ECLI:NL:RBROT:2023:2488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/10/616646 / HA ZA 21-329
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in franchiseovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2023 een eindvonnis uitgesproken in een geschil tussen Zorg Parel S.N. B.V. en DNZB Franchise B.V. inzake een franchiseovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat DNZB Franchise toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de franchiseovereenkomst, waardoor Zorg Parel schade heeft geleden. De rechtbank heeft een deskundigenbericht in het geding gebracht, waaruit blijkt dat de goodwillwaarde van Zorg Parel op 28 februari 2021 € 614.171 bedraagt. De rechtbank heeft DNZB Franchise veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan Zorg Parel, alsook tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 5.863,48 en proceskosten van € 19.558,50. De vorderingen van [naam01] c.s. zijn afgewezen, omdat zij geen partij zijn bij de franchiseovereenkomst. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van Zorg Parel tot aanpassing van het non-concurrentiebeding en relatiebeding niet zijn onderbouwd en daarom zijn afgewezen. In reconventie hebben DNZB c.s. hun vordering verminderd tot nihil, en zijn zij hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [naam01] c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/616646 / HA ZA 21-329
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak van

1.[naam01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZORG PAREL S.N. B.V.,
gevestigd te Druten,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DNZB FRANCHISE B.V.,
gevestigd te Maassluis,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DNZB WEB B.V.,
gevestigd te Maassluis,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. M.W. Renzen te Rotterdam.
Eiseressen in conventie en verweersters in reconventie worden hierna [naam01] , Zorg Parel en tezamen [naam01] c.s. genoemd. Gedaagden in conventie en eiseressen in reconventie worden hierna DNZB Franchise, DNZB Web en tezamen DNZB c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 mei 2022;
  • het deskundigenbericht van 2 september 2022;
  • de akte na deskundigenbericht van [naam01] c.s.;
  • de antwoordakte na deskundigenbericht van DNZB c.s.
1.2.
De rechtbank vermeldt omwille van de volledigheid dat Eiswijzing-II van [naam01] c.s. destijds, ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 28 september 2021, door de rechtbank is geaccepteerd. Van strijd met de goede procesorde is niet gebleken. De eiswijziging is tijdens de mondelinge behandeling besproken en DNZB c.s. heeft zich in dat kader ook uitgelaten.

2.De verdere beoordeling

in conventie

Deskundigenbericht
2.1.
In het tussenvonnis van 22 december 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat DNZB Franchise jegens Zorg Parel toerekenbaar is tekortgeschoten onder de Franchiseovereenkomst en aansprakelijk is voor de door Zorg Parel als gevolg hiervan geleden schade. DNZB Franchise had er op basis van de Franchiseovereenkomst op moeten toezien dat Zorg Parel een goodwillvergoeding zou ontvangen voor de overname van haar onderneming door DNZB Nijmegen (zie tussenvonnis onder 4.10). Wat de omvang van de vergoedingsplicht van DNZB Franchise betreft, heeft de rechtbank aangegeven behoefte te hebben aan voorlichting door een deskundige (zie tussenvonnis onder 4.13). Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, hebben [naam01] c.s. en DNZB c.s. zich bij akte uitgelaten over de discipline en persoon van de deskundige en over de aan de deskundige voor te leggen vragen.
2.2.
Bij tussenvonnis van 11 mei 2022 heeft de rechtbank de heer drs. [naam02] als deskundige benoemd (hierna: de deskundige) en hem vier vragen ter beantwoording voorgelegd (zie hierna). De deskundige heeft begin juni 2022 zijn onderzoeksaanpak aan partijen voorgelegd waarna met partijen is overlegd. Hierna is de deskundige zijn onderzoek begonnen. Op 12 augustus 2022 heeft hij zijn concept deskundigenbericht aan partijen voorgelegd voor het maken van opmerkingen. Op 30 en 31 augustus 2022 hebben [naam01] c.s. respectievelijk DNZB c.s. gereageerd op het concept deskundigenbericht. Op 2 september 2022 is het deskundigenbericht in definitieve vorm uitgebracht.
