ECLI:NL:RBROT:2023:2602

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10119334
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van artikel 9a Waadi en het belemmeringsverbod in een arbeidsrelatie tussen een zzp'er en een inlenende onderneming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Star Apple Interim B.V. en [gedaagde01]. Star Apple, vertegenwoordigd door mr. O.J. Boeder, vorderde een boete van € 20.000 van [gedaagde01] wegens schending van een relatiebeding in de algemene voorwaarden. [gedaagde01], bijgestaan door mr. A. Bosveld, voerde aan dat het relatiebeding nietig was op grond van het belemmeringsverbod in artikel 9a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). De procedure begon met een dagvaarding op 16 september 2022 en een mondelinge behandeling op 8 februari 2023.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde01] had van 3 september 2021 tot 31 december 2021 werkzaamheden verricht voor [bedrijf01] via Star Apple. Na afloop van deze overeenkomst ging [gedaagde01] op 3 januari 2022 rechtstreeks een overeenkomst aan met [bedrijf01]. Star Apple stelde dat [gedaagde01] hiermee in strijd handelde met het relatiebeding, dat hem verbood om zonder tussenkomst van Star Apple werkzaamheden voor [bedrijf01] te verrichten.

De kantonrechter oordeelde dat het relatiebeding in strijd was met artikel 9a Waadi, dat belemmeringen voor het aangaan van een arbeidsrelatie tussen een zzp'er en een inlenende onderneming verbiedt. De rechter concludeerde dat [gedaagde01] onder het beschermingsbereik van de Waadi viel en dat het relatiebeding nietig was. Hierdoor was [gedaagde01] niet gehouden de gevorderde boete te betalen. De vordering van Star Apple werd afgewezen, en Star Apple werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10119334 CV EXPL 22-29715
datum uitspraak: 24 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Star Apple Interim B.V.,
vestigingsplaats: Voorburg,
eiseres,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde01] die handelt onder de naam [handelsnaam01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Bosveld.
De partijen worden hierna ‘Star Apple’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 september 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met één bijlage;
  • de brief van 6 december 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde01] .
1.2.
Op 8 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Star Apple aanwezig [naam01] (jurist/contractsmanager), bijgestaan door mr. R.J. Oost namens de gemachtigde. [gedaagde01] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A. Bosveld.

2..De feiten

2.1.
Op 18 augustus 2021 hebben partijen met elkaar een overeenkomst van opdracht gesloten, op basis waarvan [gedaagde01] in opdracht van Star Apple in de periode van 3 september 2021 tot en met 31 december 2021 werkzaamheden als Front-end Developer heeft verricht voor [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ) in Amsterdam.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de “Algemene Voorwaarden Zelfstandige Professionals StarApple Interim B.V.” (hierna: ‘de algemene voorwaarden’) van toepassing. De algemene voorwaarden luiden - voor zover van belang - als volgt:
“(…)Artikel 5.- Verantwoordelijkheden en verplichtingen Opdrachtnemer
(…)
3. Opdrachtnemer is bij het uitvoeren van de werkzaamheden geheel zelfstandig. Hij verricht de overeengekomen werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht of leiding van StarApple Interim en Cliënt. StarApple Interim en Cliënt kunnen wel aanwijzingen en instructies geven omtrent het resultaat van de Opdracht.
(…)
Artikel 11. - Compliance
1. Partijen beogen dat er geen sprake is van het ter beschikking stellen van arbeid onder leiding en toezicht en dat daarmee de Waadi (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs) en de Inlenersaansprakelijkheid, welke aansprakelijkheid is vastgelegd in de Invorderingswet 1990, niet van toepassing zijn.
(…)
Artikel 14. -Concurrentie- en relatiebeding, afkoopregeling
(…)
2. Het is Opdrachtnemer en de tot haar concern behorende vennootschappen, haar werknemers en de voor haar werkzame derden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van StarApple Interim verboden gedurende de looptijd van een Overeenkomst van Opdracht en gedurende een periode van 12 maanden na afloop daarvan, zonder tussenkomst van StarApple Interim, rechtstreeks of indirect werkzaamheden te verrichten voor Cliënt. Met tussenkomst van StarApple Interim wordt niet uitsluitend de administratieve tussenkomst bedoeld, maar ook dat StarApple Interim te allen tijde bepaalt wat haar marge is.
