In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 3 maart 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van twaalf maanden. De ouders van [naam kind01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn aanhoudende spanningen en ruzies tussen hen, die de ontwikkeling van [naam kind01] ernstig bedreigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2023 zijn zowel de vader als de moeder verschenen, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders er niet in slagen om hun conflicten buiten de opvoeding van [naam kind01] te houden. [naam kind01] is getuige van de ruzies, wat leidt tot gevoelens van onveiligheid en angst. De ouders kunnen geen afspraken maken over de zorgregeling, wat resulteert in onregelmatige uitvoering van deze regeling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig de nodige hulpverlening in te zetten en dat het noodzakelijk is dat de GI de regie overneemt. De kinderrechter heeft daarom besloten om [naam kind01] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. T. van den Akker, kinderrechter, en is schriftelijk vastgesteld op 12 april 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening.