ECLI:NL:RBROT:2023:2858

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
ROT 22/2531
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete voor het vervoeren van een big die niet geschikt was voor transport

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen een boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, naar aanleiding van een inspectie door de NVWA op 21 april 2021. De toezichthouder constateerde dat een big, die op 20 april 2021 was geladen voor transport, niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die betwist dat de big al kreupel was bij het inladen en stelt dat de toezichthouder niet deskundig genoeg was om deze conclusie te trekken. De rechtbank oordeelt dat de toezichthouder voldoende heeft gemotiveerd dat de big al vóór het transport niet geschikt was voor vervoer, en dat de boete terecht is opgelegd. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die de conclusie van de toezichthouder in twijfel trekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2531

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [eiser], te [plaats], eiser,

(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.A.J. Woutersen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 4 februari 2022 heeft verweerder eiser de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 22 april 2022 op het bezwaar van eiser heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, de gemachtigde van verweerder en [naam], toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 22 april 2021 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.
Datum en tijdstip van de bevinding: 21 april 2021, omstreeks 07.30 uur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de aanvoerstal van slachthuis [slachterij]. Voor de AM-keuring moeten de te keuren dieren staan en lopen voor een goede beoordeling. Ik zag een big, met slachtbliknummer [nummer] (foto 1) liggen, die niet op eigen kracht in de poten kon komen. Met enige hulp kon de big staan, maar ontlastte tijdens het staan de rechter achterpoot door het van de grond te houden. Ik zag dat de big zich, na aanmoediging van de stalbaas, met grote moeite voortbewoog. De big belastte hierbij de rechter achterpoot amper vanwege pijn en uitte vocaal pijnreacties; ik hoorde de big gillen. De big stond en bewoog zich niet vrijwillig voort vanwege de pijnlijke poot.
Ik zag dat het hakgewricht van de rechter achterpoot rondom scherp omlijnd verdikt was, dus niet diffuus verdikt. Ik zag dat de aanhechting van de achillespees aan de hiel verdikt was. Ik zag dat ook de linker achterpoot niet goed belast werd tijdens opstaan en voortbewegen. De linker achterpoot was pijnlijk bij belasten en bewegen vanuit het heupgewricht. Eén en ander is in de bijgevoegde video-opname goed te zien.
De scherp omlijnde zwelling van het hakgewricht van de rechter achterpoot is een symptoom behorende bij gewrichtsontsteking. Het gewricht is dan overvuld en pijnlijk. De mate waarin het gewricht van deze big verdikt was betekende dat de ontsteking dateerde van vóór het transport vanaf het verzamelcentrum, volgens het NBW Begeleidings- en waarschuwingsformulier aangevangen om 14.30 uur op 20 april 2021, omdat de veranderingen aan gewricht en aanhechting van de achillespees meer dan een dag aan tijd nodig hebben.
Het transport heeft extra lijden veroorzaakt, omdat de big tijdens laden en lossen heeft moeten lopen. Tijdens het transport heeft het zich moeten schrap zetten in bochten en tijdens remmen en optrekken.
Om het evenwicht te kunnen bewaren zowel tijdens het lopen bij laden en lossen als tijdens het transport in de wagen, heeft de big alle poten moeten gebruiken, waardoor de big gedwongen werd om de pijnlijke rechter achterpoot te belasten. Bovendien heeft elke interactie met andere biggen tijdens het transport extra lijden veroorzaakt.
Op 21 april 2021 heb ik camerabeelden van deze big bekeken. Ik zag op niet bij dit rapport bijgevoegde camerabeelden van het lossen d.d. 20 april 2021, rond 17.00 uur, dat de chauffeur specifiek deze big extra moest helpen om van het vervoersmiddel te gaan, tot in het hok in de wachtstal. Ik zag dat de bewuste big van de opname van het lossen op 20 april 2021 een identieke manier van voortbewegen had met de big die ik heb onderzocht en dat het ook qua grootte en conditie identiek was. Alle overige dieren van het transport vertoonden geen afwijkende manier van voortbewegen.
Tevens bleek uit de camerabeelden van het lossen dat de zwelling van het hakgewricht reeds duidelijk aanwezig was bij aankomst op het slachthuis en gelijkwaardig was aan de zwelling ten tijde van de inspectie. De mate van kreupelheid was ook gelijkwaardig. Deze waarnemingen bevestigen dat de veranderingen al moeten zijn begonnen voorafgaande aan het transport vanaf het veehouderijbedrijf, waar het dier op 20 april 2021 om 11.00 uur was geladen (zie bijlage VKI - Afleveringsverklaring), naar het verzamelcentrum, omdat de zwelling van het hakgewricht en de daarbij behorende kreupelheid zoals op de beelden nietin zes uur kunnen ontstaan.
Ik zag op de bij het transport behorende aanvoerdocumenten dat de big afkomstig was van [eiser], UBN [nummer] (zie bijlagen VKI - Afleveringsverklaring en NBW Begeleidings- en waarschuwingsformulier). Bij het raadplegen van het Identificatie- en registratiesysteem van dieren bleek dit UBN op naam te staan van [eiser], [adres] (zie bijlage I&R-uitdraai raadplegen meldingseenheden en relaties).
De houder op de plaats van overladen (verzamelcentrum) had een big ontvangen en bood deze vervolgens weer aan voor verder transport, terwijl de big niet geschikt was voor het voorgenomen transport; de big was niet in staat zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen.
[…]
Ik bracht [eiser], eigenaar van [eiser]; van mijn bevindingen telefonisch op de hoogte en zegde ter zake een rapport van bevindingen aan. [eiser] gebruikte die naam tijdens het telefoongesprek en specificeerde die naam door de voornaam [naam] te gebruiken. Volgens [naam] van [slachterij] en volgens de chauffeur van het transport, is [eiser] de eigenaar van [eiser]. [eiser] verweerde zich met de mededeling dat hij geen kreupele dieren heeft laten opladen. Ik heb geen cautie gegeven en geen verhoor afgenomen.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiser het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“Het verzamelcentrum liet een big vervoeren die niet geschikt was voor het voorgenomen transport. De big was niet in staat zich op eigen kracht pijnloos te bewegen.”
Volgens verweerder heeft eiser daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3, aanhef en onder b, artikel 9, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Transportverordening [1] .
Verweerder heeft eiser hiervoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft aangetoond dat de big (al) kreupel was bij het inladen op het verzamelcentrum. Allereerst betwist eiser, bij gebrek aan wetenschap, de deskundigheid van de toezichthouder. In het rapport staat niet dat het gaat om een toezichthoudend dierenarts en de naam van de toezichthouder is niet bekend. Het rapport wordt ook niet ondersteund door een veterinaire verklaring. Daarbij is het letsel niet geantedateerd; er is geen nader onderzoek verricht aan de poot om vast te stellen dat de ontsteking bij het laden van dien aard was dat de big niet geschikt was voor het transport. Het tijdsverschil doet ook twijfel rijzen of de ontsteking al bij het laden aanwezig was; er zit namelijk 17 uur tussen de constateringen van de toezichthouder en het transport. De foto en video bij het rapport bieden ook geen sluitend bewijs dat de big al bij het laden ongeschikt was voor transport. Het letsel kan ook zijn ontstaan tijdens het vervoer. De big is door de chauffeur en varkenshouder voor het laden uitgebreid beoordeeld en transportwaardig bevonden. De drie personen die bij het laden aanwezig waren hebben niets gezien en kunnen hierover een verklaring afleggen. Het is voor eiser onmogelijk om te toetsen of het letsel zodanig was dat het dier al bij aanvang van het vervoer daarvoor ongeschikt was. Een contra-expertise is niet mogelijk, aldus eiser.
6.1.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [2] mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent. Aangezien de constateringen van de toezichthouder pas na het transport zijn gedaan (zoals gebruikelijk is), dient de toezichthouder in het rapport te motiveren dat het dier al voorafgaand aan het transport daarvoor niet geschikt was, omdat het niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen.
6.2.
De rechtbank ziet in beginsel geen aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen in het rapport te twijfelen. De toezichthouder heeft in het rapport duidelijk beschreven wat hij bij de big heeft waargenomen, namelijk dat het niet op eigen kracht in de poten kon komen, dat het de rechter achterpoot ontlastte bij het staan en zich niet vrijwillig voortbewoog en pijnreacties uitte. Het moeizaam voortbewegen is ook duidelijk te zien op de video-opname die bij het rapport is gevoegd. Ook heeft de toezichthouder in het rapport voldoende gemotiveerd dat de big al voorafgaand aan het transport niet geschikt was voor vervoer door te wijzen op de scherp omlijnde zwelling van het hakgewricht van de rechter achterpoot. Volgens de toezichthouder is dat een symptoom van een gewrichtsontsteking en betekent de mate van verdikking dat de ontsteking al dateerde van vóór het transport omdat veranderingen aan gewricht en aanhechting van de achillespees meer dan een dag tijd nodig hebben. Verder heeft de toezichthouder nog de camerabeelden van het lossen bekeken en zag daarop dat de chauffeur een big extra moest helpen om van het vervoermiddel te gaan. Gelet op de beschrijvingen in het rapport is aannemelijk dat het daarbij om de later door de toezichthouder onderzochte big ging, Maar ook al is dat niet volledig zeker - zoals eiser ter zitting heeft gesteld - maakt dit het niet anders, nu de toezichthouder in de camerabeelden enkel een bevestiging zag van zijn reeds voldoende gemotiveerde conclusie (op basis van eigen controle van het dier) dat de big al voorafgaande aan het transport de problemen aan de rechter achterpoot had.