2.3.
De deskundige heeft de aan hem gestelde vragen als volgt beantwoord:
“6. CONCLUSIE
6.1
Beantwoording van de vragen
1. Welke goodwillwaarde kan worden toegekend aan de relaties (zorginstellingen en
ZZP‘ers) van Zorg Parel op 28 februari 2021, ervan uitgaande dat de contractuele relaties met hen, na 28 februari 2021 zijn voortgezet en Zorg Parel gehouden is aan het non-concurrentiebeding en relatiebeding in de artikelen 21.3 en 21.4 van de
Franchiseovereenkomst zoals onder 4.16 en 4.17 van het tussenvonnis van 22 december 2021 overwogen?
Aan de goodwill kan een waarde worden toegekend van € 614.171 (zie paragraaf 5.3.4). Doordat de contractuele relaties zijn voortgezet door DNZB en Zorg Parel gehouden is aan het non-concurrentiebeding en relatiebeding kan zij deze waarde niet realiseren en heeft zij een schade geleden ter grootte van de waarde van deze goodwill (zie ook paragraaf 4.1.4).
2. In hoeverre is de wijze van overgang van de betreffende contractuele relaties, zoals hiervoor onder 2.6 van dit vonnis uiteengezet, van invloed op de goodwillwaarde? Kunt u dat kwantificeren?
De waarde van de goodwill is afhankelijk van de toekomstige, op peildatum te verwachten geldstromen. Zorg Parel heeft schade geleden doordat zij na peildatum deze geldstromen niet meer kon realiseren. De voorzetting door DNZB of een eventuele andere partij heeft geen invloed op de op peildatum te verwachten geldstromen en is dus niet van invloed op de waarde van de goodwill die Zorg Parel is ontvallen (zie paragraaf 4.1.4).
3. In welke mate is deze goodwillwaarde aan DNZB Franchise als franchisegever toe te rekenen? Hierin kan worden betrokken in welke mate de goodwill het resultaat is van de DNZB-formule van franchisegever, of het gevolg is van de inspanningen van de franchisenemer.
De voorgaande waardering is gebaseerd op de exploitatie van Zorg Parel B.V. en de
redelijkerwijs te verwachten door de onderneming te realiseren toekomstige geldstromen. Bij het bepalen van die geldstromen is rekening gehouden met de gebruikelijk door Zorg Parel aan DNZB Franchise, DNZB Uitzend en DNZB Web af te dragen bijdragen. DNZB Franchise heeft verder geen aanspraak op de geldstromen die ten grondslag liggen aan de waardering en derhalve ook geen aandeel in de bepaalde goodwill. Ter verduidelijking zij opgemerkt dat aannemelijk is dat ook aan DNZB Franchise en DNZB Web zelf een aanzienlijke goodwill kan worden toegeschreven op basis van de door franchisenemers betaalde bijdragen (zie paragraaf 4.1.1).
4. Welke aspecten acht de deskundige in het kader van de goodwillbepaling verder van belang en waarom?
Aan voorliggende rapportage heb ik verder niets toe te voegen”.
2.4.
De rechtbank acht de bevindingen en de conclusies van de deskundige, die daarop zijn gegrond, overtuigend en zal deze dan ook overnemen. Ter toelichting geldt het volgende.
2.5.
Partijen zijn voldoende in de gelegenheid gesteld om informatie en hun visie aan de deskundige voor te leggen. Partijen hebben daarvan ook gebruik gemaakt. Zij hebben gereageerd op het concept deskundigenbericht van 12 augustus 2022. De deskundige heeft in zijn definitieve deskundigenbericht van 2 september 2022 duidelijk aangegeven dat hij die inbreng in zijn afwegingen heeft betrokken door de bezwaren puntsgewijs te behandelen. Hij is ingegaan op de door partijen gemaakte opmerkingen bij het concept en heeft gemotiveerd aangegeven waarom die opmerkingen niet tot aanpassing van het concept hebben geleid. Tot een nadere motivering van zijn conclusies was de deskundige niet gehouden. Zijn oordelen zijn immers mede gebaseerd op zijn door kennis en ervaring gevormde intuïtieve inzicht en lenen zich in zoverre niet voor een meer uitgebreide motivering.
2.6.
Partijen hebben vervolgens in hun aktes na deskundigenbericht geen nieuwe of andere bezwaren geuit tegen het deskundigenbericht dan die zij in reactie op het concept deskundigenbericht al hadden aangevoerd. De rechtbank ziet daarin dan ook geen aanleiding af te wijken van het deskundigenbericht. Wat betreft het door DNZB c.s. geuite bezwaar dat de deskundige ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat Zorg Parel na het einde van de Franchiseovereenkomst geen gebruik meer kon maken van de inzet van ZZP’ers, geldt dat dit bezwaar er aan voorbij gaat dat het uitgangspunt bij vraag 1 is dat de gehele onderneming van Zorg Parel na het einde van de Franchiseovereenkomst door DNZB Nijmegen is voortgezet, dus met gebruikmaking van de inzet van de ZZP'ers. De deskundige heeft dit bezwaar van DNZB c.s. ook beoordeeld en naar het oordeel van de rechtbank terecht onjuist bevonden.
Verdere beoordeling vorderingen [naam01] c.s.
2.7.
[naam01] c.s. hebben een veelheid, elkaar deels overlappende, vorderingen ingesteld tegen DNZB c.s., waaronder een groot aantal verklaringen voor recht, zie (sub (i) tot en met (iv), (vi) en (vii)), een verwijzing naar de schadestaat (sub (iv)), een veroordeling tot een voorschot op schadevergoeding (sub (v)) en vernietiging c.q. aanpassing van een aantal bedingen uit de Franchiseovereenkomst (zie het tussenvonnis van 22 december 2021 onder 3.1., nadien verbeterd in het tussenvonnis van 11 mei 2022 onder 2.16.)).
Veroordeling tot schadevergoeding
2.8.
Bij de beoordeling van de vorderingen hierna is van belang dat de rechtbank in haar tussenvonnis van 22 december 2021, onder andere, heeft geoordeeld dat [naam01] en DNZB Web geen partij zijn bij de Franchiseovereenkomst. Partijen bij de Franchiseovereenkomst zijn Zorg Parel en DNZB Franchise. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat DNZB Franchise jegens Zorg Parel toerekenbaar tekortgeschoten is onder de Franchiseovereenkomst en daarom aansprakelijk is voor de door Zorg Parel als gevolg hiervan geleden schade.
2.9.
Op grond van het deskundigenbericht kan de rechtbank de schade van Zorg Parel thans zelf begroten op € 614.171,00. Een verwijzing naar de schadestaat is hiervoor niet noodzakelijk. Partijen hebben zich over de schade ook voldoende kunnen uitlaten zowel in het kader van de vraagstelling aan de deskundige voorafgaand aan zijn benoeming, alsook in de reacties op het concept deskundigenbericht en in de aktes na deskundigenbericht.
2.10.
De rechtbank zal DNZB Franchise veroordelen tot betaling van € 614.171,00 aan Zorg Parel. Het gevorderde voorschot op de schadevergoeding zal daarom worden afgewezen. Zorg Parel heeft geen vergoeding van wettelijke rente gevorderd zodat die niet kan worden toegewezen.
2.11.
Voor het overige zullen de vorderingen van [naam01] c.s. op DNZB c.s. worden afgewezen. De rechtbank licht dat hieronder toe en zal omwille van de overzichtelijkheid de volgorde van [naam01] c.s. aanhouden.
(i) a, b en c - verklaring voor recht: tekortkoming/onrechtmatige daad
2.12.
De onder (i) sub a, b en c door [naam01] c.s. gevorderde verklaringen voor recht tegen DNZB Franchise zullen worden afgewezen. Voor zover [naam01] deze vorderingen heeft ingesteld geldt dat zij geen contractspartij is bij de Franchiseovereenkomst zodat DNZB Franchise in dat kader ook niet kan zijn tekortgeschoten jegens haar. Voor onrechtmatig handelen van DNZB Franchise heeft [naam01] , gezien de gemotiveerde betwisting van DNZB Franchise, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld die zouden kunnen leiden tot toewijzing van haar verklaringen voor recht. Voor zover Zorg Parel deze vorderingen heeft ingesteld, geldt dat zij niet heeft toegelicht welk belang zij hierbij nog heeft naast de toewijzing van haar schadevergoedingsvordering op DNZB Franchise (zie hiervoor onder 2.10) zodat deze vorderingen van Zorg Parel zullen worden afgewezen.
2.13.
Wat betreft de gevorderde verklaring voor recht onder (i) sub (c), over het niet nakomen door DNZB Franchise van de afspraak/toezegging om alternatieve zekerheid te stellen in het kader van de beslaglegging door [naam01] c.s., geldt dat [naam01] c.s. hun belang hierbij onvoldoende hebben onderbouwd en toegelicht zodat ook deze vordering wordt afgewezen. De enkele niet onderbouwde stelling dat zij als gevolg hiervan schade hebben geleden, wat door DNZB c.s. is betwist, is hiervoor onvoldoende.
(ii) - verklaring voor recht: vergoedingsplicht ongerechtvaardigde verrijking
2.14.
De onder (ii) gevorderde verklaring voor recht dat “
[naam01] c.s. recht hebben op een vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking, voor goodwill, schade en/of (klant)vergoeding van DNZB Web en/of DNZB Franchise, zo mogelijk hoofdelijk”, zal worden afgewezen.
2.15.
Voor zover [naam01] deze vordering heeft ingesteld, geldt dat zij geen contractspartij is bij de Franchiseovereenkomst, zodat zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet valt in te zien hoe DNZB Franchise ten koste van haar ongerechtvaardigd zou zijn verrijkt. Voor zover Zorg Parel deze vordering heeft ingesteld, geldt dat zij niet heeft toegelicht welk belang zij hierbij heeft naast de toewijzing van haar schadevergoedingsvordering op DNZB Franchise (zie hiervoor onder 2.10) zodat deze vordering van Zorg Parel zal worden afgewezen.
2.16.
Voor zover [naam01] c.s. de vordering tegen DNZB Web hebben ingesteld, geldt DNZB Web geen partij is bij de Franchiseovereenkomst en dat het, zonder nadere toelichting die ontbreekt, evenmin valt in te zien hoe DNZB Web ten koste van [naam01] c.s. ongerechtvaardigd zou zijn verrijkt. Op dit punt hebben [naam01] c.s. niet aan hun stelplicht voldaan, zodat ook deze vordering wordt afgewezen.
(iii) - verklaring voor recht: bemiddelingsfee
2.17.
[naam01] c.s. vorderen een verklaring voor recht dat zij ingevolge artikel 24.2 van de Franchiseovereenkomst (ook) recht hebben op uitbetaling van bemiddelingsfee die is ontstaan door hun bemiddeling van vóór 1 maart 2021, maar ten aanzien waarvan (ook) na 1 maart 2021 omzet wordt behaald.
2.18.
Voor zover deze vordering door [naam01] is ingesteld zal deze worden afgewezen omdat zij geen partij is bij de Franchiseovereenkomst en zich hierop dus niet kan beroepen. Voor zover de vordering door Zorg Parel is ingesteld zal zij ook worden afgewezen omdat artikel 24.2 van de Franchiseovereenkomst geen grondslag biedt voor haar vordering. De rechtbank licht dit toe.
2.19.
Zorg Parel beroept zich voor haar vordering op de letterlijke tekst van artikel 24.2 van de Franchiseovereenkomst. Dit artikel luidt:
“Bij beëindiging van deze Overeenkomst, om welke reden dan ook, eindigt het recht op bemiddeling van ZZP’ers voor Opdrachtgevers uit naam van Franchisegever en via MijnDNZB. Franchisenemer behoudt te allen tijde het recht op uitbetaling van bemiddelingsfee die is ontstaan door bemiddeling vóór datum beëindiging overeenkomst,maar welke pas na datum overeenkomst betaalbaar wordt gesteld(onderstr. Rechtbank)”.
2.20.
DNZB Franchise heeft de door Zorg Parel voorgestane uitleg van artikel 24.2 betwist en daarbij met name gewezen op het slot van het artikel (het door de rechtbank onderstreepte deel ervan). Volgens DNZB Franchise ziet artikel 24.2 op de situatie dat een ZZP’er werkzaamheden uitvoert voor het einde van de Franchiseovereenkomst en Zorg Parel uit dien hoofde recht heeft op bemiddelingsvergoeding, maar DNZB Franchise die vergoeding nog niet heeft betaald voor het einde van de Franchiseovereenkomst, omdat die betaling pas “
na datum overeenkomst betaalbaar wordt gesteld”.
2.21.
Volgens DNZB Franchise volgt uit artikel 24.2 niet dat Zorg Parel voor onbepaalde tijd recht zou blijven houden op een bemiddelingsfee als sprake zou zijn van het inlenen van ZZP‘ers door zorginstellingen op basis van een door Zorg Parel met de zorginstelling gesloten overeenkomst. De door Zorg Parel voorgestane uitleg zou er toe leiden dat DNZB Franchise voor onbepaalde tijd verplicht zou blijven om bemiddelingsfee aan Zorg Parel af te dragen, terwijl partijen al jaren uit elkaar zijn. Dat hebben partijen niet voor ogen gehad, aldus DNZB Franchise en volgt ook niet uit artikel 24.2 van de Franchiseovereenkomst.
2.22.
De rechtbank oordeelt dat de door Zorg Parel voorgestane uitleg van artikel 24.2 van de Franchiseovereenkomst niet volgt uit de letterlijke tekst van artikel 24.2 en evenmin uit een redelijke uitleg ervan conform het Haviltex-criterium. De letterlijke tekst, maar ook een uitleg ervan conform het Haviltex-criterium, bieden juist steun voor de door DNZB Franchise voorgestane uitleg, met name door het slot van het artikel. Zorg Parel heeft buiten de door haar gestelde letterlijke uitleg van artikel 24.2 geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit de juistheid van haar uitleg zou volgen. De vordering van Zorg Parel zal dan ook worden afgewezen.
(iv) - verklaring voor recht: vergoedingsplicht wegens (i), (ii) en (iii)
2.23.
[naam01] c.s. vorderen een verklaring voor recht dat DNZB Franchise en/of DNZB Web vergoedingsplichtig is/zijn op grond van hetgeen is bepaald onder (i), (ii) en (iii) of anderszins, nader op te maken bij staat.
2.24.
Voor zover deze vordering is ingediend door [naam01] en voor zover de vordering is ingesteld tegen DNZB Web, geldt dat zij moet worden afgewezen nu hiervoor geen grondslag aanwezig is. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen over het feit dat [naam01] noch DNZB Web partij zijn bij de Franchiseovereenkomst en over het ontbreken van een voldoende concreet onderbouwde grondslag van de door [naam01] c.s. en tegen DNZB Web ingestelde vorderingen.
2.25.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de vergoedingsplicht van DNZB Franchise jegens Zorg Parel, geldt dat Zorg Parel niet heeft toegelicht welk belang zij hierbij heeft naast de toewijzing van haar schadevergoedingsvordering op DNZB Franchise (zie hiervoor onder 2.10) zodat deze vordering van Zorg Parel zal worden afgewezen.
(v) - betaling voorschot
2.26.
De door [naam01] c.s. gevorderde voorschotbetaling van € 800.000,00 wordt afgewezen om redenen zoals hiervoor onder 2.10 weergegeven.
(vi) en (vii) - verklaring voor recht/vernietiging: non-concurrentiebeding en relatieverbod
2.27.
[naam01] c.s. hebben een aantal (deels voorwaardelijke) vorderingen ingesteld tot verklaringen voor recht, vernietiging en aanpassing van het non-concurrentiebeding (artikel 21.3) en relatiebeding (artikel 21.4) in de Franchiseovereenkomst.
2.28.
Ook hier geldt dat de vorderingen voor zover die door [naam01] zijn ingesteld, moeten worden afgewezen omdat zij geen partij is bij de Franchiseovereenkomst. Dit betreft de vordering onder (vi).
2.29.
Wat betreft de door Zorg Parel ingestelde vordering onder (vii) tot vernietiging, althans aanpassing van het non-concurrentiebeding en het relatiebeding, overweegt de rechtbank als volgt.
2.30.
In haar tussenvonnis van 22 december 2022 onder 4.16 heeft de rechtbank samengevat overwogen, dat er geen grond bestaat voor vernietiging van het non-concurrentiebeding en het relatiebeding. Voor zover de vorderingen van Zorg Parel daarop zijn gericht, zullen die dan ook worden afgewezen.
2.31.
In genoemde rechtsoverweging heeft de rechtbank overwogen dat er aanleiding is de werking van het non-concurrentiebeding in geografisch opzicht te beperken tot de rayons Nijmegen en Noordoost-Brabant. Blijkens de tekst van het non-concurrentiebeding eindigde de werking ervan op 28 februari 2022, één jaar na het einde van de Franchiseovereenkomst op 28 februari 2021. Zorg Parel heeft niet gesteld welk belang zij nu nog heeft bij de door haar gevorderde aanpassing van het non-concurrentiebeding, zodat ook dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
2.32.
Wat betreft de door Zorg Parel ingestelde vordering tot aanpassing van het relatiebeding, overweegt de rechtbank dat het relatiebeding blijkens haar tekst gold tot 28 februari 2023, twee jaar na het einde van de Franchiseovereenkomst op 28 februari 2021. Ook hier geldt dat Zorg Parel niet heeft gesteld welk belang zij nu nog heeft bij aanpassing van het relatiebeding, zodat ook dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
(viii) (proces)kostenveroordeling
2.33.
[naam01] c.s. vorderen veroordeling van DNZB Franchise en/of DNZB Web zo veel mogelijk hoofdelijk tot vergoeding van:
a. de kosten van beslag ad € 3.048,08, althans een bedrag door de rechtbank in goede
justitie te bepalen;
b. de buitengerechtelijke kosten,
c. de proceskosten;
d. de nakosten.
Proceskosten
2.34.
Met betrekking tot de proceskosten oordeelt de rechtbank als volgt. Vanwege het feit dat DNZB Franchise zal worden veroordeeld tot betaling aan Zorg Parel van € 614.171,00, geldt zij als de in deze procedure grotendeels in het ongelijk gestelde partij en zal zij in de proceskosten jegens Zorg Parel worden veroordeeld, waaronder de gevorderde kosten met betrekking tot het beslag van € 3.048,08. Wat betreft de kosten van de deskundige, geldt dat DNZB Franchise deze voor haar rekening komende kosten reeds heeft voldaan zodat dit niet hoeft te worden meegenomen in de proceskostenveroordeling.
2.35.
Volgens DNZB Franchise moet geen rekening worden gehouden met de akte van Zorg Parel die ten grondslag lag aan Eiswijziging-I omdat die akte (en de antwoordakte van DNZB c.s.) voorkomen had kunnen worden als [naam01] c.s. zorgvuldiger hadden geprocedeerd. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de betreffende akte van [naam01] c.s. niet mee te tellen bij de begroting van de proceskostenveroordeling van DNZB Franchise. Voor een verdergaande sanctie, zoals door DNZB c.s. voorgesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding.
2.36.
De kosten aan de zijde van Zorg Parel worden begroot op € 19.558,50, te weten griffierecht ad 4.200,00, salaris advocaat ad € 11.945,50 (3,5 punten x € 3.413,00) en beslagkosten ad € 3.048,08.
2.37.
Voor zover [naam01] en Zorg Parel in het ongelijk worden gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten aan de zijde van DNZB Franchise en DNZB Web op nihil te begroten. De kern van het geschil is immers gelegen in de Franchiseovereenkomst tussen Zorg Parel en DNZB Franchise. Daarop moet de proceskostenveroordeling dan ook primair betrekking hebben. Weliswaar zijn alle door [naam01] ingestelde vorderingen tegen DNZB Franchise en DNZB Web afgewezen en geldt dat ook voor de door Zorg Parel tegen DNZB Web ingestelde vorderingen, maar het verweer van DNZB Franchise en DNZB Web hiertegen hangt zowel feitelijk als juridisch zo nauw samen met het verweer van DNZB Franchise tegen de vorderingen van Zorg Parel, dat de rechtbank daarin geen aanleiding ziet tot separate proceskostenveroordelingen. Hierbij speelt mee dat zowel eiseressen als gedaagden ieder door dezelfde raadsman zijn bijgestaan en dat aan de zijde van gedaagden enkel DNZB Franchise griffierecht in rekening is gebracht.
2.38.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.39.
Wat betreft de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geldt dat het hierbij enkel gaat om de door Zorg Parel van DNZB Franchise gevorderde vergoeding ervan. Omdat DNZB Franchise geen consument is, is artikel 2 van het Besluit BIK en de daarin opgenomen normering van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van aanvullend recht. In dit kader heeft Zorg Parel onbetwist gesteld dat zij diverse brieven, e-mails en sommaties heeft gestuurd. DNZB Franchise heeft zich op dit punt enkel verweerd met de stelling dat dit onderdeel van de vordering moet worden afgewezen omdat de hoofdvorderingen moeten worden afgewezen. Zij heeft het bestaan van de kosten en de gestelde werkzaamheden niet betwist en evenmin bezwaar gemaakt tegen begroting conform het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. DNZB Franchise zal daarom conform voornoemd Besluit worden veroordeeld om Zorg Parel € 5.863,48 te betalen.
in reconventie
2.40.
DNZB c.s. hebben hun eis in reconventie tot opheffing van de door [naam01] c.s. gelegde beslagen, verminderd tot nihil ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 21 september 2021 (zie hiervoor het tussenvonnis van 22 december 2021 onder 3.3.).
2.41.
Voor zover thans nog van belang concluderen [naam01] c.s. in reconventie tot veroordeling van DNZB c.s., zo veel mogelijk hoofdelijk, tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en de proces- en nakosten.
2.42.
DNZB c.s. zullen als de in reconventie in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [naam01] c.s. De kosten aan de zijde van [naam01] c.s. worden begroot op € 1.706,50 aan salaris advocaat (0,5 punten x
€ 3.413,00)
2.43.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.
2.44.
De gevorderde veroordeling van DNZB c.s. tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen nu DNZB Franchise in conventie al tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt veroordeeld en [naam01] c.s. niet hebben gesteld of duidelijk gemaakt dat en op grond waarvan in reconventie vergoeding van andere incassokosten wordt gevorderd.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
3.1.
veroordeelt DNZB Franchise tot betaling aan Zorg Parel van € 614.171,00;
3.2.
veroordeelt DNZB Franchise tot betaling aan Zorg Parel van € 5.863,48;
3.3.
veroordeelt DNZB Franchise tot betaling van de proceskosten aan Zorg Parel, tot op heden begroot op € 19.558,50, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
verklaart onderdelen 3.1, 3.2 en 3.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie:
3.6.
verstaat dat DNZB Franchise en DNZB Web hun vordering hebben verminderd tot nihil;
3.7.
veroordeelt DNZB Franchise en DNZB Web hoofdelijk tot betaling van de proceskosten aan Zorg Parel en [naam01] tot op heden begroot op € 1.706,50, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
3455/1729