2.4Overige SKY ECC-onderzoekswensen (1 t/m 21)
De verdediging heeft onderzoekswensen ingediend met betrekking tot (het onderzoek naar)
de communicatiedienst SKY-ECC (genummerd 1 t/in 21).
In de kern komen de onderzoekswensen erop neer dat de verdediging de rechtmatigheid van de hack en de interceptietool op de communicatiedienst in Frankrijk en het gebruik van de verkregen data uit de (vervolg)opsporingsonderzoeken voor het opsporingsonderzoek tegen de verdachte wil onderzoeken om de betwisting van de rechtmatigheid hiervan nader te kunnen onderbouwen.
Daarbij gaat het om onder meer het verstrekken van een groot aantal (nadere) stukken, volledige inzage van procesdossiers van andere onderzoeken, de ontwikkeling van de interceptietool, het horen van getuigen de officieren van justitie werkzaam bij het Landelijk Parket aangeduid als [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] en onderzoeksleiders uit Nederland, België en Frankrijk.
De rechtbank overweegt, mede gezien eerdere rechterlijke beslissingen dienaangaande, als
volgt.
De rechtbank is van oordeel dat het in het internationale rechtshulpverkeer geldende vertrouwensbeginsel (HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:2010:BL5629) met zich brengt dat er vooralsnog van uit mag worden gegaan dat de (SKY-ECC) informatie in Frankrijk, welk land zo ongeveer gelijktijdig met Nederland is toegetreden tot het EVRM en als lidstaat van de EU, gehouden is aan EU-wetgeving en het EVRM, rechtmatig is verkregen en vervolgens via internationale rechtshulp/samenwerking in de vorm van een Joint Investigation Team aan het Nederlandse OM is verstrekt op een moment dat door de Nederlandse rechter-commissaris machtigingen ex art. 126uba Sv en 126t Sv waren verleend (en later: verlengd).
Vanwege dit vertrouwensbeginsel wordt de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in beginsel) niet door de Nederlandse rechter getoetst, tenzij er tenminste een begin van aannemelijkheid is van het tegendeel.
Aan het strafdossier van de verdachte is door het OM inmiddels toegevoegd de brief met bijlagen van het Landelijk Parket van 2 juni 2022, waarin uitleg wordt gegeven over het voegen in Nederlandse onderzoeken van Franse processtukken die ten grondslag liggen aan de inzet van een of meerdere interceptiemiddelen in het Franse onderzoek tegen SKY-ECC. De brief bevat als bijlagen onder meer Franse processtukken en een proces-verbaal van 2 juni 2022 van het Landelijk OM.
Uit deze stukken blijkt dat de interceptietool in een Frans onderzoek door Franse
opsporingsambtenaren is ingezet op de SKY-servers die zich op Frans grondgebied
bevonden. Gedurende de inzet van deze bijzondere opsporingsmiddelen beschikte de Franse
politie over een tevoren door een bevoegde Franse rechter verleende toestemming/machtiging. Op grond van het vertrouwensbeginsel moet aangenomen worden
dat een bevoegde Franse rechter hierbij de Franse strafvorderlijke bevoegdheden op juiste
wijze in acht heeft genomen, maar voorshands ook dat is gehandeld met inachtneming van
verdragsrechtelijke bepalingen zoals artikel 6 EVRM.
De rechtbank is van oordeel dat in het licht van het vertrouwensbeginsel met de verstrekking van deze stukken vooralsnog genoegzaam informatie is verschaft over de start van het onderhavige onderzoek, met informatie die afkomstig is van SKY-ECC.
De rechtbank is aldus van oordeel dat voorshands niet is gebleken dat de verzochte
nadere stukken, integrale inzage in andere onderzoeken en horen van getuigen direct relevantie hebben voor het opsporingsonderzoek naar de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten en dat deze niet van belang zijn voor enige door de rechtbank in deze strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv. Het bovenstaande leidt ertoe dat deze verzoeken worden afgewezen.
De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat de rechtbank Noord-Nederland op 19 december 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:4797) prejudiciële vragen heeft gesteld aan de Hoge Raad omtrent de toepassing en reikwijdte van het hiervoor genoemde vertrouwensbeginsel. Die vragen zijn gesteld in het kader van een strafzaak waarin het bewijsmateriaal deels bestaat uit SKY-ECC-berichten. De rechtbank is zoals gezegd voorshands van oordeel dat mag worden uitgegaan van het eerdergenoemde vertrouwensbeginsel. De rechtbank wacht de ontwikkelingen met betrekking tot de gestelde prejudiciële vragen over dit onderwerp af. Mochten zich ontwikkelingen voordoen die in redelijkheid vragen tot een nadere bespreking van bepaalde aspecten van deze zaak, dan kan de verdediging en/of het openbaar ministerie daartoe een verzoek doen.