ECLI:NL:RBROT:2023:282

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
10/162667-21 en 10/293595-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne en veroordeling voor niet-ambtelijke corruptie

In de zaak met parketnummers 10/162667-21 en 10/293595-21 heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van betrokkenheid bij de invoer van meerdere partijen cocaïne, waaronder 46,795 kilogram en 134,90 kilogram, en niet-ambtelijke corruptie. Tijdens de zittingen op 6 en 7 december 2022 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder tapgesprekken en getuigenverklaringen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 40 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de invoer van cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar achtte de niet-ambtelijke corruptie wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en moest een schadevergoeding van €2.478,76 betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie, maar hield rekening met zijn niet-previous criminal record en persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/162667-21 en 10/293595-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 19 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A. Dogan, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6 en 7 december 2022. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 19 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzittingen van 11 maart 2022 en 6 december 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. N.J.P. Coenen en B. Lijnse (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • (dagvaarding 10/162667-21) vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde (zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 46,795 kilogram cocaïne), het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 29,89 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe), het onder 3 primair ten laste gelegde (zaaksdossier [containernummer 1] : het medeplegen van de invoer van 45 pakketten cocaïne);
  • (dagvaarding 10/293595-21) vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde (zaaksdossier Knaken poetsen: het medeplegen van de invoer van 134,90 kilogram cocaïne) en het onder 3 primair ten laste gelegde (zaaksdossier Booking: het medeplegen van de invoer van een of meerdere partijen cocaïne);
  • (dagvaarding 10/162667-21) bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Debiet: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van 46,795 kilogram cocaïne), het onder 3 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier [containernummer 1] : het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van 45 pakketten cocaïne) en het onder 4 ten laste gelegde (niet-ambtelijke corruptie);
  • (dagvaarding 10/293595-21) bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Knaken poetsen: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van 134,90 kilogram cocaïne), het onder 2 ten laste gelegde (zaaksdossier Dubbel betaald: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van een hoeveelheid cocaïne) en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Booking: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van een of meerdere partijen cocaïne);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

OPMERKINGEN VOORAF

4.1.
Leesbaarheid waardering van het bewijs
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank onder paragraaf 4, waardering van het bewijs, de verschillende zaaksdossiers op chronologische volgorde – zoals hieronder weergegeven – bespreken:
Zaaksdossier Dubbel betaald: het medeplegen van de voorbereidingshandelingen bij de invoer van een hoeveelheid cocaïne;
Zaaksdossier Knaken poetsen: het medeplegen van de invoer van 135 pakketten cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 46,795 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 29,89 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier [containernummer 1]: het medeplegen van de invoer van 45 pakketten cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier Booking: het medeplegen van de invoer van een of meerdere partijen cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksoverstijgend: niet-ambtelijke corruptie.
In het overige deel van het vonnis zal de volgorde van de dagvaarding worden aangehaald.
4.2.
Beoordelingskader Opiumwet
Alvorens de afzonderlijke zaaksdossiers te behandelen, overweegt de rechtbank het volgende.
Primair: invoer cocaïne
Voor een veroordeling voor de invoer van cocaïne moet ten minste vast staan dat in de desbetreffende container cocaïne heeft gezeten. Als er in een container überhaupt geen verdovende middelen zijn aangetroffen en er dus geen laboratoriumonderzoek naar de aanwezigheid van cocaïne heeft plaatsgevonden, dan wel op andere wijze is komen vast te staan dat van cocaïne sprake is geweest, kan invoer van cocaïne niet bewezen worden verklaard.
Subsidiair: voorbereidingshandelingen
Voor een bewezenverklaring van het subsidiaire feit is het voorgaande niet vereist. Uit de jurisprudentie en de wetsgeschiedenis bij artikel 10a Opiumwet leidt de rechtbank ten aanzien van de voorbereidingshandelingen het volgende beoordelingskader af. Ongeacht of de invoer van cocaïne geslaagd is, is voor de kwalificatie van artikel 10a Ow van belang dat het opzet van degene die de voorbereidingshandelingen pleegt erop is gericht om handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet mogelijk te maken en dat hij aan die intentie uiting heeft gegeven door voorbereidingshandelingen (als bedoeld in artikel 10a Ow) te verrichten.
Het gaat met andere woorden steeds om de criminele intentie van de dader en de daaruit voortvloeiende handeling als genoemd in artikel 10a Ow; het ernstige vermoeden dat de dader handelde om invoer van cocaïne te vergemakkelijken of voor te bereiden. Daarbij geldt aan de ene kant dat:
- hoe duidelijker is dat de handeling als doel had het invoeren van cocaïne, hoe makkelijker de criminele intentie volgt uit de aard en bedoeling van die handeling.
Aan de andere kant geldt dat:
- hoe duidelijker is dat de handeling als doel had het uitvoeren van opgedragen werkzaamheden, hoe moeilijker de criminele intentie volgt uit de aard en bedoeling van die handeling.