6.3.
De omstandigheid dat in het rapport van bevindingen geen personalia van de toezichthouder zijn opgenomen, vormt geen reden om niet van de juistheid van het rapport of de bevoegdheid van de toezichthouder uit te gaan. In het rapport van bevindingen is het toezichthoudernummer opgenomen, waarmee kan worden achterhaald wie de toezichthouder is. De rechtbank is het ambtshalve bekend dat verweerder vanwege vervelende incidenten in het verleden ervoor heeft gekozen om niet meer de naam van de toezichthouder te vermelden. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit aangegeven dat hij aan de hand van het nummer vermeld in het rapport heeft gecontroleerd wie de toezichthouder is en heeft vastgesteld dat deze toezichthouder dierenarts is. In het verweerschrift heeft verweerder ook nog toegelicht welke ervaring deze toezichthouder als dierenarts heeft. De rechtbank ziet geen reden om eraan te twijfelen dat deze toezichthouder dierenarts is. Ook in de inhoud van het rapport van bevindingen ziet de rechtbank geen reden om aan de deskundigheid van de toezichthouder te twijfelen. De beschrijvingen van wat de toezichthouder bij de big zag zijn duidelijk en reeds daaruit kon de toezichthouder vanuit zijn deskundigheid concluderen dat de ontsteking met bijbehorende kreupelheid al voorafgaand aan het transport aanwezig was. Een verdergaand onderzoek van de ontsteking was daarvoor niet nodig. Ook het opstellen van een veterinaire verklaring is niet vereist; het rapport van bevindingen is al opgesteld door een dierenarts en bevat voor een beoordeling van deze overtreding voldoende informatie. Met het rapport van bevindingen en de daarbij gevoegde stukken en video had eiser voldoende feitenmateriaal om door een eigen deskundige te laten beoordelen en de bevindingen van de toezichthouder te kunnen tegenspreken. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder niet verplicht was om eiser in de gelegenheid te stellen tot het ter plekke doen uitvoeren van een contra-expertise.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is dus in het rapport van bevindingen voldoende gemotiveerd dat de big de ontsteking en bijbehorende kreupelheid al voorafgaande aan het transport had. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die maken dat aan de conclusie van de toezichthoudend dierenarts moet worden getwijfeld. Dat er 17 uur zat tussen aanvang van het transport en de controle is de toezichthouder - blijkens de in het rapport genoemde tijden - ook bekend en heeft hij dus in zijn beoordeling betrokken. Daarbij merkt de toezichthouder in het rapport op dat deze verandering aan het hakgewricht meer dan een dag tijd nodig heeft, dat is dus meer dan 17 uur. Verder heeft eiser zijn stelling dat deze toestand van de big ook tijdens transport kan zijn ontstaan in het geheel niet onderbouwd.
7. Eiser voert aan dat de boete is opgelegd aan de verkeerde entiteit. De boete is opgelegd aan eiser, het exportverzamelcentrum, maar dat is niet het bedrijf dat de big heeft vervoerd en dit bedrijf kan dus ook niet daarvoor verantwoordelijk worden gehouden, aldus eiser.
7.1.
Verweerder verwijt eiser dat hij artikel 3, aanhef en onder b, artikel 9, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Transportverordening heeft overtreden. Uit het voorgaande volgt dat voldoende vast staat dat een big is vervoerd die al voorafgaande aan het transport niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen. Dit is in strijd met Bijlage I hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Transportverordening. Op grond van artikel 9, eerste lid, moeten ook exploitanten van verzamelcentra zich houden aan die voorschriften in Bijlage I. Daarnaast ziet artikel 3, aanhef en onder b, niet alleen op het zelf vervoeren maar ook op het laten vervoeren. Niet in geschil is dat eiser een exportverzamelcentrum is en deze big heeft laten vervoeren. Nu voldoende vast staat dat de big al voorafgaande aan het transport, dus op het exportverzamelcentrum, niet geschikt was om te worden vervoerd en eiser desondanks deze big wel heeft laten vervoeren, heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiser de overtreding heeft begaan en dat deze hem ook volledig kan worden verweten. Verweerder was dus bevoegd de boete op te leggen.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden heeft gericht tegen de hoogte van de boete. Evenmin is de rechtbank gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van een boete.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is dus ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
2.Onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:734