ECLI:NL:RBROT:2023:2492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
ROT 22/201
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring tenaamstelling kenteken op basis van twijfels over voertuigidentiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de directie van de Rijksdienst voor het Wegenverkeer (RDW) over de vervallenverklaring van de tenaamstelling van een voertuig. De eiser had op 6 april 2021 een Fiat Ducato aangeschaft, maar bij de keuring op 23 augustus 2021 ontstonden twijfels over de identiteit van het voertuig, omdat het voertuigidentificatienummer (VIN) niet op de juiste wijze was bevestigd. De RDW weigerde de afgifte van een Nederlands kenteken en verklaarde de tenaamstelling vervallen, wat de eiser aanvocht.

De rechtbank oordeelde dat de RDW terecht de tenaamstelling had vervallen verklaard, omdat het VIN niet kon worden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de regelgeving geen ruimte biedt voor het formaliseren van de identiteit van het voertuig als deze niet kan worden vastgesteld. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser dat de RDW onzorgvuldig had gehandeld en dat de beslissing onredelijk was. De rechtbank concludeerde dat de RDW in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de tenaamstelling te vervallen te verklaren, en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.

De uitspraak is van belang voor de handhaving van de verkeersveiligheid en de integriteit van het kentekenregister. De rechtbank stelde vast dat het in stand houden van een kentekenbewijs zonder geldig VIN kan leiden tot problemen bij de handhaving en de verkeersveiligheid. De rechtbank wees erop dat de eiser civielrechtelijk de verkoper van het voertuig kan aanspreken voor eventuele schade, maar dat dit niet afdoet aan de bevoegdheid van de RDW om de tenaamstelling te vervallen te verklaren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/201

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: [naam],
en

de directie van de Rijksdienst voor het Wegenverkeer, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Choufoer-Van der Wel.

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een Nederlands kenteken geweigerd.
Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2022 bij de enkelvoudige kamer van deze rechtbank. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Bij brief van 23 december 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer van deze rechtbank.
Op 11 januari 2023 heeft een nader onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft op 6 april 2021 een Fiat Ducato uit 2004, voorzien van kenteken [kentekennummer] (hierna: het voertuig), aangeschaft, die op die datum op zijn naam is gesteld. Eiser heeft het voertuig op 23 augustus 2021 ter keuring aan verweerder aangeboden in verband met het ombouwen van het voertuig naar een camper. Bij de keuring is twijfel ontstaan over de identiteit van het voertuig, omdat het zichtbare voertuigidentificatienummer (hierna: het VIN) door middel van een lasbewerking op het voertuig is aangebracht en het constructieplaatje is overgezet. Daarom is op verzoek van verweerder een onderzoek ingesteld door de afdeling Forensisch Voertuigidentificatie Onderzoek te Veendam, waarvan op 20 september 2021 een deskundigenrapport (hierna: het deskundigenrapport) is opgemaakt. Vervolgens is de in het procesverloop genoemde procedure gevolgd.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de weigering tot afgifte van een Nederlands kenteken gehandhaafd. Verweerder heeft de tenaamstelling in het kentekenregister vervallen verklaard omdat eiser naar zijn oordeel geen houder, bezitter of eigenaar is van het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven. Verweerder legt daaraan het deskundigenrapport ten grondslag. In dit rapport is vermeld dat het VIN wel door de fabrikant is aangebracht (naar de rechtbank begrijpt: in metaal is ingeslagen) maar door een lasbewerking in het voertuig bevestigd. Het VIN behoort volgens de deskundige niet bij het voertuig. Het constructieplaatje op de slotplaat onder de motorkap heeft hetzelfde VIN maar is volgens de deskundige overgezet. Het VIN behoort volgens de deskundige toe aan een voertuig met productiedatum februari 2004 terwijl het aangeboden voertuig een productiedatum van december 2004 heeft. Om die reden kan verweerder het VIN van het aangeboden voertuig niet vaststellen. Door het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister verliest het door eiser getoonde kentekenbewijs zijn geldigheid. Daarom komt verweerder niet toe aan het verstrekken van een nieuw kentekenbewijs aan eiser.
Wettelijk kader
3. De voor deze uitspraak relevante artikelen van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994), het Kentekenreglement (Reglement), en de Regeling Voertuigen (Regeling), zoals geldend ten tijde van het bestreden besluit en voor zover van belang, zijn opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
De tenaamstelling
4.1.
Eiser betoogt dat verweerder de tenaamstelling van het voertuig niet vervallen heeft mogen verklaren. Hij voert aan dat het kenteken van het voertuig na aankoop door de RDW op zijn naam is gesteld en dat de identiteit van het voertuig op dat moment kennelijk juist was. Daar mocht hij op vertrouwen.
4.2.
Dit betoog slaagt niet. Bij de eerste inschrijving en tenaamstelling van een voertuig wordt de identiteit ervan onderzocht door verweerder. Indien het voertuig hierna wordt verkocht en opnieuw tenaamgesteld wordt, wordt de identiteit niet opnieuw onderzocht.
Een opvolgende tenaamstelling is een administratieve handeling waarbij ervan wordt uitgegaan dat het voertuig nog steeds dezelfde identiteit heeft als bij de eerste afgifte van het kenteken is geregistreerd. Het is daarom onjuist om te veronderstellen dat verweerder op
6 april 2021 heeft vastgesteld dat de identiteit van het voertuig juist was. Bovendien volgt uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 31 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4760 dat het moment van controle leidend is voor het vaststellen van de identiteit. Dat een voertuig op enig moment is goedgekeurd, brengt dus niet mee dat er op een later moment geen twijfel kan ontstaan over de identiteit van het voertuig. Het is dan ook niet uitgesloten dat op een later moment tot de conclusie wordt gekomen dat het VIN niet kan worden vastgesteld.
Voor zover eiser met dit standpunt (ook) een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, treft dit geen doel. Er heeft bij de tenaamstelling geen onderzoek aan het voertuig plaatsgevonden om de identiteit te controleren, dus aan de tenaamstelling kan eiser niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de identiteit door verweerder is gecontroleerd en juist bevonden.
Bevoegdheid en zorgvuldigheid
5.1.
Eiser betoogt dat twijfel over de identiteit van het voertuig onvoldoende is om de tenaamstelling van het kenteken vervallen te verklaren. Het bestreden besluit is bovendien onzorgvuldig tot stand gekomen. Daartoe voert eiser aan dat het bestreden besluit onjuiste en oncontroleerbare gegevens bevat. Verder voert eiser aan dat in het verslag van de hoorzitting een onjuiste weergave van zijn motieven voor het maken van het bezwaar is opgenomen.
5.2.
In het dossier zijn foto’s opgenomen van het VIN en het constructieplaatje. Op de foto van het VIN is duidelijk te zien dat er direct rond het stuk metaal waarin het VIN is ingeslagen lassporen aanwezig zijn. Op de foto van het constructieplaatje is duidelijk te zien dat dat met popnagels is aangebracht; ter zitting heeft de gemachtigde van eiser zelf verklaard dat dit er vrij amateuristisch uitziet. Onder deze omstandigheden was er reden voor twijfel aan de identiteit van het voertuig, wat op grond van artikel 6 van Bijlage I van de Regeling voertuigen een vereiste is voor het instellen van nader onderzoek naar dit VIN. Tijdens het nader onderzoek door de Afdeling Voertuigidentificatie Onderzoek van
15 september 2021 is gekeken naar het ingeslagen VIN en andere voertuigkenmerken. Daarbij is vastgesteld dat het aangetroffen VIN en constructieplaatje toebehoren aan een voertuig met een productiedatum van februari 2004 en het motorblok en de carrosserie een productiedatum hebben van december 2004. Deze vaststellingen zijn, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, gebaseerd op fabrieksinformatie. Deze informatie bevindt zich niet in het dossier, maar de rechtbank ziet daarin geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Verder is de boordcomputer uitgelezen en is vastgesteld dat die een productiedatum heeft van oktober 2004. Gelet op deze uiteenlopende productiedata van de hoofdonderdelen en het aangetroffen VIN en de wijze waarop dat VIN en het constructieplaatje in het voertuig zijn aangebracht, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het VIN van het aangeboden voertuig niet kan worden vastgesteld. In dat geval schrijft artikel 5, vijfde lid, van Bijlage I van de Regeling voor dat verweerder geen VIN toe kan kennen. Dit artikel heeft een dwingend karakter (zie de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:194). Het niet kunnen vaststellen van een VIN heeft tot gevolg dat het afgegeven kentekenbewijs niet langer bij het voertuig behoort. Dat betekent dat eiser voor de Wvw 1994 niet langer de eigenaar of houder van het voertuig is. Omdat eiser is opgehouden eigenaar te zijn van het voertuig, heeft verweerder op grond van artikel 51a, derde lid, onder f, van de Wvw 1994 in samenhang met artikel 40b, vierde lid, van het Reglement de bevoegdheid om de tenaamstelling vervallen te verklaren.
5.3.
Met de voorgaande overweging is al voor een deel ingegaan op wat eiser heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt dat het bestreden besluit onjuiste en oncontroleerbare gegevens bevat. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat de termen ‘twijfel’ en ‘het niet kunnen vaststellen’ op twee verschillende bevoegdheden zien. Twijfel over de juistheid van een VIN is op grond van artikel 6 van Bijlage I van de Regeling voertuigen de voorwaarde voor het kunnen instellen van nader onderzoek naar dit VIN. Het vervolgens niet kunnen vaststellen van het VIN is op grond van artikel 5, vijfde lid, van Bijlage I van de Regeling voertuigen de reden om het toekennen van een VIN te weigeren.
5.4.
In het verslag van het telefonisch horen is vermeld:
“Bezwaarde heeft niets aan het voertuig kunnen zien, het is een goed voertuig, er is veel in geïnvesteerd en de RDW heeft een kenteken afgegeven. Bezwaarde vindt het besluit onredelijk”. Anders dan eiser betoogt, wordt hiermee niet de suggestie gewekt dat zijn motieven om bezwaar te maken (louter) op financiële redenen zijn gestoeld. Voor zover eiser deze weergave ter discussie stelt, heeft hij niet vermeld in welk opzicht en waarom deze weergave onjuistheden bevat. Overigens is het hebben van een financieel belang legitiem en kan reden zijn voor het maken van bezwaar tegen het bestreden besluit.
5.5.
De onder 5.1. weergegeven beroepsgronden slagen niet.
Evenredigheid
6.1.
Eiser voert tot slot aan dat verweerder in de gerezen twijfels aanleiding had moeten zien om de identiteit van het voertuig te formaliseren. De redenen die verweerder noemt om te twijfelen aan de identiteit van het voertuig zijn niet aan eiser toe te schrijven en mogen daarom niet voor zijn rekening komen. Op dit moment staat een volwaardige camper, APK gekeurd en technisch in orde, te verpieteren op een grasveldje. Het besluit is volgens eiser onredelijk en disproportioneel.
6.2.
De in artikel 51a, derde lid, onder f, van de Wvw 1994 in samenhang met artikel 40b, vierde lid, van het Reglement genoemde bevoegdheid om de tenaamstelling vervallen te verklaren, is een bevoegdheid die normaal gesproken alleen gebruikt kan worden op basis van een belangenafweging (een zogenoemde discretionaire bevoegdheid). Verweerder hanteert echter de vaste gedragslijn om bij het ontbreken van een VIN zonder nadere belangenafweging de tenaamstelling te laten vervallen. Deze vaste gedragslijn is door de Afdeling geaccordeerd (zie de uitspraak van 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:278). Deze gedragslijn acht de Afdeling gerechtvaardigd omdat, indien bij het ontbreken van een VIN niet wordt overgegaan tot het vervallenverklaren van de tenaamstelling, dit tot gevolg heeft dat een kentekenbewijs in stand wordt gelaten zonder dat het daarin opgenomen kenteken via het VIN gerelateerd kan worden aan een voertuig, wat tot een onzuiverheid van het kentekenregister alsmede tot problemen bij de handhaving van de tenaamstelling leidt of kan leiden. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om af te wijken van deze rechtspraak. De in de Afdelingsuitspraak genoemde belangen en handhavingsproblemen zijn niet slechts van theoretische aard. Het systeem beoogt onder meer de verkeersveiligheid te waarborgen en in dat verband te voorkomen dat tenaamgestelde voertuigen met schade op de weg rijden. Indien de identiteit van het voertuig niet kan worden vastgesteld, kan ook de geschiedenis ervan niet worden achterhaald, waardoor aan het voertuig opgelopen schade onopgemerkt kan blijven.
Hoewel er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat het voertuig schade heeft opgelopen, is dit ook niet uit te sluiten. De gevolgen van schade, die soms niet direct zichtbaar is en om die reden niet wordt opgemerkt tijdens een APK-keuring, kunnen ook pas op een later moment hun intrede doen. Het desondanks in stand laten van het kentekenbewijs zou de verkeersveiligheid daarom (kunnen) ondergraven. Ook zou het in stand laten van het kentekenbewijs het vervalsen van VIN’s van gestolen auto’s in de hand kunnen werken. Hoewel er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat het voertuig op enig moment op criminele wijze is verkregen, is dit ook niet uit te sluiten. Daarnaast is de handhaving van de tenaamstelling niet in het belang van degene op wiens naam het kenteken is gesteld. Voor zover een voertuig zonder geldig VIN al is te verzekeren, zal een verzekeraar bij gebrek aan een geldig VIN niet verplicht zijn om eventuele schade die met het voertuig veroorzaakt wordt te vergoeden. Voor zover eiser bereid is om eventuele schade aan het voertuig voor zijn rekening en risico te laten komen, neemt dat niet weg dat derden het risico lopen om schade die is veroorzaakt door het voertuig, niet vergoed te krijgen.
6.3.
Gelet op de voorgaande overweging heeft verweerder in redelijkheid tot vervallenverklaring van de tenaamstelling kunnen beslissen. De regelgeving biedt geen ruimte om in een geval als dit tot een formalisering van de identiteit van het voertuig over te gaan omdat die identiteit nu juist niet kan worden vastgesteld. Door een voertuig waarvan de identiteit niet kan worden vastgesteld alsnog te formaliseren, zouden juist de problemen optreden die in 6.2. zijn besproken en die de reden voor het vervallen van de tenaamstelling zijn.
6.4.
De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de goede trouw van eiser en dat deze uitkomst voor hem oneerlijk voelt, acht de rechtbank begrijpelijk. Dat betekent echter nog niet dat deze uitkomst onevenredig is. De vervallenverklaring is een noodzakelijk en geschikt middel om de belangen die zijn genoemd in 6.2. te waarborgen. De uitkomst is naar het oordeel van de rechtbank ook evenwichtig. Er is geen sprake van onnodig nadelige gevolgen omdat er geen andere mogelijkheden zijn om de met de wet- en regelgeving te dienen belangen te waarborgen. Verder weegt bij de beoordeling van de evenredigheid voor de rechtbank mee dat, als het gaat om de door eiser geleden financiële schade, hij de verkoper van het voertuig civielrechtelijk kan aanspreken of dat had kunnen doen. Dat eiser tot nu toe van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, doet daar niet aan af.
Conclusie
7. Zoals hiervoor is geoordeeld heeft verweerder in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om de tenaamstelling vervallen te verklaren. In dat geval verliest het afgegeven kentekenbewijs op grond van artikel 52c, eerste lid, onder a, van de Wvw 1994 zijn geldigheid. Dat artikel heeft een dwingend karakter. Daarom mocht verweerder het al afgegeven kentekenbewijs intrekken. Omdat de inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling niet kan worden bevestigd, komt verweerder ook niet toe aan de afgifte van het gevraagde kentekenbewijs (zie artikel 52a, eerste lid, van de Wvw 1994).
8. De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzitter, en mr. G.A. Bouter-Rijksen en
mr. S. Veling, leden, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 maart 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE

Wegenverkeerswet 1994
Op grond van artikel 1, derde lid, wordt aan degene wie een kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, tenzij anders blijkt, voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet beschouwd als eigenaar of houder van dat motorrijtuig of die aanhangwagen.
Op grond van artikel 51a, derde lid, onder f, kan, onverminderd het eerste en tweede lid, een tenaamstelling vervallen worden verklaard in andere bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen.
Op grond van artikel 52a, eerste lid, wordt door de Dienst Wegverkeer een kentekenbewijs afgegeven, ter bevestiging van de inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling bedoeld in artikel 48, eerste lid.
Op grond van artikel 52c, eerste lid, onder a, verliest een kentekenbewijs zijn geldigheid door het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister.
Kentekenreglement
Op grond van 40b, vierde lid, onder a, kan de Dienst Wegverkeer een tenaamstelling vervallen verklaren indien naar oordeel van deze dienst blijkt dat degene op wiens naam het voertuig is ingeschreven opgehouden is eigenaar, bezitter of houder van het voertuig te zijn.
Regeling Voertuigen
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, kan in het kader van een aanvraag tot inschrijving of tenaamstelling, een individuele goedkeuring of een door de Dienst Wegverkeer uitgevoerd onderzoek door de Dienst Wegverkeer het voertuigidentificatienummer worden vastgesteld.
Op grond van artikel 2.1, derde lid, wordt het voertuigidentificatienummer vastgesteld, toegekend en ingeslagen op de wijze, bepaald in bijlage I.
Op grond van artikel 1 van Bijlage I wordt in deze bijlage verstaan onder: voertuigidentificatienummer: gestructureerde combinatie van tekens die de voertuigfabrikant oorspronkelijk aan een voertuig heeft toegekend en heeft ingeslagen, dan wel dat door de Dienst Wegverkeer is ingeslagen, met het doel om, zonder gebruikmaking van verdere informatie, het voertuig eenduidig te identificeren.
Op grond van artikel 5, vijfde lid, van Bijlage I wordt geen voertuigidentificatienummer door de Dienst Wegverkeer toegekend indien naar het oordeel van deze dienst een voertuigidentificatienummer niet is vast te stellen.
Op grond van artikel 6 van Bijlage I kan, indien twijfel bestaat over de juistheid van het voertuigidentificatienummer, onder meer omdat het van fabriekswege ingeslagen voertuigidentificatienummer ontbreekt, teniet is gegaan of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, de Dienst Wegverkeer een nader onderzoek instellen.