ECLI:NL:RBROT:2023:2816

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
C/10/652368 / JE RK 23-293
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de opvoedsituatie en emotionele veiligheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind01]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, die zorgen heeft geuit over de opvoedsituatie en de emotionele veiligheid van [naam kind01]. De moeder van het kind, bijgestaan door haar advocaat mr. E.L. de Craen, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, stellende dat een ondertoezichtstelling onnodig zou zijn en juist onrust zou veroorzaken. De stiefvader van [naam kind01] heeft zich bij dit verweer aangesloten.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen van de Raad voornamelijk betrekking hebben op de biologische vader van [naam kind01], die de moeder zou bedreigen en zich in de nabijheid van het gezin zou bevinden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de huidige situatie niet wijst op een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [naam kind01]. De zorgen over de vader zijn vooral gebaseerd op verleden, en de kinderrechter concludeert dat de politie beter in staat is om de veiligheid van de moeder en het kind te waarborgen dan een jeugdbeschermer.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat rust in de situatie van [naam kind01] op dit moment van groot belang is. De betrokkenheid van instanties zou waarschijnlijk een averechts effect hebben op zowel de veiligheid als de emotionele ontwikkeling van het kind. De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling dan ook afgewezen, met de overweging dat er geen actuele zorgen zijn die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/652368 / JE RK 23-293
datum uitspraak: 29 maart 2023

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, gevestigd te [plaats01] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 6 februari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 14 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.L. de Craen,
- de stiefvader, [naam02] , als informant,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03] ,
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de GI, [naam04] en [naam05] .
De moeder en de stiefvader zijn via een videoverbinding gehoord vanwege een staking van het openbaar vervoer.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind01] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verzocht voor de duur van een jaar.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad heeft zorgen over de opvoedsituatie van [naam kind01] . Ook heeft de Raad zorgen over de emotionele veiligheid van [naam kind01] door de voortdurende instabiliteit en af- en aandrijving van haar biologische vader. De biologische vader zou de moeder bedreigen en zich begeven in het dorp van de moeder. De moeder raakt daardoor angstig en overbelast. De moeder heeft hier weinig invloed op, maar het heeft wel grote impact op haar draagkracht. Ook [naam kind01] heeft daar last van. Zo mag zij niet naar buiten en heeft zij minder sociale contacten. School geeft weliswaar aan dat het goed gaat met [naam kind01] , maar zij hebben ook zorgen over haar emotionele ontwikkeling. De Raad heeft verder zorgen over de rol van de huidige partner van de moeder, [naam02] , en zijn invloed op de ontwikkeling van [naam kind01] . De Raad ziet dat de moeder haar best doet, maar dat het haar in het vrijwillig kader niet is gelukt om de zorgen op te heffen. De Raad bevestigt dat er geen zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de moeder.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad, maar ziet zichzelf niet als logische uitvoerder van een ondertoezichtstelling. De kinderen van de stiefvader staan ook onder toezicht, maar die wordt uitgevoerd door Jeugdbescherming west. Aangezien er in dat gezin al een jeugdbeschermer betrokken is, en dat verband houdt met het gezin van [naam kind01] , heeft het de voorkeur van de GI dat Jeugdbescherming west de ondertoezichtstelling van [naam kind01] uitvoert, mocht deze worden uitgesproken. Ten aanzien van de zorgen sluit de GI zich aan bij de toelichting van de Raad.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder en [naam kind01] hebben rust nodig. Een ondertoezichtstelling zal er juist voor zorgen dat de situatie met de vader van [naam kind01] weer aangewakkerd wordt. Dat is tijdens het onderzoek van de Raad al gebleken. Toen de Raad uiteindelijk besloot om toch met de vader te praten, nam hij gelijk weer contact op met de moeder. De moeder heeft hulpverlening van DwarsDoen, maar dit is op een laag pitje gezet omdat er geen duidelijke hulpvragen en doelen waren waaraan gewerkt moest worden. Doordat niet duidelijk was waar de hulp voor nodig was, zorgde dit juist voor stress en frustratie bij de moeder. De moeder vreest dat een ondertoezichtstelling hetzelfde negatieve effect zal hebben. Er zijn geen zorgen over de opvoedkwaliteiten van de moeder. Ook school ziet geen zorgen. De zorgen met betrekking tot de vader zullen afnemen, zodra de bemoeienis van instanties ook afneemt. Dit was eerder ook het geval. Er is een intake geweest voor speltherapie voor [naam kind01] , maar de speltherapeut heeft aangegeven pas te kunnen starten als de situatie rustig en stabiel is. De moeder kan en zal dit vervolgens zelf weer in gang zetten. Een ondertoezichtstelling is hier niet voor nodig. Door en namens de moeder is verzocht het verzoek van de Raad af te wijzen.