(Zie onder meer
Kamerstukken II2010/11, 32 842, nr. 3, p. 7,
Kamerstukken II2011/12, 32 842, nr. 6, p. 6. en ECLI:NL:HR:2018:328.)
BEWIJSWAARDERING PER ZAAKSDOSSIER
Zaaksdossier Dubbel betaald: de voorbereidingshandelingen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne
4.3.
Vrijspraak
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne, op basis van de tapgesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) en tussen de verdachte en zijn toenmalige vriendin [naam persoon 1] (hierna: [naam persoon 1] ).
4.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het strafdossier.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van tapgesprekken tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] , tussen de verdachte en [naam persoon 1] en tussen [naam medeverdachte 1] en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ). Op 2 april 2021 heeft [naam medeverdachte 1] aan de verdachte doorgegeven dat hij een nummer krijgt, het kenteken, en dat hij er vaart achter zet. Diezelfde dag heeft [naam medeverdachte 1] in een tapgesprek met [naam medeverdachte 2] aangegeven dat “hij” er al is, maar dat ze moeilijk doen met het geven van een nummer. Ook heeft [naam medeverdachte 1] tegen [naam medeverdachte 2] gezegd dat hij het wel kan gebruiken, omdat het huis een hoop geld kost. In een later gesprek op 2 april 2021 heeft [naam medeverdachte 1] gesproken over dat er waarschijnlijk een bak tussen zit. Met een bak wordt een container bedoeld. De verdachte heeft in een tapgesprek van 2 april 2021 met [naam persoon 1] aangegeven dat “ [voornaam medeverdachte 1] ”, [naam medeverdachte 1] , nog steeds zit te wachten, dus dat de verdachte zelf ook moet wachten, maar dat vissend geld verdienen altijd leuk is. Op 6 april 2021 hebben de verdachte en [naam medeverdachte 1] weer contact gehad over een mogelijke container en heeft [naam medeverdachte 1] aangegeven dat “ze” zeiden dat hij er al was, maar dat hij ( [naam medeverdachte 1] ) langs is gegaan en vijf meier heeft ontvangen voor de moeite. In ditzelfde tapgesprek heeft de verdachte aan [naam medeverdachte 1] gevraagd of hij het heeft gehoord van “Antwerpen” en “27 ton”. [naam medeverdachte 1] heeft hier bevestigend op gereageerd en aangegeven dat het misschien maar beter is dat er niets komt, omdat zij door de telefoons in de spotlights staan.
Op de terechtzitting van 6 december 2022 is naar voren gebracht dat de rechtbank bekend is met het persbericht van 5 april 2021, inhoudende dat de douane in Antwerpen ruim 27 ton cocaïne heeft onderschept als gevolg van het kraken van de versleutelde berichtendienst SKY.
Deze gesprekken zijn belastend voor de verdachte, te meer nu [naam persoon 1] in het gesprek van “vissend geld verdienen” de opmerking heeft gemaakt dat hij het vooral hardop moet zeggen tegen iedereen. Als er sprake zou zijn geweest van reguliere werkzaamheden, zouden bepaalde gesprekken niet in het geheim hoeven plaats te vinden.
Desondanks is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat deze belastende uitspraken onvoldoende zijn om tot een veroordeling te kunnen komen van de ten laste gelegde voorbereidings- en bevorderingshandelingen. De inhoud van deze gesprekken duidt immers niet op concrete, feitelijke betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereidingshandelingen van de invoer van cocaïne, anders dan het bereid verklaren om behulpzaam te zijn, indien nodig. Die bereidheid om indien nodig behulpzaam te zijn, acht de rechtbank op zichzelf beschouwd, onvoldoende voor een bewezenverklaring. Immers is niet gebleken dat de verdachte daadwerkelijk behulpzaam is geweest.
Omdat de rechtbank geen voorbereidings- of bevorderingshandelingen bewezen verklaart, wordt, hoe belastend de gesprekken van de verdachte ook zijn geweest, hij vrijgesproken van het subsidiair aan hem ten laste gelegde.
4.3.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/293596-21 onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Zaaksdossier Knaken poetsen: het medeplegen van de invoer van 134,90 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
4.4.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/293596-21 onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.5.
Vrijspraak subsidiair
4.5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van 134,90 kilogram cocaïne. Gelet op de OVC- en tapgesprekken en gezien de container [containernummer 2] ingeleverd moest worden bij [naam transportbedrijf] (hierna: [naam transportbedrijf] ), kan worden vastgesteld dat deze container bestemd was voor de criminele organisatie waarvoor de verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn ingeschakeld. De verdachte is samen met [naam medeverdachte 1] actief bezig geweest met het regelen van transport.
4.5.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit het strafdossier.
Op 19 april 2021 is de container met nummer [containernummer 2] , welke zich bevond op de AMP2 terminal, gecontroleerd. Deze container moest na lossing leeg worden ingeleverd bij [naam transportbedrijf] . In deze container zijn 135 pakketten aangetroffen met daarin in totaal 134,90 kilogram cocaïne.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van OVC- en tapgesprekken die de verdachte heeft gevoerd met onder andere [naam medeverdachte 1] en [naam persoon 2] . Op basis van deze gesprekken kan worden vastgesteld dat [naam medeverdachte 1] de verdachte meerdere keren heeft geïnformeerd over het vinden van een vrachtwagenchauffeur voor het vervoeren van een bak. Op 20 april 2021 heeft de verdachte tegen [naam persoon 2] gezegd dat hij “slapend rijk wordt”, dat “het weer feest is deze week”, dat er “een goede klapper” tussen zit en dat “10 kop snel is verdiend”. Uit berichten van 22 april 2021 blijkt dat de verdachte aan [naam medeverdachte 1] heeft gevraagd “of het weer feest wordt”. [naam medeverdachte 1] heeft hierop gereageerd: “dat denk ik niet maat. Ik weet niet of je internet hebt gelezen? Kijk nou effe Crimenews ofzo. Dan moet je effe goed nadenken”. Op diezelfde datum laat [naam medeverdachte 1] aan [naam medeverdachte 3] weten dat er iets aan de hand is en dat zij op internet moet kijken.
Op de terechtzitting van 6 december 2022 is naar voren gebracht dat de rechtbank bekend is met het nieuwsbericht van 21 april 2022 op Crimenews.nl, inhoudende dat de douane in de Rotterdamse haven een partij cocaïne van ruim 33 miljoen euro heeft onderschept.
Het dossier bevat ten slotte een onderzoek naar de inhoud van de telefoon van [naam persoon 1] . Hieruit blijkt dat de verdachte – in overleg met [naam medeverdachte 1] – zijn vakantie in maart 2021 heeft uitgesteld, omdat hij “moet kijken ook of
hetgaat met de bakke als je me snapt”.
Deze hiervoor bedoelde gesprekken zijn belastend voor de verdachte, te meer omdat uit de gesprekken blijkt dat aan de verdachte een vergoeding in het vooruitzicht is gesteld voor het annuleren van zijn vakantie: “ik wil echt graag met je op vakantie (...) maar als er precies zeventig ruggen of meer deze kant op komt”, “ik krijg in ieder geval 2000 voor ons”.
Desondanks is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat het aanhoren van informatie, het voeren van voormelde gesprekken en het annuleren van een vakantie, niet voldoende concreet en niet met voldoende gewicht de invoer van cocaïne voorbereid of bevordert. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte wel de intentie heeft gehad om een bijdrage te leveren, maar uit de inhoud van deze gesprekken blijkt niet of er sprake is geweest van, en zo ja welke concrete, feitelijke betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereidingshandelingen van de invoer van cocaïne.
Nu er geen voorbereidings- of bevorderingshandelingen bewezen kunnen worden verklaard, betekent dat, hoe belastend de gesprekken van de verdachte ook zijn geweest, hij zal worden vrijgesproken van het subsidiair aan hem ten laste gelegde.
4.5.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/293596-21 onder 1 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 46,795 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
4.6.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.7.
Bewijswaardering subsidiair
4.7.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van cocaïne in containers, noch dat hij opzet had op het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van cocaïne. De verdachte heeft zich bezig gehouden met reguliere werkzaamheden.
4.7.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 28 april 2021 is de container met het nummer [containernummer 3] , afkomstig van het motorschip [naam vaartuig] , gecontroleerd. De container was afkomstig uit Cartagena (Colombia). In deze container zijn 48 pakketten aangetroffen met daarin in totaal 46,795 kilogram cocaïne.
Op 20 april 2021 heeft [naam medeverdachte 1] samen met een onbekend gebleven persoon een gesprek gevoerd over “hem” ergens anders neerzetten, de posities van camera’s en het dichtbouwen “zodat niemand je ziet”. Op 29 april 2021 hebben de verdachte en [naam medeverdachte 1] het over nummers die [naam medeverdachte 1] morgen, op 30 april 2021, zal krijgen.
Op basis van de camerabeelden van 30 april 2021 en tapgesprekken van diezelfde dag concludeert de rechtbank dat de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] op zoek is gegaan naar een container met cocaïne. De verdachten hebben daarbij de container met containernummer [containernummer 4] in de wasstraat geplaatst, het zicht op de ingang van de container geblokkeerd door een andere container te verplaatsen en de deuren van andere containers open te zetten, zoals [naam medeverdachte 1] een aantal dagen daarvoor had besproken, en zij hebben deze container tijdens het zoeken naar cocaïne vernield. In de container hebben zij geen cocaïne aangetroffen.
Op 10 mei 2021 heeft [naam medeverdachte 1] in een OVC-gesprek met [naam persoon 3] gezegd dat er “vrijdag een bak op 1 is gepakt” en dat iemand voor deze bak naar hem toe was gekomen. Op 11 mei 2021 heeft de verdachte tegen [naam medeverdachte 2] gezegd dat de bak die vrijdag was gepakt, de CAIU eindigend op [nummer] betrof. [naam medeverdachte 1] is op verzoek van anderen gaan kijken, maar in de container waarin hij is gaan zoeken, zat niets. Het zou ook niet die container zijn geweest. De vijftig stuks zouden zijn opgehaald door de douane.
Uit onderzoek van de containerroutes is gebleken dat de container met nummer [containernummer 3] , de container waarin de cocaïne is aangetroffen, dezelfde vaarroute heeft afgelegd als de container met nummer [containernummer 4] , welke is waargenomen op de camerabeelden van 30 april 2021.
Op basis van het voorgaande, in het bijzonder het feit dat de container met het nummer [containernummer 4] en de container met het nummer [containernummer 3] dezelfde vaarroute hebben afgelegd, de containernummers allebei beginnen met “ CAIU 553 ”, [naam medeverdachte 1] op verzoek van anderen is gaan kijken, maar dat er niets in zat en “die vijftig” door de douane is opgehaald, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 1] op zoek is gegaan naar een container met cocaïne, maar dat zij in plaats van de container met cocaïne ( [containernummer 3] ) een verkeerde container hebben doorzocht ( [containernummer 4] ).
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende bewijs is dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht waarbij het opzet van de verdachte was gericht op de invoer van cocaïne en dat de verdachte daarbij nauw en bewust met [naam medeverdachte 1] heeft samengewerkt. De verdachte is aanwezig geweest bij de doorzoeking en vernieling van de container met het nummer [containernummer 4] en heeft in ieder geval de container daar tegenover verplaatst, om het zicht te verhullen. Daarnaast is uit het tapgesprek van 3 mei 2021 gebleken dat de verdachte en [naam medeverdachte 1] op dat moment nog steeds samen op zoek waren naar de container met cocaïne.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de cocaïne. Feiten van algemene bekendheid in deze zaak zijn dat cocaïne vaak wordt ingevoerd via het koeldeel van reefercontainers (kopschot en spiegel), dat criminele havenmedewerkers voorzichtig en verhullend moeten handelen vanwege de aandacht voor invoer van cocaïne en dat wie zich hiermee bezighoudt, goed betaald wordt.
Uit het zaaksdossier Dubbel betaald volgt dat de verdachte tijdens zijn werkzaamheden deelneemt aan communicatie die past bij het uithalen van cocaïne. De communicatie gaat namelijk over het krijgen van kentekens, kopschot en spiegel, opzetten en terugkomen, en over gek zijn als je handelingen zelf verricht. In het bijzonder past het willen uithalen van cocaïne bij de communicatie waarbij een verband wordt gelegd tussen telefoons die zo lek zijn als een mandje en een nieuwsbericht over 27 ton, 1,4 miljard en Antwerpen. In Antwerpen was door inbreuk in de telefonische communicatie 27 ton cocaïne in beslag genomen door de politie. Uit de verdere communicatie waaraan de verdachte deelneemt blijkt een behoefte om te verhullen waar het precies om gaat. De communicatie gaat bijvoorbeeld over “ze” die een nummer en kenteken gaan geven, over “die ene” die ineens bij “ons” was, over de negatieve duiding van telefoons die “lek” zijn en over de cynisch geformuleerde oproep om bepaalde dingen vooral hardop te zeggen. Voorts was de verdachte bevriend met medeverdachte [naam medeverdachte 1] , stelde zich afhankelijk op van hem en wist dat hij van [naam medeverdachte 1] een vergoeding kon krijgen, zoals blijkt uit de opmerking van de verdachte dat hij op [voornaam medeverdachte 1] (= [naam medeverdachte 1] ) moet wachten tot het goed gaat en dat hij vissend geld verdient. Uit het zaaksdossier Debiet volgt dat [naam medeverdachte 1] daadwerkelijk de verdachte nodig heeft (“kom even kijken”), dat de verdachte daar positief op reageert en een handeling verricht die op dat moment niet hoort bij zijn gebruikelijke werkzaamheden.
Bezien in onderlinge samenhang, volgt voor de rechtbank uit voormelde feiten en omstandigheden dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de invoer van cocaïne
Het verweer van de verdediging dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met reguliere werkzaamheden wordt verworpen. Uit het proces-verbaal betreffende de camerabeelden volgt dat er in de periode dat de CAIU-container op de wasplaats stond geen nevel is waargenomen, terwijl dit normaal gesproken bij het schoonmaken van containers in de wasstraat wel is te zien op camerabeelden. Daar komt bij dat [naam medeverdachte 1] met een ander heeft besproken hoe hij het zicht kan blokkeren en dit ook samen met de verdachte daadwerkelijk heeft toegepast door het openen van deuren van andere containers. Als de verdachte alleen zijn reguliere werkzaamheden zou hebben uitgeoefend, was het verhullen van handelingen niet nodig geweest.
4.7.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 29,89 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
4.8.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Zaaksdossier [containernummer 1]: het medeplegen van de invoer van 45 pakketten cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
4.9.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.10.
