ECLI:NL:RBROT:2023:2570

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
9606412 CV EXPL 21-43017
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigen schuld verweer van vrachtwagenchauffeur na meldingen om stil te zetten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023, is een geschil ontstaan tussen [eiser01], vertegenwoordigd door [naam01], en Volvo Group Truck Center B.V. (VGTC), vertegenwoordigd door mr. M.J. Biesheuvel. De kern van het geschil betreft de aansprakelijkheid van VGTC voor schade aan een vrachtwagen, die volgens [eiser01] is ontstaan door tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst. VGTC stelt echter dat de schade het gevolg is van eigen schuld van [eiser01], omdat de vrachtwagenchauffeur na ontvangst van meldingen om de vrachtwagen stil te zetten, door is blijven rijden.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis van 8 juli 2022, waarin de kantonrechter oordeelde dat VGTC in beginsel aansprakelijk was voor de schade. VGTC voerde aan dat de chauffeur meldingen had ontvangen om de vrachtwagen stil te zetten, maar dat deze niet zijn opgevolgd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat VGTC in het bewijs is geslaagd dat de chauffeur om 15:58 uur en 16:01 uur meldingen heeft ontvangen, en dat de schade aan de motor het gevolg is van het doorrijden na deze meldingen.

De kantonrechter concludeert dat er sprake is van eigen schuld van [eiser01] in de zin van artikel 6:101 BW, omdat de chauffeur tijdig had moeten stoppen. De schadevergoeding van € 2.000,- voor de reparatiekosten wordt toegewezen aan VGTC, terwijl [eiser01] de proceskosten moet betalen. In reconventie heeft VGTC een vordering tot parkeerkosten afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [eiser01] akkoord ging met deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9606412 CV EXPL 21-43017
datum uitspraak: 17 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,handelend onder de naam
[handelsnaam01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: [naam01],
tegen
Volvo Group Truck Center B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.J. Biesheuvel.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘VGTC’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 8 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van VGTC, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 oktober 2022;
  • de conclusie na enquête aan de zijde van [eiser01] ;
  • de conclusie na enquête aan de zijde van VGTC.

