Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vernietiging van de strafbeschikking;
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte vennootschap tot een geldboete van € 2.500,=.
4.Ontvankelijkheid officier van justitie
.De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke situaties plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het Openbaar Ministerie gedane, of aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen, uitlatingen bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat zij niet (verder) zal worden vervolgd.
5.Waardering van het bewijs
De persoon die op 20 juli 2019 werkzaam was bij het tankstation waar de overtredingen zijn geconstateerd heeft een LPG-instructie ontvangen en een LPG-certificaat behaald. Hij beschikte dus over de benodigde kennis. Voorts is aangevoerd dat er op het tankstation wel degelijk instructies in geval van calamiteiten aanwezig waren. Uit de controlelijsten van de halfjaarlijkse veiligheidsinspecties blijkt dat er in 2019 een ‘noodplansticker’ aanwezig was. De ondertekende verklaring als bedoeld in artikel 5.68 lid 4 van de Activiteitenregeling ontbrak weliswaar, maar [verdachte vennootschap01] was hiervan niet op de hoogte. Voor zover er al enig voorschrift is geschonden, is namens [verdachte vennootschap01] aangevoerd dat dit niet opzettelijk is gebeurd.
6.Strafbaarheid feit
7.Strafbaarheid verdachte vennootschap
8.Motivering straf
Hierbij heeft de rechtbank het lange tijdsverloop in de zaak in aanmerking genomen en heeft zij meegewogen dat [verdachte vennootschap01] inmiddels de nodige verbeteringen met betrekking tot de naleving van de Activiteitenregeling milieubeheer binnen haar bedrijf heeft doorgevoerd. Zij lijkt daarmee lering te hebben getrokken uit de op 20 juli 2019 in haar bedrijf geconstateerde overtredingen.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
geldboete van € 2.500,= (tweeduizend vijfhonderd euro);