Vrijspraak subsidiair
4.10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen van de invoer van cocaïne. De verdachte wist dat er een container zou aankomen, heeft hier actief over gecommuniceerd met [naam medeverdachte 1] en was aanwezig op de dag dat de container terug kwam. Nu hij hierdoor mede heeft gezorgd dat de container ongezien terug kon komen, is de verdachte betrokken geweest bij de invoer van de cocaïne.
4.10.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het strafdossier.
Op 3 juni 2021 is een container met nummer [containernummer 1] (hierna: de container) omstreeks 09:55 uur ingeleverd op het havendepot van [voormalige naam transportbedrijf] (thans [huidige naam transportbedrijf] ) aan de Waalhaven. Deze container bevatte vermoedelijk 45 pakketten cocaïne die moesten worden uitgehaald. Rond 11:30 uur is de container opgehaald door een vrachtwagen en van het haventerrein gereden. Op 3 juni 2021 omstreeks 17:00 uur bleek tijdens een politiecontrole dat de container leeg was. De containerdeuren bleken niet verzegeld en het paneel achter in de container zat los. Op 7 juni 2021 omstreeks 20.00 uur is de container – leeg – weer ingeleverd op het depot van [voormalige naam transportbedrijf] . Volgens de systemen van [voormalige naam transportbedrijf] heeft de container het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] in de periode van 3 tot en met 7 juni 2021 niet verlaten.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van OVC- en tapgesprekken die de verdachte heeft gevoerd met [naam medeverdachte 1] . Op basis van de inhoud van deze gesprekken kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat er een container met daarin een illegale lading zou arriveren op het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] .
Deze gesprekken zijn belastend voor de verdachte, te meer omdat er in één van de OVC-gesprekken door [naam medeverdachte 1] wordt gesproken over een geldverdeling en hieruit blijkt dat de verdachte een gedeelte van dit geld zou krijgen.
Desondanks is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat deze belastende uitspraken niet voldoende zijn om tot een veroordeling te kunnen komen van de ten laste gelegde voorbereidings- en bevorderingshandelingen. De inhoud van deze gesprekken (alsook het overige deel van het dossier) geeft namelijk geen antwoord op de vraag of, en zo ja welke, concrete en actieve bijdrage door de verdachte zou zijn geleverd bij de voorbereidingshandelingen van de invoer van cocaïne. Het enkele feit dat hij op de hoogte werd gehouden door [naam medeverdachte 1] over de stand van zaken met betrekking tot de container en het ontvangen van een geldbedrag is daarvoor onvoldoende.
Omdat er geen voorbereidings- of bevorderingshandelingen bewezen kunnen worden verklaard, zal hij worden vrijgesproken van het subsidiair aan hem ten laste gelegde.
4.10.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 3 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Zaaksdossier Booking: het medeplegen van de invoer van een of meerdere partijen cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
4.11.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/293596-21 onder 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.12.
Bewijswaardering subsidiair
4.12.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit en daartoe is het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt dat de verdachte geen wetenschap had van containers met daarin verdovende middelen en daarmee dus geen (voorwaardelijk) opzet had op het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de (verlengde) invoer van cocaïne. De verdachte heeft zich bezig gehouden met reguliere werkzaamheden waarbij geen gelden in ontvangst zijn genomen of informatie is uitgewisseld over een container. De contra-indicaties ten aanzien van de opgenomen gesprekken zijn door de verdediging uiteengezet. Er is dus geen sprake geweest van een strafbare voorbereiding.
4.12.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van tapgesprekken, OVC-gesprekken en WhatsApp-berichten tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] , de vader van de verdachte, [naam persoon 1] en een derde persoon genaamd [naam persoon 4] . Op basis van voorgaande gesprekken en berichten concludeert de rechtbank dat de verdachte tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 1] opzettelijk schade heeft toegebracht aan een container, terwijl zij op zoek waren naar verdovende middelen, dat zij grote geldbedragen voorhanden hebben gehad en dat de verdachte na overleg met [naam medeverdachte 1] contact heeft gelegd met [naam persoon 4] en nog een andere persoon, met als doel hen te laten aannemen bij [voormalige naam transportbedrijf] om zodoende de verdachte en [naam medeverdachte 1] te kunnen helpen bij het invoeren en uithalen van verdovende middelen. Ook blijkt uit veelvuldige tapgesprekken dat de verdachte contact had met [naam medeverdachte 1] over het invoeren en/of uithalen van verdovende middelen, met name als wordt gesproken over het investeren in eigen lijnen, het verstoppen van geldbedragen en de uitleg over het uithalen van blokken. Tevens blijkt uit onderzoek naar de telefoongegevens van [naam medeverdachte 1] dat [naam medeverdachte 1] verschillende malen de website van CMA-CGM heeft bezocht en daarbij informatie over containers heeft geraadpleegd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende bewijs is dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht waarbij het opzet van de verdachte was gericht op de invoer van cocaïne en dat de verdachte daarbij nauw en bewust met [naam medeverdachte 1] heeft samengewerkt.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met reguliere werkzaamheden wordt verworpen. Uit tapgesprekken volgt dat de verdachte bij [naam medeverdachte 1] “vrij moet vragen” in verband met “de bakken” voordat de verdachte vrij zal vragen bij zijn werkgever. Wanneer [naam persoon 1] niet meteen begrijpt waarom de verdachte vrij moet vragen bij [naam medeverdachte 1] , geeft de verdachte aan dat ze het niet begrijpt, dat het niet gaat om vrij hebben en dat hij het thuis wel uitlegt. Als de vakantie van de verdachte en [naam persoon 1] door het arriveren van bakken moet worden verschoven, wordt duidelijk dat de verdachte dit bedrag krijgt vergoed, maar niet van zijn werk en ook niet door de verzekering. Voor wat er in die periode aankomt, zouden zij wel twintig keer naar Curaçao kunnen, aldus de verdachte. Daar komt bij dat de verdachte aan [naam persoon 4] heeft uitgelegd wat [naam persoon 4] bij hen moet doen voor een extra bonus, waarop [naam persoon 4] reageert dat hij niet meer in aanraking wil komen met de politie. Dat het vernielen van de container ook tijdens reguliere werkzaamheden zou hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank evenmin aannemelijk geworden, gelet op de berichten van de verdachte en [naam medeverdachte 1] dat ze de container hebben vernield, maar dat er niets in zat en dat ze hier gek ze hier van worden.
