeten reizen en dat vraagt ook veel van hem. Je zal je vader ook minder gaan zien als je naar Frankrijk verhuist, terwijl het belangrijk is dat jij je beide ouders in je leven hebt en genoeg contact met hen hebt. Een ander gevolg waar de rechtbank zich zorgen over maakt is dat je in Frankrijk als tiener heel veel met volwassenen zal zijn. Dat klinkt misschien leuk, maar als tiener is dat niet altijd goed. Je moet dan juist veel contact met leeftijdsgenoten hebben. Verder heb je verteld dat het nu goed gaat met jou, ook op school.
Zorgregeling
3.6.4.
We hebben ook besloten dat het contact met je vader blijft zoals het is, dus niet minder maar ook niet meer. We vinden dat je genoeg contact hebt met je vader om goed op te groeien. Verder ben je ook gewend aan hoe vaak jij je vader nu ziet. En je bent daarover ook tevreden. Je blijft dus om de week een weekend naar je vader te gaan. We hebben ook beslist dat je een aantal weken van de schoolvakanties bij je vader bent. We vinden het belangrijk dat je in de vakanties genoeg tijd hebt met je moeder, en met je vader. En dat je ook genoeg tijd kan doorbrengen met je opa, oma en stiefvader in Frankrijk.
Conclusie
3.6.5.
Al met al betekent dit dus dat het voor jou blijft zoals het nu is. Je blijft in Nederland, en je houdt evenveel contact met je vader. Je gaat hooguit in de vakanties iets vaker naar je vader.
3.6.6.
De kinderrechters zullen bovenstaande rechtsoverwegingen in een aparte brief aan de minderjarige verzenden, zodat zij op de hoogte is van de strekking van de uitspraak.
3.7.
Proceskosten
3.7.1.
De man verzoekt de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.7.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.7.3.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat de proceskosten worden gecompenseerd. Bovendien heeft ook de man verzoeken gedaan aan de rechtbank. De rechtbank zal het verzoek van de man daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt het door partijen op 9 september 2014 ondertekende ouderschapsplan, in die zin dat de tussen partijen overeengekomen vakantieregeling wordt gewijzigd, zodat de minderjarige bij de man is:
- gedurende 2,5 week in de zomervakantie, 1 week in de meivakantie en 1 week in de kerstvakantie, waarbij de man in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de weken waarin de minderjarige bij hem is, en de vrouw in de even jaren die eerste keuze heeft;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Buizer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. S.L. Raphael en mr. I.J. Pieters, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.V. Verduijn op 11 april 2023.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.