ECLI:NL:RBROT:2023:2523

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
10213572 CV EXPL 22-36142
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres, Woonbron, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege een huurachterstand die was opgelopen tot € 4.499,05. De huurder, [gedaagde01], heeft erkend dat er een huurachterstand is, maar heeft aangevoerd dat deze is ontstaan door gezondheidsproblemen en financiële moeilijkheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder zijn verplichtingen niet is nagekomen en dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft de huurder veroordeeld om binnen 14 dagen de woning te ontruimen en heeft de vordering van Woonbron tot betaling van de huurachterstand en proceskosten toegewezen. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonbron direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10213572 CV EXPL 22-36142
datum uitspraak: 31 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder H.A.M. Over de Vest te Zoetermeer,
tegen:
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 november 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 1 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met [gedaagde01] en de gemachtigde van Woonbron besproken.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt sinds 2014 van Woonbron de woning aan de [adres01] in Rotterdam (gelegen op de derde verdieping). De huur is nu € 671,78 per maand (inclusief service- en verbruikskosten). [gedaagde01] moet de huur elke maand vooraf betalen.
2.2.
In de huurbetalingen is een achterstand ontstaan.
2.3.
[gedaagde01] heeft op 22 juni 2022 samen met de gemeente Rotterdam een plan voor geldzaken opgesteld. Woonbron heeft op 7 oktober 2022 een melding gedaan als bedoeld in artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening.

3.Het geschil

3.1.
Woonbron eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 2.812,58 met rente en de lopende huur vanaf december 2022 tot de ontruiming;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag van € 2.812,58 dat wordt geëist, bestaat uit € 2.483,71 aan huur (inclusief afrekening service en verbruik) tot en met de maand november 2022 en buitengerechtelijke kosten van € 328,87 (inclusief btw).
3.2.
Woonbron baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [gedaagde01] het gehuurde moet ontruimen.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Het klopt dat er een huurachterstand is ontstaan, maar de reden hiervan is gelegen in de gezondheidssituatie van [gedaagde01] . Hij kampt met chronische klachten die zowel lichamelijk als mentaal van aard zijn. Ook is hij diep in de schulden terecht gekomen. Vanwege de schuldenproblematiek krijgt [gedaagde01] hulp van het wijkteam van de gemeente en is hij inmiddels aangemeld bij de Kredietbank voor het starten van een schuldsaneringstraject. [gedaagde01] wil graag in de woning blijven.

4.De beoordeling

huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling is opgelopen tot € 4.499,05. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand maart 2023. Uit hoofde van de huurovereenkomst heeft [gedaagde01] de verplichting de maandelijkse huur aan Woonbron te betalen. De door [gedaagde01] aangevoerde persoonlijke en financiële omstandigheden, hoe moeilijk die voor hem ook mogen zijn, maken dit niet anders. [gedaagde01] wordt daarom veroordeeld om het voornoemde bedrag aan Woonbron te betalen.
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 328,87 (inclusief btw) worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
4.3.
De rente wordt eveneens toegewezen, omdat Woonbron genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
ontbinding huurovereenkomst
4.4.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. Daarom vraagt Woonbron de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.5.
Tijdens deze procedure is de huurachterstand opgelopen van ruim drie maanden op het moment van dagvaarden tot ruim zes maanden op het moment van de mondelinge behandeling. [gedaagde01] heeft in die periode slechts één maand de lopende huur betaald en de overige maanden onbetaald gelaten. Daarbij komt dat Woonbron vanaf juni 2020 meerdere malen betalingsregelingen met [gedaagde01] heeft getroffen, die geen van alle door hem zijn nagekomen.
4.6.
In deze omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangende ontruiming van de woning toe te wijzen. De ontruimingstermijn zal op 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis worden gesteld.
4.7.
Tijdens de zitting heeft Woonbron aangegeven bereid te zijn te overwegen vooralsnog niet tot ontruiming over te gaan, indien [gedaagde01] ertoe overgaat om zijn financiën te laten beheren door een budgetbeheerder of de rechtbank op zijn verzoek de toepassing van een schuldsaneringsregeling uitspreekt. De kantonrechter geeft [gedaagde01] in overweging om de mogelijkheden te bespreken met de schuldhulpverleners door wie hij inmiddels wordt bijgestaan. De kantonrechter wijst hem er echter ook op dat het zijn eigen verantwoordelijkheid is om de nodige actie te ondernemen, als hij wil proberen te voorkomen dat ontruiming daadwerkelijk plaatsvindt.
4.8.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten [2] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
proceskosten
4.9.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonbron tot vandaag vast op € 127,41 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 464,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 232,-). Dit is totaal € 1.078,41. Voor kosten die Woonbron maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 116,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan [adres01] (3e verdieping) in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonbron te betalen € 4.827,92 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.811,93 vanaf 1 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Woonbron te betalen € 671,78 (per maand) met ingang van de maand april 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron tot vandaag worden vastgesteld op € 1.078,41;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.