4.12.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/293596-21 onder 3 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Zaakoverstijgend:niet-ambtelijk corruptie
4.13.
Bewijswaardering
4.13.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit en daartoe is het volgende aangevoerd. Niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de inhoud van de containers en daarmee het (voorwaardelijk) opzet had op het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de (verlengde) invoer van cocaïne. Daarnaast kan niet worden bewezen dat de verdachte geldbedragen heeft ontvangen.
4.13.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van partijen cocaïne. Dergelijke handelingen vallen niet onder reguliere werkzaamheden en zijn in strijd met de betrekking van de verdachte.
Met de officier van justitie is de rechtbank tevens van oordeel dat de verdachte voor deze handelingen grote geldbedragen heeft ontvangen. [naam medeverdachte 1] heeft met de verdachte besproken dat hij hem “vijf” zal geven. In andere tapgesprekken met [naam medeverdachte 1] wordt aangegeven dat de verdachte een geldbedrag krijgt als zijn vakantie moet worden verplaatst, wordt besproken dat er met hun handelingen een bonus per maand kan worden verdiend en wordt door [naam medeverdachte 1] gezegd dat de verdachte het geld wel goed moet wegleggen. In een gesprek tussen de verdachte en zijn vader heeft de verdachte gezegd dat hij een auto van € 23.000,- cadeau zal doen indien zijn vader het niet zelf kan betalen.
4.13.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
OVERKOEPELEND VERWEER
4.14.
Medeplegen
In reactie op het verweer dat door de verdediging is aangevoerd dat er ten aanzien van de subsidiair bewezenverklaarde feiten geen sprake kan zijn van medeplegen, overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op het complexe logistieke proces rondom de invoer van containers, kan niet anders worden geoordeeld dan dat de verdachte voor de voorbereidingshandelingen bij de invoer van een hoeveelheid cocaïne nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
4.15.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 1 subsidiair en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/293595-21 onder 3 subsidiair ten laste gelegde ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Dagvaarding met parketnummer: 10/162667-21
1.
Zaaksdossier Debiet
hij, in de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 48 pakketten cocaïne (nettogewicht: 46,795 kilogram), een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en
  • zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming en locatie van de container met kenmerk [containernummer 3] en/of van container met kenmerk [containernummer 4] geraadpleegd en/of laten raadplegen en
  • een lege container naast de container met kenmerk [containernummer 4] geplaatst, waardoor deze laatstgenoemde container (deels) aan het zicht was onttrokken en
  • de container met kenmerk [containernummer 4] op het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] verplaatst en/of verplaatst naar/in de wasplaats op het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] en (vervolgens) in de container gezocht naar de partij cocaïne en
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en telefonisch contacten onderhouden en informatie uitgewisseld over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer 3] en/of van de container met kenmerk [containernummer 4] ;
4.
Zaakoverstijgend
hij, op tijdstippen in de periode van 6 oktober 2020 tot en met 22 juni 2021 te Rotterdam, meermalen, anders dan als ambtenaar, namelijk als medewerker werkzaam in dienstbetrekking bij [voormalige naam transportbedrijf] . naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan, giften en/ een belofte, namelijk, meerdere grote, contante, geldbedragen heeft aangenomen, en dit aannemen in strijd met zijn plicht heeft verzwegen tegenover zijn werkgever.
Dagvaarding met parketnummer: 10/293595-21
3.
Zaaksdossier Booking
hij, in de periode van 1 januari 2021 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meer partijen cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en
  • zich en/of anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie, inleveradres en bewegingen van een of meer containers ,geraadpleegd en
  • opzettelijk schade aangebracht aan een container, zodat gelegenheid werd verschaft voor het zoeken naar verdovende middelen, en
  • grote geldbedragen voorhanden gehad en
  • met personen contact gelegd met als doel hen te doen worden aangenomen bij [voormalige naam transportbedrijf] , zodat deze personen zouden kunnen worden ingezet voor het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding met parketnummer: 10/162667-21
1.