3. Bij overtreding van het in lid 2 van dit artikel genoemde verbod door Opdrachtnemer, haar werknemers of de voor haar werkzame derden, verbeurt Opdrachtnemer ten behoeve van StarApple Interim een direct opeisbare boete van €20.000 per overtreding en een boete voor elke dag van €1000 waarop zodanige overtreding voortduurt. (…)”
2.3.
Met ingang van 3 januari 2022 is [gedaagde01] een overeenkomst met [bedrijf01] aangegaan, op basis waarvan hij vanaf deze datum dezelfde werkzaamheden is gaan verrichten als de werkzaamheden die hij in de periode van 3 september 2021 tot en met 31 december 2021 via Star Apple voor [bedrijf01] verrichte.
2.4.
Bij brief van 12 juli 2022 heeft Star Apple [gedaagde01] - voor zover van belang - het volgende bericht:
“(…) Vorig jaar hebben wij jou op een opdracht geplaatst bij [bedrijf01]. De startdatum van deze opdracht was 3 september 2021 en de opdracht eindigde op 31 december 2021. (…)
Wij hebben onlangs van jou vernomen dat je binnen een jaar na de beëindiging van deze opdracht werkzaamheden bent blijven uitvoeren, althans hebt uitgevoerd, bij [bedrijf01], echter niet (meer) op basis van een overeenkomst van opdracht met StarApple Interim B.V, noch op basis van een arbeidsovereenkomst.
In onze algemene voorwaarden staat in artikel 14 lid 2: "Het is Opdrachtnemer en de tot haar concern behorende vennootschappen, haar werknemers en de voor haar werkzame derden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van StarApple lnterim verboden gedurende de looptijd van een Overeenkomst van Opdracht en gedurende een periode van 12 maanden na afloop daarvan, zonder tussenkomst van StarApple Interim, rechtstreeks of indirect werkzaamheden te verrichten voor Cliënt.".
Dit houdt in dat Coding OG tekort komt in de nakoming van de verbintenis die voortvloeit uit voornoemd artikel. Op grond van artikel 6:74 BW ben je verplicht de schade die StarApple Interim B.V. dientengevolge lijdt te vergoeden. In artikel 14 lid 3 van de algemene voorwaarden zijn wij overeengekomen dat die schade wordt vervangen door een direct opeisbare boete van € 20.000,-, te vermeerderen met €1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt. (…)
Wij verzoeken - en indien nodige sommeren - je de boete ter hoogte van € 20.000,- binnen 5 werkdagen na dagtekening van deze brief over te maken op bankrekeningnummer [iban_nummer01] t.n.v. Star Apple Interim B.V., alsook je werkzaamheden bij [bedrijf01] per direct te beëindigen, bij gebreke waarvan wij ons op onze positie zullen beraden; (…)”

3..Het geschil

3.1.
Star Apple eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 21.202,95, met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 20.000,00, rente van € 227,95 en buitengerechtelijke kosten van € 975,00.
3.2.
Star Apple baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft in de periode van
3 september 2021 tot en met 31 december 2021 in opdracht van Star Apple werkzaamheden als Front-end Developer verricht bij [bedrijf01] . Gebleken is dat [gedaagde01] vanaf 3 januari 2022
- dus na afloop van de overeenkomst tussen partijen - dezelfde werkzaamheden is blijven verrichten voor [bedrijf01] . [gedaagde01] handelt daarmee in strijd met artikel 14 lid 2 van de algemene voorwaarden en is op grond van lid 3 van dat artikel een direct opeisbare boete verschuldigd van € 20.000,00.
3.3.