De stiefvader heeft zich aangesloten bij het verweer van de moeder. De stiefvader wil geen enkele bemoeienis van instanties, aangezien dit er juist voor zorgt dat er onrust is. Hetzelfde geldt voor het contact met de biologische vader van [naam kind01] . Zolang er geen contact is, is de situatie rustig. De stiefvader en moeder proberen het contact met hem daarom volledig te mijden. Dat is gelukt totdat de Raad contact met hem opnam. De stiefvader begrijpt dat er zorgen zijn over hem, maar deze zorgen zien op het verleden. De vader is inmiddels verhuisd en woont bij de moeder in de buurt, zodat hij haar beter kan beschermen tegen de vader. Daarnaast heeft de vader inmiddels werk. De stiefvader wil graag naar de toekomst kijken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is onvoldoende gebleken dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind01] . Een van de voornaamste zorgen is de onveiligheid van de vader, gelegen in zijn drugsgebruik, agressieve gedrag en het lastigvallen en bedreigen van de moeder, met als hoogtepunt het aanvallen van de stiefvader met een priem. Dit zijn zorgen waar de moeder niets aan kan doen. Daar komt bij dat het veilig houden van de moeder en [naam kind01] eerder een taak voor de politie is, dan voor een jeugdbeschermer.
De kinderrechter is met de moeder en haar advocaat van oordeel dat rust op dit moment het meest in het belang van [naam kind01] is. Een ondertoezichtstelling en de bijbehorende betrokkenheid van instanties zal hoogstwaarschijnlijk een averechts effect hebben, zowel op de (on)veiligheid met betrekking tot de vader als op de stress en draagkracht van de moeder. Dit is negatief van invloed op de ontwikkeling van [naam kind01] .
De zorgen die de Raad heeft over de huidige partner van de moeder zijn onvoldoende concreet. De afgelopen jaren is gebleken dat de stiefvader primair of boos kan reageren naar hulpverleners en de signalen uit het verleden creëren een zorgelijk beeld. Er is alleen geen koppeling te maken met zorgen in het heden, zoals wordt erkend door de betrokken hulpverlening in het Raadsrapport. De moeder geeft aan juist veel steun aan hem te ervaren en ook [naam kind01] lijkt gehecht te zijn aan de stiefvader. Daar komt bij dat er de afgelopen twee jaar geen incidenten of politiemeldingen zijn gedaan over de onderlinge relatie tussen de stiefvader en de moeder. De stiefvader heeft inmiddels werk en oogt in het gesprek met de kinderrechter duidelijk meer ontspannen dan tijdens de vorige zittingen.
De Raad heeft geen zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder en ook school ziet dat het over het algemeen goed gaat met [naam kind01] . Voor de zorgen die er wel zijn, heeft er inmiddels een intake voor speltherapie plaatsgevonden, maar ook daarvoor geldt dat er eerst rust moet zijn voordat de behandeling kan worden gestart.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter wijst het verzoek daarom af.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.