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
4.
anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstverband, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn betrekking heeft gedaan en heeft nagelaten, een gift en een belofte aannemen;
Dagvaarding met parketnummer: 10/293595-21
3.
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en zich en een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich als medewerker van [voormalige naam transportbedrijf] samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen bij de invoer van meerdere partijen cocaïne. De verdachte heeft ten behoeve hiervan onder andere containers verplaatst, heeft veelvuldig (telefonisch) contact gehad met de medeverdachten en is betrokken geweest bij de vernieling van containers. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping. Aan hem zijn meerdere grote geldbedragen betaald en in het vooruitzicht gesteld om de hiervoor omschreven handelingen uit te voeren. De verdachte heeft dit voor zijn werkgever verzwegen.
Met zijn handelingen is de verdachte een belangrijke schakel in de keten geweest om cocaïne in Nederland in te voeren en verder te vervoeren. Het is een feit van algemene bekendheid dat vanuit Zuid-Amerika grote hoeveelheden cocaïne Nederland worden ingevoerd. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en deze handel gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit. Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel wordt de invoer van cocaïne streng bestraft.
De rechtbank rekent de verdachte zijn betrokkenheid bij de bewezen drugsgerelateerde feiten ernstig aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 januari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is onbekend bij de reclassering en andere hulpverlenende instanties. Hij heeft zich meewerkend opgesteld in het gesprek. Op basis van het gesprek en de referenteninformatie lijkt de verdachte zijn leven op orde te hebben en maatschappelijke doelen na te streven. Vanwege de ontkennende houding is het voor
de reclassering niet mogelijk om eventuele verbanden te leggen tussen zijn leefgebieden en eventueel delictgedrag. Er zijn geen aanwijzingen (geweest) voor middelen-, gedrags- en/of psychische problematiek en er is geen sprake van een pro-criminele houding. Gelet op het bovenstaande ziet de reclassering geen aanknopingspunten voor het adviseren van een plan van aanpak.
Het risico op recidive kan niet worden ingeschat. Het risico op letselschade en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden, nu interventies of toezicht niet nodig is.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de verhouding van de op te leggen straffen in de zaken van de medeverdachten in het dossier Krotekoker. De verdediging heeft verzocht om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, indien nodig vermeerderd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Gelet op de ernst van de feiten en de rol van de verdachte bestaat hiervoor geen aanleiding. Wel zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 1 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/293596-21 onder 3 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.478,76 aan materiële schade en € 956,00 aan proceskosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in het geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en het toekennen van een vergoeding van de proceskosten zoals verzocht.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het causaal verband tussen de schade en het ten laste gelegde ontbreekt. De verdachte heeft geen containers vernield. Subsidiair dient de zaak te worden verwezen naar de civiele rechter omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Meer subsidiair dient de vordering te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde] door het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 1 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/293596-21 onder 3 ten laste gelegde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Daarnaast komt de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering zal daarom integraal worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van € 578,28 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2021 en het te vergoeden schadebedrag van € 1.900,48 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2021.
Omdat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 187,00 per punt en twee punten toekennen. Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.478,76, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Tot slot moet de verdachte de kosten van de advocaat van de benadeelde partij betalen tot een bedrag van € 374,00 (twee keer één punt à € 187,00).
Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/293595-21 onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/162667-21 onder 1 subsidiair en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/293595-21 onder 3 subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 2.478,76 (zegge: tweeduizend vierhonderdachtenzeventig euro en zesenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 578,28 vanaf 5 januari 2021 en over het bedrag van € 1.900,48 vanaf 30 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 374,00 aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 2.478,76(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vierhonderdachtenzeventig euro en zesenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 578,28 vanaf 5 januari 2021 en over het bedrag van € 1.900,48 vanaf 30 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.478,76 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
34 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en J.J. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. V.C. Wennekes en J.R. de Graaf, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 19 januari 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Dagvaarding met parketnummer: 10/162667-21
1.
Zaaksdossier Debiet
hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 48 pakketten cocaïne (nettogewicht: 46,795 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 48 pakketten cocaïne (nettogewicht: 46,795 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie en bewegingen van de container met kenmerk [containernummer 3] en/of van container met kenmerk [containernummer 4] geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen en/of
  • een lege container naast de container met kenmerk [containernummer 4] geplaatst, waardoor deze laatstgenoemde container (deels) aan het zicht was onttrokken en/of
  • de container met kenmerk [containernummer 4] op het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] verplaatst en/of verplaatst naar/in de wasplaats op het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] en/of (vervolgens) in de container gezocht naar de partij cocaïne en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer 3] en/of van de container met kenmerk [containernummer 4] ;
2.