2..De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
In het tussenvonnis van 8 juli 2022 heeft de kantonrechter geoordeeld dat VGTC in de nakoming van de overeenkomst is tekortgeschoten en op die grond in beginsel gehouden is de door [eiser01] daardoor geleden schade te vergoeden.
2.2.
VGTC stelt zich op het standpunt dat de motorschade is veroorzaakt doordat lange tijd is doorgereden met de truck, nadat meldingen op het dashboard verschenen die aangaven dat de truck onmiddellijk moest worden stilgezet, en er ook een akoestisch signaal hoorbaar was.
2.3.
VGTC is in de gelegenheid gesteld om in het kader van haar eigenschuldverweer te bewijzen dat:
de chauffeur om 15:58 uur en 16:01 uur meldingen heeft ontvangen; en
de schade aan de motor het gevolg is van het doorrijden door de chauffeur na ontvangst van die meldingen.
2.4.
Voor het oordeel dat een partij is geslaagd in een op hem of haar rustende bewijsopdracht dient er een redelijke mate van zekerheid te zijn dat het betreffende feit zich heeft voorgedaan. Met andere woorden: het feit dient voor de kantonrechter voldoende aannemelijk te zijn. Niet vereist is dat de te bewijzen feiten en omstandigheden onomstotelijk komen vast te staan (Hoge Raad 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:182).
meldingen ontvangen
2.5.
De kantonrechter acht VGTC in het bewijs geslaagd dat de chauffeur om 15:58 uur en 16:01 uur meldingen heeft ontvangen.
2.6.
VGTC heeft een uitdraai van het EMS-systeem van de truck in geding gebracht. Uit dat systeem kunnen meldingen worden afgelezen die op het dashboard zijn verschenen. [naam02] , Service Manager bij Volvo Trucks Nederland, heeft op die uitdraai een toelichting gegeven (productie 21 van VGTC). [naam02] verklaart het volgende. Uit het EMS-systeem blijkt dat de melding “
motoroliedruk te laag” in een periode van 2,5 uur tijd (tussen 16:01 en 18:25 uur) 6 keer is voorgekomen. Een melding “
motoroliedruk te laag” wordt getoond als een rode waarschuwing op het dashboard. Tegelijkertijd gaat er een akoestisch alarm af. De instructie is om het voertuig onmiddellijk te stoppen en de motor uit te zetten. Uit het systeem blijkt verder dat de melding “
zuigerkoeloliedruk te laag” in een periode van 2,5 uur (tussen 15:58 en 18:25 uur) 52 keer is voorgekomen. Deze melding wordt getoond als een rode waarschuwing op het dashboard. Tegelijkertijd gaat er een akoestisch alarm af. De instructie is om het voertuig onmiddellijk te stoppen en de motor uit te zetten.
2.7.
[eiser01] betwist dat de hiervoor genoemde meldingen en geluiden hebben plaatsgevonden. Volgens [eiser01] kan dit niet tijdens het rijden. Zij verwijst daarvoor naar een verklaring van een Volvo-dealer in Polen (door haar overgelegd als productie 9). Door de dealer wordt verklaard dat er tijdens het rijden geen meldingen op het dashboard worden weergegeven over het motoroliepeil. Zoals VGTC terecht stelt gaat het in deze zaak echter om meldingen over de motoroliedruk en de zuigerkoeloliedruk. De door [eiser01] overgelegde verklaring acht de kantonrechter daarom niet relevant.
2.8.
Uit de verklaring van [naam02] volgt verder dat het niet mogelijk is dat de meldingen niet zijn getoond op het dashboard. Van een systeemfout (zoals het niet doorgeven van meldingen van de motor aan het dashboard, of een niet goed functionerend dashboard) wordt een melding gemaakt in het EMS-systeem. In de uitdraai van het EMS-systeem staan echter in dit geval geen foutmeldingen. [eiser01] heeft dat niet betwist. Zij verwijst slechts naar de getuigenverklaring van haar chauffeur, [naam03] . De chauffeur heeft als getuige verklaard wel 5 kilometer voor de uiteindelijke parkeerplaats een geluid van metaal op metaal te hebben gehoord, toen te hebben willen stoppen, maar pas een melding te hebben gezien op de display toen hij van het nabijgelegen tankstation naar diezelfde parkeerplaats reed, 100 meter verderop. De chauffeur verklaart als getuige geen meldingen en/of geluidssignalen te hebben ontvangen tussen 16.00 uur en 17.15, het moment dat hij de auto op of nabij de parkeerplaats zette. Deze verklaring is niet in lijn met zijn eerdere verklaring, zoals door [eiser01] bij akte overgelegd als productie 8. Daarin verklaart de chauffeur helemaal geen meldingen te hebben ontvangen op het dashboard. De kantonrechter heeft, gelet daarop, reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de chauffeur te twijfelen. Aangezien er in de uitdraai van het EMS-systeem geen foutmeldingen staan die duiden op storingen, en er tussen 16.00 uur en 17.15 uur volgens het EMS talloze meldingen en signalen zijn geweest, acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat de melding pas werd getoond om 17:15 uur.
schade gevolg van doorrijden door de chauffeur
2.9.
De kantonrechter acht VGTC in het bewijs geslaagd dat de schade aan de motor het gevolg is van het doorrijden door de chauffeur na ontvangst van die meldingen.
2.10.
In productie 26 heeft VGTC aan de hand van afbeeldingen toegelicht wat er volgens haar is gebeurd en hoe de schade is ontstaan. Zij verklaart het volgende. Doordat de compressor is losgekomen is er tussen de compressor en distributie een lekkage ontstaan. Hierdoor ontstond er een tekort aan olie. Daarom zijn er meldingen afgegeven om 15:58 uur en om 16:01 uur. Oliedruk is nodig om de olie binnen de motor te transporteren naar plaatsen die behoefte hebben aan smering. Indien de oliedruk te laag is betekent dit een gebrek aan smering. De inwendige wrijving van de motor gaat dan steeds verder omhoog en dat veroorzaakt de schade in de rest van de motor. Als er gelijk was gestopt bij de eerste melding was de inwendige wrijving (lees temperatuur) niet te hoog geworden en was verdere motorschade voorkomen. Ook was er dan geen gruis gevormd. [eiser01] heeft die verklaring niet weersproken. VGTC heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de schade aan de motor het gevolg is van het doorrijden door de chauffeur.
conclusie
2.11.
Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van eigen schuld van [eiser01] in de zin van artikel 6:101 BW. Wanneer de chauffeur de truck tijdig tot stilstand zou hebben gebracht, dan had met het afslepen van de truck, het vastdraaien van de compressor en het op peil brengen van de olie kunnen worden volstaan. VGTC heeft de reparatiekosten voor die situatie geschat op ongeveer € 2.000,-. [eiser01] heeft die kosten niet betwist, zodat een bedrag van € 2.000,- wordt toegewezen.
2.12.
VGTC is niet aansprakelijk voor de door [eiser01] gederfde winst. Het lag op de weg van [eiser01] om de truck te laten repareren. Dit heeft zij gedurende de periode van maart tot en met december 2021 niet gedaan waardoor zij de truck gedurende die periode niet kon gebruiken. Dit komt voor haar eigen rekening en risico.
proceskosten
2.13.
[eiser01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van VGTC tot vandaag vast op € 895,50 aan salaris voor de gemachtigde (€ 199,- x 4,5 punten). De wettelijke rente daarover wordt toegewezen als hieronder vermeld.
in reconventie
2.14.
VGTC stelt dat partijen hebben afgesproken dat [eiser01] parkeergeld is verschuldigd over de periode van 5 april tot en met 9 november 2021. [eiser01] betwist dat zij parkeerkosten moet betalen. De kantonrechter oordeelt daarover als volgt. Weliswaar heeft VGTC aan [eiser01] medegedeeld dat de truck uiterlijk 5 april 2021 van haar terrein moest zijn verwijderd, bij gebreke waarvan VGTC parkeerkosten zou gaan heffen, maar uit het enkele feit dat [eiser01] dit niet heeft gedaan blijkt niet dat zij akkoord zou zijn met het betalen van parkeergeld. De vordering wordt daarom afgewezen.
proceskosten
2.15.
VGTC krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 264,- aan salaris voor de gemachtigde (€ 132,- x 2 punten). De wettelijke rente daarover wordt toegewezen als hieronder vermeld. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet VGTC een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
in conventie en in reconventie
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt VGTC om aan [eiser01] te betalen € 2.000,-;
3.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten die aan de kant van VGTC tot vandaag worden vastgesteld op € 895,50, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.3.
wijst het meerdere af;
in reconventie
3.4.
wijst de vordering af;
3.5.
veroordeelt VGTC in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 264,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
in conventie en reconventie
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en in het openbaar uitgesproken.
47636