Voor zover het boetebeding in de algemene voorwaarden geen stand houdt, stelt Star Apple zich subsidiair op het standpunt dat het relatiebeding in de algemene voorwaarden is opgenomen om te voorkomen dat [gedaagde01] misbruik maakt van het netwerk van Star Apple door zonder een redelijke vergoeding aan Star Apple te voldoen opdrachten via dat netwerk te vergaren. Star Apple vordert in verband daarmee een redelijke vergoeding van € 20.000,00. Meer subsidiair stelt Star Apple dat [gedaagde01] onrechtmatig jegens Star Apple heeft gehandeld door rechtstreeks een opdracht van [bedrijf01] te aanvaarden, zonder Star Apple daarvan in kennis te stellen. Star Apple lijdt daardoor schade, die begroot kan worden op € 20.000,00.
3.4.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Het beding in artikel 14 lid 2 van de algemene voorwaarden is nietig wegens strijd met het belemmeringsverbod in artikel 9a Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Door de Hoge Raad is overwogen dat dit artikel niet alleen ziet op de situatie waarin een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met de oorspronkelijk inlenende werkgever, maar ook op de situatie waarin een werknemer, na afloop van de uitzending, als zelfstandige bij de inlener aan de slag wil. Daarvan is in dit geval sprake.
3.5.
De arbeidsverhouding tussen [gedaagde01] en [bedrijf01] moet vanaf 3 januari 2022 bovendien worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, nu de arbeidsverhouding de facto voldeed aan alle voorwaarden om als zodanig te worden aangemerkt. [gedaagde01] werkte immers onder gezag van [bedrijf01] en ontving daarvoor een vergoeding van [bedrijf01] . Ook voor veroordeling van [gedaagde01] om een redelijke vergoeding te betalen bestaat geen grondslag, nu ook dat een belemmering zou opleveren in de zin van artikel 9a lid 1 Waadi.

4..De beoordeling

4.1.
Centraal staat de vraag of partijen in artikel 14 lid 2 van de algemene voorwaarden een geldig relatiebeding zijn overeengekomen. In het bevestigende geval moet vervolgens beoordeeld worden of [gedaagde01] gehouden is tot betaling van de op basis van lid 3 van voornoemd artikel daaraan gekoppelde boete van € 20.000,00.
4.2.
[gedaagde01] heeft zich op het standpunt gesteld dat het beding in artikel 14 lid 2 van de algemene voorwaarden nietig is, omdat dit beding in strijd is met het belemmeringsverbod zoals opgenomen in artikel 9a Waadi. Voordat beoordeeld kan worden of het relatiebeding in strijd is met artikel 9a Waadi moet eerst vast komen te staan dat de Waadi van toepassing is op onderhavige situatie. Daarover wordt als volgt overwogen.
juridisch kader
4.3.
Vooropgesteld wordt dat de Waadi is ingevoerd ter implementatie van Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid. (hierna: ‘de Uitzendrichtlijn’).
4.4.
Beoordeeld moet eerst worden of [gedaagde01] , die op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaam was voor Star Apple, onder het beschermingsbereik van de Waadi valt. Voor die beoordeling is van belang of de verhouding tussen Star Apple en [gedaagde01] als een arbeidsverhouding in de zin van de Uitzendrichtlijn kan worden aangemerkt. Artikel 1 lid 1 van de Uitzendrichtlijn bepaalt dat deze richtlijn van toepassing is op werknemers met een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding met een uitzendbureau die ter beschikking worden gesteld van inlenende ondernemingen om onder toezicht en leiding van genoemde ondernemingen tijdelijk te werken. Art. 3 lid 1, aanhef en onder c, van de Uitzendrichtlijn definieert uitzendkracht als een werknemer met een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding met een uitzendbureau teneinde ter beschikking te worden gesteld van een inlenende onderneming om daar onder toezicht en leiding van laatstgenoemde onderneming tijdelijk te werken. In de Uitzendrichtlijn is evenwel geen definitie gegeven van de begrippen ‘arbeidsovereenkomst’ en ‘arbeidsverhouding’.
4.5.
Het Hof van Justitie van de Europese unie (hierna: het ‘HvJEU’) heeft zich in zijn arrest van 17 november 2016 (C‑216/15, ECLI:EU:C:2016:883,
Ruhrlandklinik) uitgelaten over de begrippen ‘arbeidsverhouding’ en ‘werknemer’ als bedoeld in de Uitzendrichtlijn. Door het HvJEU is geoordeeld dat het begrip ‘werknemer’ in de zin van de Uitzendrichtlijn zo moet worden uitgelegd dat het iedere persoon omvat die een ‘arbeidsverhouding’ heeft, waarvan het hoofdkenmerk is dat een persoon gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens leiding prestaties levert en in ruil daarvoor een vergoeding ontvangt en in de desbetreffende lidstaat wordt beschermd op grond van de arbeid die hij verricht. Uit artikel 1 lid 1 van de Uitzendrichtlijn en artikel 3 lid 1 onder c, dat het begrip ‘uitzendkracht’ definieert, volgt namelijk dat deze richtlijn niet alleen van toepassing is op werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben gesloten met een uitzendbureau, maar ook op werknemers die een ‘arbeidsverhouding’ hebben met een bureau. Voor toepasselijkheid van de Waadi is dus niet vereist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen uitzendbureau en uitzendkracht. De Waadi en het belemmeringsverbod kunnen dus ook van toepassing zijn op personen die anders dan op basis van een uitzendovereenkomst arbeid verrichten voor een ander. Dat betekent dat ook een zzp’er onder deze definitie kan vallen, als materieel sprake is van een arbeidsverhouding tussen de uitlener en de zzp’er.
4.6.
Uit het bovenstaande volgt dat [gedaagde01] als zzp’er onder de definities van ‘werknemer’ en ‘uitzendkracht’ in de zin van de Uitzendrichtlijn kán vallen. Of de situatie van [gedaagde01] daar ook daadwerkelijk onder valt, zal in het navolgende worden beoordeeld.
arbeidsverhouding tussen Star Apple en [gedaagde01]
4.7.
Vast staat dat Star Apple zich als bedrijf bezighoudt met het ter beschikking stellen en detacheren van arbeidskrachten en tussen partijen is ook niet in geschil dat [gedaagde01] door Star Apple ter beschikking is gesteld van [bedrijf01] en aldaar werkzaamheden heeft uitgevoerd. In ruil voor zijn werkzaamheden ontving [gedaagde01] een financiële vergoeding van Star Apple, zoals volgt uit de toepasselijke algemene voorwaarden. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde01] - ondanks het feit dat hij werkzaam was als zzp’er op basis van een overeenkomst van opdracht - wezenlijk van een andere uitzendkracht van Star Apple te onderscheiden was. Ook is niet gesteld of gebleken dat de door [gedaagde01] van Star Apple ontvangen vergoeding voor zijn werkzaamheden niet vergelijkbaar was met de vergoeding die andere werknemers van Star Apple ontvingen. Daarnaast weegt mee dat [gedaagde01] onweersproken heeft gesteld dat hij in de periode ná 1 januari 2022 uitsluitend bij [bedrijf01] werkte en deze situatie identiek is aan de situatie van vóór 1 januari 2022, oftewel de periode waarin [gedaagde01] door Star Apple ter beschikking van [bedrijf01] was gesteld. In zoverre kan er vanuit worden gegaan dat [gedaagde01] in economische zin in de periode tot 1 januari 2022 (hoofdzakelijk) afhankelijk was van Star Apple.
4.8.
De kantonrechter is, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, van oordeel dat de samenwerking tussen Star Apple en [gedaagde01] kan worden aangemerkt als een arbeidsverhouding met als doel om [gedaagde01] ter beschikking te stellen van de inlenende onderneming, [bedrijf01] .
werkzaamheden onder toezicht en leiding van [bedrijf01]
4.9.