Zaaksdossier Debiet
hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 25 pakketten (gewicht: 29,89 kilo), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 25 pakketten (gewicht: 29,89 kilo), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie en bewegingen van een verwachte container met een lading cocaïne, betreffende container met kenmerk [containernummer 5] en/of een (andere) onbekend gebleven container (met hierin 20 pakketten en/of een kenmerk eindigend op 500), geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen en/of
  • op het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] . gezocht naar een verwachte container met een lading cocaïne, betreffende container met kenmerk [containernummer 5] en/of een (andere) onbekend gebleven container (met hierin 20 pakketten en/of een kenmerk eindigend op 500) en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het traceren van container met kenmerk [containernummer 5] en/of een (andere) onbekend gebleven container (met hierin 20 pakketten en/of een kenmerk eindigend op 500) en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het traceren van en/of het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde cocaïne en/of van container met kenmerk [containernummer 5] en/of een (andere) onbekend gebleven container (met hierin 20 pakketten en/of een kenmerk eindigend op 500);
3.
Zaaksdossier [containernummer 1]
hij, in of omstreeks de periode van 25 mei 2021 tot en met 7 juni 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 45 pakketten cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 25 mei 2021 tot en met 7 juni 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens),
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 45 pakketten cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie, inleveradres en/of bewegingen van de container met kenmerk [containernummer 1] , inhoudende de partij verdovende middelen, geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen en/of
  • instructies en informatie uitgewisseld met (een) mededader(s), waardoor de container met kenmerk [containernummer 1] tweemaal (te weten: op 3 juni 2021 en op 7 juni 2021) het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] is opgereden zonder de gebruikelijke aanmelding/voormelding en/of zonder de gebruikelijke controle procedure bij de ingang en/of balie en/of zonder vervolgens de container aan een gebruikelijke inspectie te onderwerpen en/of
  • de vrachtwagen (met lege aanhanger) met kenteken [kentekennummer] zonder de gebruikelijke aanmelding/voormelding en/of zonder de gebruikelijke controle procedure bij de ingang en/of balie het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] opgereden en/of op laten rijden en/of
  • (vervolgens) de container inhoudende verdovende middelen op het terrein verplaatst en/of geplaatst op de vrachtwagen met kenteken [kentekennummer] en/of (vervolgens) de vrachtwagen met container van het terrein van [voormalige naam transportbedrijf] afgereden en/of af laten rijden en/of dit terwijl die container volgens het computersysteem nog als aanwezig op het terrein stond vermeld en/of
  • door (op 3 juni 2021 en/of 7 juni 2021) aanwezig te zijn op het terrein, bijgedragen aan de afscherming en/of
  • een groot geldbedrag voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen en/of afspraken gemaakt over het verdelen/verstrekken/ontvangen van dat geldbedrag en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer 1] ;
4.
Zaakoverstijgend
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 oktober 2020 tot en met 22 juni 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, anders dan als ambtenaar, namelijk als medewerker werkzaam in dienstbetrekking bij [voormalige naam transportbedrijf] ., dan wel als uitzendkracht, naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een of meer gifte(n) en/of een of meer belofte(s), namelijk, (de belofte tot) één of meerdere grote, contante, geldbedragen heeft aangenomen, en dit aannemen in strijd met zijn plicht heeft verzwegen tegenover zijn werkgever;
Dagvaarding met parketnummer: 10/293595-21
1.
Zaaksdossier Knaken poetsen
hij, in of omstreeks de periode van 18 maart 2021 tot en met 21 april 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 135 pakketten cocaïne (nettogewicht: 134,90 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 18 maart 2021 tot en met 21 april 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 135 pakketten cocaïne (nettogewicht: 134,90 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen en/of
  • (meermaals) inspanningen verricht om een vrachtwagenchauffeur te regelen en/of (vervolgens) een vrachtwagenchauffeur geregeld voor het ophalen en/of vervoeren van een container met verdovende middelen en/of
  • een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen en/of afspraken gemaakt over het verdelen/verstrekken/ontvangen van die geldbedragen en/of dat geldbedrag;
2.
Zaaksdossier Dubbel Betaald
hij, in of omstreeks de periode van 1 april 2021 tot en met 6 april 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen;
  • €500,-, althans een geldbedrag, in ontvangst genomen en/of voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen ter compensatie voor de geleverde inspanningen;
3.
Zaaksdossier Booking
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een of meerdere partijen cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meer partijen cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie, inleveradres en/of bewegingen van een of meer containers inhoudende een partij verdovende middelen, geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen en/of
  • opzettelijk schade aangebracht aan een of meer containers, zodat gelegenheid werd verschaft voor het zoeken naar en/of uithalen van verdovende middelen, dan wel het bevorderen daarvan en/of
  • een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen en/of afspraken gemaakt over het verdelen/verstrekken/ontvangen van die geldbedragen en/of dat geldbedrag en/of
  • met een of meer personen contact gelegd met als doel hen te doen worden aangenomen bij [voormalige naam transportbedrijf] , zodat deze personen zouden kunnen worden ingezet voor het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen.