2.2Verweerder heeft deze last gebaseerd op artikel 21, eerste lid, van de Warenwet. Aan verweerders besluitvorming ligt ten grondslag dat de slijpmachine gevaar oplevert voor de veiligheid en gezondheid van mensen omdat de slijpmachine niet is voorzien van alle noodzakelijke beschermingsmiddelen om aanraking met draaiende delen aan de achterkant van de machine te kunnen voorkomen. Het toekennen van een certificaat of het aanbrengen van een CE-markering heeft weliswaar tot gevolg dat de slijpmachine binnen de Europese Unie wordt vermoed te voldoen aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen als vermeld in Bijlage I van de Machinerichtlijn, maar dat laat onverlet dat de bevindingen van de inspecteur hebben uitgewezen dat dit vermoeden niet terecht was. Daartoe wijst verweerder erop dat de inspecteur heeft vastgesteld dat de slijpmachine niet is voorzien van alle noodzakelijke beschermingsmiddelen om aanraking met draaiende delen te kunnen voorkomen. De overtredingen en de aard van het gevaar verbonden aan de non-conformiteit van het product en de kans op blootstelling aan dat gevaar, maken dat het risico volgens de inspecteur als hoog wordt beschouwd. Door in de handleiding op te nemen dat aan de achterzijde van de slijpmachine een beschermende zone moet worden aangewezen onderkent [naam eiseres 2] , volgens verweerder, dat er gevaar uitgaat van de bewegende delen van de slijpmachine. Hoewel de operator van de slijpmachine zich aan de voorkant bevindt, is zonder afscherming niet te voorkomen dat derden in aanraking komen met de bewegende delen. Door een afscherming van bijvoorbeeld plexiglas of gaaswerk te maken kan het door [naam eiseres 1] geschetste probleem dat een afscherming het zicht belemmert, ondervangen worden. Dat een gebruiker de afscherming van de machine zou verwijderen indien deze erop zou zitten, is geen reden om de afscherming op een te verhandelen slijpmachine weg te laten. Wat betreft de evenredigheid van de last om houders op de hoogte te stellen van het gevaar, dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de veiligheid en gezondheid van mensen en/of de veiligheid van zaken en anderzijds het belang van [naam eiseres 1] om geen reputatieschade op te lopen doordat zij houders moet waarschuwen. Dit door [naam eiseres 1] gestelde belang weegt volgens verweerder niet op tegen het belang van het beschermen van de veiligheid en gezondheid van mensen. Aangezien houders snel op de hoogte moeten worden gebracht van het gevaar dat uitgaat van de slijpmachine ligt het ook in de rede dat [naam eiseres 1] de houders op de hoogte stelt. Zij beschikt immers over de adressen van de houders van de slijpmachines.
3. Eiseressen betogen, samengevat weergegeven, dat verweerder zich ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd en kenbaar op het standpunt heeft gesteld dat de slijpmachine een gevaar oplevert voor de veiligheid of de gezondheid van de mens. Daartoe wijzen zij erop dat de slijpmachine door [naam eiseres 2] en door een zogenoemde notified body is onderworpen aan een uitgebreide conformiteitsbeoordeling en risicobeoordeling en dat naar aanleiding daarvan maatregelen zijn getroffen in overeenstemming met de zogenoemde 3-stappen methode als bedoeld in Bijlage I, onder punt 1.1.2, onder b, van de Machinerichtlijn, zodat de machine bediend, afgesteld en onderhouden kan worden zonder dat gebruikers aan een risico worden blootgesteld. Voor de achterzijde is niet gekozen voor een afscherming omdat dit het gebruik van de machine in grote mate zou beperken. Door een afscherming aan de achterkant te plaatsen is het voor de gebruiker niet mogelijk om het slijpproces voldoende goed te volgen en bij te sturen. Daarom is ervoor gekozen om aan de achterzijde van de machine een beschermende zone aan te wijzen, waarbij de eindgebruiker van de machine uitvoerig wordt geïnformeerd over de noodzaak om een geschikte bescherming aan te brengen aan de achterkant (dat wil zeggen een vergrendelde omheining) en een extra
E-stop. Daarmee is de slijpmachine volgens eiseressen in overeenstemming met de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van de Machinerichtlijn. Dit volgt ook uit de reeds in bezwaar overgelegde documentatie, zoals het deskundigenrapport van ir. [naam deskundige] . De bestreden besluiten geven er geen blijk van dat verweerder deze documentatie alsmede de toelichting waarom de slijpmachine niet is voorzien van een afscherming, bij zijn besluitvorming heeft betrokken. Voorts betogen eiseressen dat verweerder de risico’s in geval van aanraking met de slijpmachine te hoog inschat. Verweerder verwijst weliswaar naar het RIVM-rapport uit 2018 ‘Van gewenning naar herkenning”, maar heeft nimmer onderzocht of in het specifieke geval van de slijpmachine ook aanmerkelijke gezondheidsschade aan personen zou optreden bij aanraking van de bewegende delen. In dat verband wijzen zij erop dat uit interne tests is gebleken dat de haspel zelf slechts een beperkt gevaar kent, omdat de motor die de haspel aandrijft slechts een minimaal vermogen heeft (0.20 horsepower ofwel 0.15 kW). Tevens heeft de motor een zeer lage koppel (34 pounds per inch ofwel 3.84 newton meters), wat betekent dat de motor al bij zeer geringe weerstand (zoals obstructie door verkeerde objecten) zal uitvallen. Daarnaast ligt het ook niet voor de hand dat een persoon bekneld raakt tussen de bewegende delen van de machine (bijvoorbeeld met een vinger), omdat de tijd tussen de draaiende delen van de messen zo kort is dat de messen van de machine de vingers eigenlijk weer uit de machine duwen. Zelfs al zou men het mes van de machine raken, dan zal dit geen letsel tot gevolg hebben, nu de voorrand van het mes vrijwel altijd de botte (afgeschuinde) kant is (gelet op het feit dat men in de tegenovergestelde richting van de snijkant moet draaien). Het is derhalve mogelijk om de haspel aan te raken zonder gesneden te worden. Voorts betogen eiseressen dat de lastoplegging niet evenredig is en dat verweerder bij de belangenafweging ten onrechte niet heeft betrokken dat uitvoering van de aan [naam eiseres 1] opgelegde last schadelijk is voor haar commerciële belangen. Ten slotte wijst [naam eiseres 2] erop dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel omdat een concurrent vergelijkbare machines produceert en daartegen geen maatregelen zijn genomen.
4. Het relevante wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.