Naast het voorgaande is voor de toepasselijkheid van de Waadi en de Uitzendrichtlijn ook vereist dat de betrokkene onder toezicht en leiding van de inlenende onderneming werkzaamheden verrichtte. [gedaagde01] heeft gemotiveerd toegelicht dat het inhoudelijke gezag feitelijk lag bij [bedrijf01] . Zo was [gedaagde01] verplicht om persoonlijk de arbeid te verrichten en was hij gehouden 40 uur per week te werken. Daarnaast heeft [gedaagde01] onweersproken gesteld dat hij op vaste, door [bedrijf01] aangegeven werktijden, op de locatie van [bedrijf01] werkte en dat er geen onderscheid werd gemaakt tussen [gedaagde01] en de werknemers op dezelfde afdeling, die rechtstreeks in loondienst van [bedrijf01] waren. Ook heeft [gedaagde01] onbetwist aangevoerd dat hij zich diende te houden aan de instructies en opdrachten van de leidinggevende van [bedrijf01] en dat hij niet vrij was om het werk uit te voeren zoals hem dat goeddunkte. Uit het gestelde door [gedaagde01] volgt dan ook dat hij ter plaatse voor de uitoefening van de werkzaamheden instructies van [bedrijf01] moest volgen, zodat in voldoende mate is komen vast te staan dat de werkzaamheden door [gedaagde01] onder toezicht en leiding van de inlenende onderneming zijn verricht.
bescherming krachtens de nationale arbeidswetgeving
4.10.
Ten slotte volgt uit het Ruhrlandklinik-arrest van het HvJEU dat, om als ‘werknemer’ in de zin van de Uitzendrichtlijn te kunnen worden aangemerkt, eveneens vereist is dat de betrokkene in de desbetreffende lidstaat wordt beschermd op grond van de arbeid die hij verricht. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in dit geval worden aangenomen dat [gedaagde01] , op grond van de arbeid die hij verrichte bij [bedrijf01] op basis van de overeenkomst van opdracht tussen hem en Star Apple, wordt beschermd door de Nederlandse wetgeving. Zoals door [gedaagde01] terecht is opgemerkt, wordt in de literatuur aangenomen dat snel aan dit vereiste kan zijn voldaan. Als voorbeeld wordt gewezen op de inlenersaansprakelijkheid van artikel 7:658 lid 4 BW, waarnaar [gedaagde01] ook heeft verwezen. Star Apple heeft niets aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat [gedaagde01] onder de Nederlandse wetgeving bescherming mist.
4.11.
De conclusie van het hiervoor overwogene luidt dat [gedaagde01] onder het beschermingsbereik van de Waadi valt.
toepasselijkheid artikel 9a Waadi
4.12.
Vervolgens moet beoordeeld worden of ook artikel 9a Waadi op onderhavige situatie van toepassing is. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend. [gedaagde01] is na beëindiging van zijn overeenkomst met Star Apple rechtstreeks met [bedrijf01] een overeenkomst aangegaan, op basis waarvan [gedaagde01] werkzaamheden voor [bedrijf01] is gaan verrichten per
3 januari 2022. [gedaagde01] heeft gesteld dat, ondanks dat [gedaagde01] en [bedrijf01] op papier een overeenkomst van opdracht hebben gesloten, deze arbeidsverhouding de facto aangemerkt moet worden als arbeidsovereenkomst. Of dat inderdaad het geval is, kan echter in het midden blijven. Van belang is namelijk dat het belemmeringsverbod niet alleen betrekking heeft op het sluiten van een arbeidsovereenkomst, maar ook op het tot stand komen van een arbeidsverhouding, waaronder ook de arbeidsverhouding van een zzp’er kan vallen. De arbeidsverhouding tussen [gedaagde01] en [bedrijf01] kan worden aangemerkt als een arbeidsverhouding in de zin van de Uitzendrichtlijn. Tussen partijen staat immers niet ter discussie dat [gedaagde01] vanaf 3 januari 2022 zijn werkzaamheden bij [bedrijf01] op dezelfde wijze heeft voortgezet als in de daaraan voorafgaande periode met tussenkomst van Star Apple. Ook in die verhouding is sprake van het gedurende bepaalde tijd voor een ander en onder diens leiding leveren van prestaties in ruil voor een vergoeding. Het voorgaande betekent dan ook dat artikel 9a Waadi in dit geval van toepassing is.
nietigheid relatiebeding
4.13.
