ECLI:NL:RBROT:2023:2522

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
10014828 CV EXPL 22-22581
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en onderbouwing van vordering in huurgeschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023, is de kantonrechter geconfronteerd met een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over een vermeende huurachterstand. [eiser01] vorderde een bedrag van € 1.350,- aan huurachterstand, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, en verzocht om veroordeling van [gedaagde01] in de proces- en nakosten. De procedure begon met een dagvaarding op 25 juni 2019 en een verstekvonnis op 9 januari 2020, waartegen [gedaagde01] verzet aantekende. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2023 was [gedaagde01] aanwezig, maar [eiser01] verscheen niet.

De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] onvoldoende bewijs had geleverd voor de huurachterstand. [gedaagde01] betwistte de vordering en stelde dat hij slechts een deel van de woning huurde en dat er geen huurachterstand was ontstaan. De kantonrechter concludeerde dat [eiser01] zijn stelling niet had onderbouwd, aangezien hij geen bewijsstukken had overgelegd en niet ter zitting was verschenen om zijn claims te verduidelijken. Hierdoor werd de vordering van [eiser01] afgewezen.

Daarnaast werd [eiser01] veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot dat moment waren vastgesteld op € 398,-. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde01] niet hoeft te wachten op de afloop van eventuele rechtsmiddelen om de proceskosten te ontvangen. Dit vonnis vernietigde ook het eerdere verstekvonnis, waarmee de rechter de zaak definitief afsloot.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10014828 CV EXPL 22-22581
datum uitspraak: 31 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
oorspronkelijk eiser,
zonder gemachtigde,
tegen:
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
oorspronkelijk gedaagde,
gemachtigde: mr. R.A.M. Koolen te Amsterdam.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 juni 2019;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 9 januari 2020 met zaaknummer 8077840 CV EXPL 19-42692;
  • de verzetdagvaarding van 8 juli 2022, met bijlagen.
1.2.
Op 17 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. [gedaagde01] was daarbij aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. [eiser01] is, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

2.Het geschil

2.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 1.350,- met rente en € 202,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proces- en nakosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] huurde tot 1 maart 2018 de woning aan de [adres01] in Rotterdam van [eiser01] . [gedaagde01] heeft gedurende de looptijd van de huurovereenkomst een huurachterstand laten ontstaan. Ondanks meerdere herinneringen en het afspreken van een betalingsregeling heeft [gedaagde01] het verschuldigde bedrag niet voldaan en zag [eiser01] zich genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven. [gedaagde01] moet daarom ook rente en buitengerechtelijke kosten betalen.
2.3.
In het genoemde verstekvonnis is de eis toegewezen.
2.4.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis en voert het volgende aan. Van een huurachterstand is geen sprake. [gedaagde01] huurde slechts een deel van de woning van [eiser01] . De woning werd ook deels verhuurd aan de heer [naam01] . Zij hadden allebei een afzonderlijk huurcontract. Na het vertrek van [naam01] uit de woning wilde [eiser01] dat [gedaagde01] de volledige huur zou gaan betalen in plaats van alleen zijn deel. [gedaagde01] heeft dit geweigerd.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde01] nog een bedrag aan [eiser01] moet betalen vanwege een achterstand in de betaling van de huur. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend, en wel om de volgende reden.
3.2.
[gedaagde01] heeft betwist dat in het kader van zijn huurovereenkomst met [eiser01] een huurachterstand is ontstaan. Tegenover deze betwisting had het op de weg van [eiser01] gelegen om zijn stelling dat [gedaagde01] een huurachterstand heeft laten ontstaan, nader (met stukken) te onderbouwen. [eiser01] heeft dat echter niet gedaan. De producties bij de oorspronkelijke dagvaarding zijn door hem niet overgelegd. Hij is ook zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen om zijn stellingen nader toe te lichten. Dat leidt tot het oordeel dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde01] een huurachterstand heeft laten ontstaan. Het gevolg hiervan is dat de vordering van [eiser01] alsnog in zijn geheel wordt afgewezen.
proceskosten
3.3.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] – rekening houdende met de door de Raad voor Rechtsbijstand afgegeven toevoeging - tot vandaag vast op € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-). Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt x € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
3.4.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt het op 9 januari 2020 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 8077840 CV EXPL 19-42692;
4.2.
wijst de vordering af;
4.3.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 398,-, welk bedrag rechtstreeks aan de gemachtigde van [gedaagde01] dient te worden voldaan;
4.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
43416