Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,
de directie van de Rijksdienst voor het Wegenverkeer, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Een opvolgende tenaamstelling is een administratieve handeling waarbij ervan wordt uitgegaan dat het voertuig nog steeds dezelfde identiteit heeft als bij de eerste afgifte van het kenteken is geregistreerd. Het is daarom onjuist om te veronderstellen dat verweerder op
6 april 2021 heeft vastgesteld dat de identiteit van het voertuig juist was. Bovendien volgt uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 31 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4760 dat het moment van controle leidend is voor het vaststellen van de identiteit. Dat een voertuig op enig moment is goedgekeurd, brengt dus niet mee dat er op een later moment geen twijfel kan ontstaan over de identiteit van het voertuig. Het is dan ook niet uitgesloten dat op een later moment tot de conclusie wordt gekomen dat het VIN niet kan worden vastgesteld.
15 september 2021 is gekeken naar het ingeslagen VIN en andere voertuigkenmerken. Daarbij is vastgesteld dat het aangetroffen VIN en constructieplaatje toebehoren aan een voertuig met een productiedatum van februari 2004 en het motorblok en de carrosserie een productiedatum hebben van december 2004. Deze vaststellingen zijn, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, gebaseerd op fabrieksinformatie. Deze informatie bevindt zich niet in het dossier, maar de rechtbank ziet daarin geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Verder is de boordcomputer uitgelezen en is vastgesteld dat die een productiedatum heeft van oktober 2004. Gelet op deze uiteenlopende productiedata van de hoofdonderdelen en het aangetroffen VIN en de wijze waarop dat VIN en het constructieplaatje in het voertuig zijn aangebracht, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het VIN van het aangeboden voertuig niet kan worden vastgesteld. In dat geval schrijft artikel 5, vijfde lid, van Bijlage I van de Regeling voor dat verweerder geen VIN toe kan kennen. Dit artikel heeft een dwingend karakter (zie de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:194). Het niet kunnen vaststellen van een VIN heeft tot gevolg dat het afgegeven kentekenbewijs niet langer bij het voertuig behoort. Dat betekent dat eiser voor de Wvw 1994 niet langer de eigenaar of houder van het voertuig is. Omdat eiser is opgehouden eigenaar te zijn van het voertuig, heeft verweerder op grond van artikel 51a, derde lid, onder f, van de Wvw 1994 in samenhang met artikel 40b, vierde lid, van het Reglement de bevoegdheid om de tenaamstelling vervallen te verklaren.
“Bezwaarde heeft niets aan het voertuig kunnen zien, het is een goed voertuig, er is veel in geïnvesteerd en de RDW heeft een kenteken afgegeven. Bezwaarde vindt het besluit onredelijk”. Anders dan eiser betoogt, wordt hiermee niet de suggestie gewekt dat zijn motieven om bezwaar te maken (louter) op financiële redenen zijn gestoeld. Voor zover eiser deze weergave ter discussie stelt, heeft hij niet vermeld in welk opzicht en waarom deze weergave onjuistheden bevat. Overigens is het hebben van een financieel belang legitiem en kan reden zijn voor het maken van bezwaar tegen het bestreden besluit.
Hoewel er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat het voertuig schade heeft opgelopen, is dit ook niet uit te sluiten. De gevolgen van schade, die soms niet direct zichtbaar is en om die reden niet wordt opgemerkt tijdens een APK-keuring, kunnen ook pas op een later moment hun intrede doen. Het desondanks in stand laten van het kentekenbewijs zou de verkeersveiligheid daarom (kunnen) ondergraven. Ook zou het in stand laten van het kentekenbewijs het vervalsen van VIN’s van gestolen auto’s in de hand kunnen werken. Hoewel er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat het voertuig op enig moment op criminele wijze is verkregen, is dit ook niet uit te sluiten. Daarnaast is de handhaving van de tenaamstelling niet in het belang van degene op wiens naam het kenteken is gesteld. Voor zover een voertuig zonder geldig VIN al is te verzekeren, zal een verzekeraar bij gebrek aan een geldig VIN niet verplicht zijn om eventuele schade die met het voertuig veroorzaakt wordt te vergoeden. Voor zover eiser bereid is om eventuele schade aan het voertuig voor zijn rekening en risico te laten komen, neemt dat niet weg dat derden het risico lopen om schade die is veroorzaakt door het voertuig, niet vergoed te krijgen.