Omdat artikel 9a van de Waadi van toepassing is, moet worden beoordeeld in hoeverre het relatiebeding, zoals opgenomen in artikel 14 van de toepasselijke algemene voorwaarden, in strijd is met artikel 9a Waadi. Naar het oordeel van de kantonrechter moet het relatiebeding worden aangemerkt als belemmering in de zin van artikel 9a Waadi. Uit het relatiebeding volgt - voor zover van belang voor de beoordeling - dat het [gedaagde01] gedurende een periode van 12 maanden na afloop van de overeenkomst met Star Apple verboden is zonder tussenkomst van Star Apple, rechtstreeks of indirect werkzaamheden te verrichten voor [bedrijf01] . De strekking van het beding is dus duidelijk dat [gedaagde01] gedurende een bepaalde tijd niet in dienst mag treden of werkzaamheden mag uitvoeren voor het inlenende bedrijf waaraan hij eerder door Star Apple ter beschikking is gesteld. Dit vormt een belemmering als bedoeld in artikel 9a van de Waadi. Aangezien een dergelijke belemmering niet is toegestaan, is het beding nietig op grond van artikel 9a lid 2 van de Waadi. Dat leidt tot de slotsom dat Star Apple niet met succes een beroep kan doen op dit beding, hetgeen betekent dat [gedaagde01] de in artikel 14 lid 3 van de algemene voorwaarden genoemde boete niet aan Star Apple verschuldigd is. De vordering van Star Apple is dan ook op de primaire grondslag niet toewijsbaar.
redelijke vergoeding
4.14.
Star Apple heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het relatiebeding in de algemene voorwaarden is opgenomen om te voorkomen dat [gedaagde01] misbruik maakt van het netwerk van Star Apple door, zonder een redelijke vergoeding aan Star Apple te voldoen, opdrachten via dat netwerk te vergaren. Zij stelt dat [gedaagde01] uit dien hoofde een redelijke vergoeding aan haar verschuldigd is van € 20.000,00. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt echter al dat het Star Apple niet is toegestaan na afloop van de overeenkomst tussen haar en [gedaagde01] belemmeringen in weg te leggen voor de totstandkoming van een arbeidsverhouding tussen [gedaagde01] en [bedrijf01] . Dat betekent dan ook dat [gedaagde01] het recht had om na afloop van zijn overeenkomst met Star Apple rechtstreeks een arbeidsverhouding met [bedrijf01] aan te gaan. De enkele totstandkoming van de arbeidsverhouding tussen [gedaagde01] en [bedrijf01] brengt om die reden nog niet met zich dat daardoor sprake is van misbruik van het netwerk van Star Apple door [gedaagde01] . Star Apple heeft daarbuiten geen bijzondere feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde01] wel misbruik heeft gemaakt van het netwerk van Star Apple. Een en ander betekent dan de vordering ook op basis van de subsidiaire grondslag niet toewijsbaar is.
onrechtmatig handelen
4.15.
Gelet op het hiervoor overwogene en met name op de toepasselijkheid van artikel 9a Waadi heeft [gedaagde01] , door na afloop van zijn overeenkomst met Star Apple rechtstreeks een overeenkomst met [bedrijf01] aan te gaan, geenszins onrechtmatig jegens Star Apple gehandeld. Dat leidt er toe dat de op basis van de meer subsidiair aangevoerde grondslag gevorderde schadevergoeding van € 20.000,00 evenmin kan worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.16.
Omdat de door Star Apple gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, bestaat er geen aanleiding voor toewijzing van de daaraan gekoppelde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ook die vorderingen worden afgewezen.
proceskosten
4.17.
Star Apple krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 1.058,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 529,00). Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet Star Apple een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Star Apple in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.058,00;
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
44487