ECLI:NL:RBROT:2023:2143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
10/996706-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrifte, belastingfraude, onjuiste aangiftes inkomstenbelasting, gewoontewitwassen en vuurwapenbezit

Op 15 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die als financieel coördinator bij de Islamitische Universiteit van Europa (IUE) betrokken was bij belastingfraude. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrifte, belastingfraude, het doen van onjuiste aangiftes inkomstenbelasting, gewoontewitwassen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte valse kwitanties en sponsorovereenkomsten had opgesteld, die door anderen werden gebruikt om belastingvoordeel te verkrijgen. De verdachte heeft ook onjuiste aangiften bij de Belastingdienst ingediend, wat resulteerde in te weinig geheven belasting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van mensensmokkel en bepaalde andere tenlastegelegde feiten, maar oordeelde dat de bewezen feiten ernstig waren en een gevangenisstraf van 108 dagen en een taakstraf van 180 uren rechtvaardigden. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een vermindering van de taakstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/996706-16
Datum uitspraak: 15 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01],
raadsvrouw mr. C.W. Noorduyn, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 januari 2023, 26 januari 2023, 31 januari 2023 en 15 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. F.W.B. Groendijk en mr. V.J.A.M. van de Bilt hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair, 2 primair en 4 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair (vanaf 2011), 2 subsidiair (vanaf 2011), 3, 4 subsidiair, 5 (met uitzondering van het medeplegen), 6 (met uitzondering van het medeplegen) en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 720 dagen (24 maanden) met aftrek van voorarrest, waarvan 614 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 subsidiair (vanaf 2011), 3, 5 en 6 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Inleiding
De Islamitische Universiteit van Europa (hierna: de IUE) is in 2001 door een groep academici opgericht. De IUE heeft door de jaren heen verschillende bestuurders gekend.
In de Kamer van Koophandel stond de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de medeverdachte of: [medeverdachte01] ) van 3 augustus 2011 tot en met 6 april 2017 ingeschreven als bestuurder. Zijn schoonzoon, de verdachte [verdachte01] , stond van 1 december 2014 tot en met 6 april 2017 ingeschreven als secretaris en penningmeester van de IUE. Andere bestuurders die de IUE heeft gehad zijn onder anderen: [naam01] , [naam02] en [naam03] .
De eerste vijf jaar is op een locatie in Schiedam onderwijs gegeven. In 2005 is [medeverdachte01] aangesteld als rector. De IUE is vervolgens in 2006 verhuisd naar Rotterdam-Zuid. Dit pand bleek echter ongeschikt en omdat de IUE geaccrediteerd wilde worden als erkende onderwijsinstelling, is zij verhuisd naar de locatie aan de [straatnaam01] in Rotterdam-Blijdorp. In 2010/2011 is de verdachte in dienst gekomen bij de IUE.
De IUE ontving geen financiële ondersteuning van de overheid, omdat zij geen erkende onderwijsinstelling was. Ook ontving zij geen steun van islamitische instellingen in Nederland, omdat de IUE een onafhankelijke onderwijsinstelling was en niet tot een politieke of religieuze stroming behoorde. De verhuizing naar het pand aan de [straatnaam01] te Rotterdam had tot gevolg dat de kosten voor onder andere huisvesting hoger waren geworden.
In 2008 werd de IUE aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling en verkreeg zij een ANBI-status. Dergelijke instellingen moeten aan bij de wet bepaalde vereisten voldoen en genieten vervolgens belastingvoordeel. Ook personen die aan een dergelijke instelling doneren, genieten belastingvoordeel. Een donatie kan in aftrek worden genomen van het belastbare inkomen bij het doen van aangifte inkomstenbelasting. Op die manier wordt het belastbare inkomen lager en wordt minder belasting betaald door de betreffende belastingplichtige. Naar aanleiding van een vermoeden van het plegen van belastingfraude is (boeken)onderzoek verricht en is de ANBI-status door de Belastingdienst op 6 januari 2014 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 ingetrokken.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 februari 2019 is de IUE in staat van faillissement verklaard.
4.3.
Verdenking ten aanzien van de feiten 2, 4 en 7
De strafrechtelijke verwijten komen er in de kern op neer dat de verdachte betrokken is geweest bij de verkoop van valse giftkwitanties/donatieverklaringen op naam van de IUE. De constructie was daarbij als volgt.
Op in naam van de IUE uitgegeven kwitanties stond een bedrag vermeld dat als gift aan de IUE zou zijn voldaan, terwijl in werkelijkheid een lager bedrag - veelal 10 of 12% van het op de kwitantie vermelde bedrag - aan de IUE was voldaan. Door het hogere in de kwitantie opgenomen bedrag als aftrekpost in de belastingaangifte op te nemen, konden belastingplichtigen een belastingvoordeel verkrijgen. Een belastingvoordeel waarop zij aldus geen recht hadden, omdat de opgegeven gift immers niet (volledig) was voldaan. Na het intrekken van de ANBI-status zou – volgens de verdenking – de IUE met een vergelijkbare constructie zijn doorgegaan, maar dan met de verkoop van vervalste sponsorovereenkomsten (waarvoor geen ANBI-status was vereist). Ook zou een valse donatieverklaring zijn opgemaakt met betrekking tot een buitenlandse gift en zouden vanuit de IUE belastingaangiften zijn gedaan, waarbij gebruik is gemaakt van de genoemde valse giftkwitanties.
Dit alles is tenlastegelegd als - kort gezegd - valsheid in geschrift, het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften en (gewoonte)witwassen. Tot slot zou de verdachte zich schuldig hebben gemaakt aan mensensmokkel dan wel valsheid in geschrift door een dienstverband ten behoeve van de medeverdachte [medeverdachte02] te fingeren.
4.4.
Verweer van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat de verdachte geen betrokkenheid heeft gehad bij het opstellen en indienen van belastingaangiftes. Dat in zijn agenda een geplastificeerd blaadje met daarop tarieven voor het doen van belastingaangiften is aangetroffen, is onvoldoende om te bewijzen dat de verdachte inhoudelijke bemoeienis had met het indienen van de belastingaangiften. De stelling van de FIOD wordt ook niet ondersteund door ander bewijs, zodat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van witwassen. Het genoemde geldbedrag is een fictief opgebouwd bedrag dat niet gebaseerd is op een gedegen berekening. Daarbij komt nog dat er ook donaties waren die wel degelijk zijn betaald en er ook andere (valse) donatiebewijzen in omloop waren, waarvan de IUE en de verdachte niet op de hoogte waren. Verder is geen sprake geweest van verhullen; de verdachte was immers uitermate georganiseerd en transparant en hield nauwkeurig in een kasboek bij welke bedragen binnen kwamen. Tot slot heeft de verdediging betoogd dat de verdachte geen voordeel heeft genoten van de inkomsten van de IUE en er zelf ook niet aan heeft verdiend. Alle contante inkomsten moest hij afdragen aan zijn schoonvader of storten op de rekening van de IUE. Het genoemde geldbedrag is niet afkomstig uit eigen misdrijf van de verdachte. Er is geen sprake van het verhullen of verbergen. De verdachte dient daarom ook van dit feit te worden vrijgesproken.
4.5.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft uitvoerige verklaringen afgelegd over zijn eigen rol en die van de medeverdachte in de tenlastegelegde periode. De rechtbank heeft zich ambtshalve afgevraagd hoe deze verklaringen moeten worden gewogen.
De rechtbank stelt vast dat aan deze verklaringen in beginsel, mits ze als betrouwbaar kunnen worden beschouwd, betekenis kan toekomen ten aanzien van de activiteiten van de IUE gelet op verdachtes eigen ervaring met en kennis van de IUE. Dit vloeit al voort uit zijn eigen rol bij de IUE, waar hij naar zijn eigen zeggen op 26-jarige leeftijd (2010/2011 [1] ) bij betrokken raakte, veel aanwezig was en waarvan hij bestuurder (penningmeester en secretaris) werd vanaf 1 december 2014. Maar ook hangt dit samen met diens familierelatie als schoonzoon van de medeverdachte, die rector en penningmeester van de IUE was. De verdachte was bovendien vanaf 21 augustus 2009 als bestuurslid verbonden aan de Stichting Vrije Academia, welke stichting nauw verbonden was met de IUE [2] .
De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet terughoudend is geweest met verklaren: hij heeft, na aanvankelijk beroep op zijn zwijgrecht, in een reeks verhoren op vele vragen antwoord gegeven, nadat hij een uitvoerige schriftelijke verklaring van december 2016 had opgesteld die veel beschrijvende informatie van zijn kant bevat omtrent de rollen van de IUE, van hemzelf en die van [medeverdachte01] in het kader van de onderwerpen die in de tenlastelegging aan de orde zijn: giften en aangiften rond donaties en sponsorcontracten.
Op punten en in nuanceringen heeft de verdachte zijn rol en verantwoordelijkheid bij de strafbare feiten wellicht kleiner gemaakt. Dit neemt niet weg dat hij zichzelf in deze verklaringen voor het grootste deel niet heeft ontzien, maar, integendeel, in aanzienlijke mate heeft belast. Tegelijkertijd heeft hij naar de indruk van de rechtbank, naast zijn belastende verklaringen, ook bij zijn verklaringen ter zitting over [medeverdachte01] , zijn schoonvader, een zekere terughoudendheid en respect voor zijn schoonvader uitgestraald, die authentiek over is gekomen. De rechtbank heeft niet de indruk gekregen dat dit uit berekening of misleiding is geweest. Voorts moet de verdachte ook niet hebben vermoed dat het enkele argument dat hij voor een groot deel zou hebben gehandeld onder de druk van zijn schoonvader hem tegenover het uitgebreide strafrechtelijk verwijt veel voordeel zou brengen. Ook is niet aannemelijk geworden dat hij van al deze strafbare feiten persoonlijk voordeel heeft genoten.
Gezien het voorgaande en in aanmerking genomen dat in eerdere uitspraken van rechtbank en Hof de betrouwbaarheid van de verdachtes verklaringen is geaccepteerd, ziet de rechtbank geen grond om deze verklaringen niet als uitgangspunt voor haar beoordeling te gebruiken, met de kanttekening zoals hierna volgt uit 4.6 [3] .
4.6.
De rollen van de verdachte en [medeverdachte01] (schoonvader)
De verdediging heeft – vooral in het kader van de strafmaat – aandacht gevraagd voor de onderlinge verhouding van de verdachte en zijn schoonvader, waardoor de verdachte zich gedurende vele jaren in een moeilijke positie bevond.
Uit een reeks verklaringen van bij de IUE betrokkenen volgt dat de medeverdachte de beslissende en bepalende persoon was binnen de IUE. De rechtbank ziet onder ogen dat de verdachte mede door zijn familierelatie een afhankelijke positie innam ten opzichte van de medeverdachte. Volgens zijn verklaring legde hij verantwoording af bij de medeverdachte. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de sms-berichten waarin de verdachte tegenover derden steeds kenbaar maakt dat hij het zou voorleggen aan ‘de Hoca’ [4] .
Dit neemt de verantwoordelijkheid van de verdachte voor de door hem verrichtte werkzaamheden als financieel coördinator binnen de IUE niet weg. Hoewel de verdediging heeft aangegeven dat de verdachte de schuld op zich wil nemen voor zijn rol, overweegt de rechtbank dat haar oordeel omtrent de strekking van die rol niettemin verder gaat dan de verdediging heeft betoogd ten aanzien van de beschuldigingen onder 2 subsidiair en 4.
4.7.
Bewijswaardering van de feiten 1 primair, 2, 4, en 7
4.7.1.
Feitelijk leidinggeven (feiten 1, 2 en 4)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair, 2 primair en 4 primair ten laste gelegde feitelijk leidinggeven niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.7.2.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Volgens de verdachte is de IUE door [naam04] , directeur van [bedrijf01], in 2013 benaderd om IB-aangiften te gaan verzorgen [5] . Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat ook al eerder, in de periode 2010 t/m 2014, vanaf het IP-adres van de IUE IB-aangiftes zijn ingediend. In totaal zijn in die periode 726 IB-aangiften ingediend waarbij in 152 gevallen een gift aan de IUE als aftrekpost is opgenomen [6] . In het vervolg wordt dan ook als vertrekpunt genomen dat er in de tenlastegelegde periode vanaf de IUE belastingaangiften zijn gedaan. Dat heeft ter zitting ook niet ter discussie gestaan.
De als aftrekpost in de belastingaangiften opgenomen giften zijn vergeleken met de giften die zijn vermeld in het kasboek van de IUE. Daaruit blijkt dat de in de IB-aangiften opgenomen giften geheel of gedeeltelijk niet zijn opgenomen in de kasadministratie van de IUE [7] . De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de gegevens in de kasadministratie en zal daarom bij de beoordeling van de onder 2 in de tenlastelegging opgenomen IB-aangiften uitgaan van de juistheid van de gegevens in het kasboek.
In de tenlastelegging staat een aantal concrete IB-aangiften vermeld, te weten van [naam05] (over 2014), [naam06] (over 2011, 2012 en 2013), [naam07] (over 2011) en [naam08] (over 2011, 2012 en 2013). Hieronder zal worden beoordeeld of kan worden bewezen dat dit opzettelijk onjuiste IB-aangiften betreft.
IB-aangifte [naam05] 2014
Op 24 maart 2015 is vanaf de IUE de IB-aangifte over 2014 van [naam05] ingediend. In deze aangifte is als aftrekpost een gift aan de IUE van € 1.000,- opgenomen [8] . In het kasboek van de IUE staat op 21 maart 2015 een donatie van € 100,- op naam van [naam05] [9] . Verder bevat het dossier een kwitantie van € 1.000,- op naam van [naam05] . Deze is gedateerd op 4 januari 2014 [10] . De verdachte heeft verklaard dat hij deze kwitantie heeft uitgeschreven en dat deze “met terugwerkende kracht” op 4 januari 2014 is gedateerd. Volgens de verdachte is dit opzettelijk zo gedaan, omdat de gift anders niet aftrekbaar was bij de Belastingdienst en er geen voordeel kon worden verkregen [11] .
Gelet op het verschil tussen de in de IB-aangifte opgenomen gift en de gegevens in het kasboek, in combinatie met de verklaring van de verdachte over het antedateren van de kwitantie, staat vast dat de IB-aangifte van [naam05] over 2014 opzettelijk onjuist is gedaan.
IB-aangiften [naam06] 2011, 2012 en 2013
Op 6 maart 2012, 9 maart 2013 en 26 februari 2014 zijn vanuit de IUE de IB-aangiften van [naam06] gedaan over de jaren 2011, 2012 en 2013 [12] . In elk van deze aangiften is een gift van € 2.500,- aan de IUE als aftrekpost opgenomen. [naam06] heeft hierover verklaard dat hij al die jaren voor de kwitanties ongeveer 12% of 15% heeft betaald. Volgens [naam06] kreeg hij deze kwitanties op de dag dat hij zijn aangiften liet invullen [13] . Gelet op de in de IB-aangiften van [naam06] opgenomen giften en gelet op hetgeen [naam06] daar zelf over heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat de IB-aangiftes opzettelijk onjuist zijn gedaan.
IB-aangifte [naam07] 2011
Op 27 februari 2012 is vanaf de IUE de IB-aangifte over 2011 van [naam07] ingediend. In die aangifte is een gift van € 4.000,- aan de IUE opgenomen. In het kasboek van de IUE is echter geen donatie aangetroffen op naam van [naam07] . Uit het kasboek kan dus niet worden afgeleid dat [naam07] over 2011 een lager bedrag heeft betaald dan in de IB-aangifte is vermeld. Verder heeft de verdachte weliswaar over op naam van [naam07] gestelde kwitanties verklaard dat deze vals zijn, maar dat had betrekking op kwitanties die gedateerd waren in het jaar 2009. Die kwitanties zien dus niet op de in de tenlastelegging opgenomen IB-aangifte 2011. Verder heeft de verdachte gezegd dat in de gevallen waarin daadwerkelijk het volledige bedrag werd betaald, het steeds om kleinere bedragen ging van rond de € 300,- of € 400,-. Deze verklaring is evenwel te weinig specifiek om met voldoende zekerheid vast te stellen dat [naam07] het bedrag van € 4.000,- niet daadwerkelijk heeft betaald.
Al met al kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat [naam07] het giftbedrag van € 4.000,- in de IB-aangifte 2011 niet daadwerkelijk heeft betaald. Dit betekent dat niet kan worden bewezen dat de IB-aangifte van [naam07] onjuist is.
IB-aangiften [naam08] 2011, 2012 en 2013
Ook de IB-aangiftes van [naam08] over 2011, 2012 en 2013 zijn vanaf de IUE ingediend. In de aangifte 2011 staat als aftrekpost een gift aan de IUE opgenomen van € 2.900,-, in de aangifte van 2012 een gift van € 2.500,- en in de aangifte van 2013 een gift van € 2.200,-. In de kasadministratie van de IUE staat over 2011 een gift van € 900,- op naam van [naam08] opgenomen en in 2012 is op naam van [naam08] in de administratie een gift van € 2.250,- opgenomen. Over 2013 komt in de administratie van de IUE geen gift op naam van [naam08] voor.
Dat de bedragen in de IB-aangiften niet overeenkomen met de gegevens in de kasadministratie vormt een belangrijke aanwijzing dat de giften niet, dan wel niet volledig, zijn gedaan. Daar staat echter tegenover dat de gegevens in de kasadministratie niet stroken met de verklaring van de verdachte op dit punt. Hij heeft immers gezegd dat [naam08] één van de personen was die de kwitanties voor 10 of 12% kocht, maar de bedragen in de kasadministratie zijn in dit geval niet 10 of 12% van het bedrag in de IB-aangiften. Het dossier bevat onvoldoende sluitende informatie om tot de conclusie te komen dat [naam08] de giften niet, dan wel niet volledig, heeft voldaan. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat de IB-aangiften van [naam08] onjuist waren.
Tussenconclusie IB-aangiften
Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat de IB-aangiften van [naam05] (over 2014) en [naam06] (over 2011, 2012 en 2013) opzettelijk onjuist zijn gedaan. Van de IB-aangiften van [naam07] (2011) en [naam08] (2011, 2012 en 2013) is niet komen vast te staan dat deze onjuist zijn. De verdachte zal dus worden vrijgesproken voor zover de tenlastelegging ziet op [naam07] en [naam08] .
4.7.3.
Medeplegen
De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het indienen van de onjuiste IB- aangiften, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Volgens de verdachte heeft hij geen betrokkenheid gehad bij het opstellen en indienen van de IB-aangiften. Dit verweer wordt verworpen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Gelet op de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde staat vast dat de verdachte betrokken is geweest bij het opmaken van valse giftkwitanties. Deze kwitanties werden opgesteld met geen ander doel dan het verkrijgen van een belastingvoordeel door deze als gift in de belastingaangifte op te nemen. De verdachte was daarvan onmiskenbaar op de hoogte. Zo heeft hij over het antedateren van de op naam van [naam05] gestelde kwitantie gezegd dat dit is gedaan:
“omdat het op die manier geldig was anders was het niet aftrekbaar bij de Belastingdienst. Dit is opzettelijk gedaan want anders was het niet geldig en kon er geen voordeel worden genoten (…)” [14] . De door de verdachte opgestelde valse kwitanties kunnen dan ook niet los worden gezien van de onjuiste belastingaangiften. Dat [naam09] in veel gevallen feitelijk degene is geweest die de aangiftes heeft ingevuld, doet aan de essentiële rol van de verdachte niet af. De verdachte was immers niet alleen op de hoogte van de onjuiste aangiftes, maar hij heeft daaraan ook een wezenlijke bijdrage geleverd door het opstellen van de valse giftkwitanties. Deze zouden als “bewijs” moeten dienen voor het geval de Belastingdienst daarnaar zou vragen. Bovendien was de verdachte de leidinggevende van [naam09] , zodat hij ook uit dien hoofde geacht kan worden betrokken te zijn geweest bij de belastingaangiften [15] . Die betrokkenheid vindt verder steun in de in zijn woning aangetroffen agenda met daarin een prijslijst met onder meer de kosten van het doen van een aangifte [16] .
Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de verdachte bij het indienen van de IB-aangiften nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt en dat hij daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Het tenlastegelegde medeplegen kan dus wettig en overtuigend worden bewezen.
4.7.4.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair
Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat bij de IUE (belasting)fraude is gepleegd door de verkoop van valse kwitanties en valselijk opgemaakte sponsorovereenkomsten. Deze valse kwitanties werden vervolgens door de kopers gebruikt bij de aangifte inkomstenbelasting teneinde belastingvoordeel te genieten. De verdachte, als financieel coördinator werkzaam bij de IUE, schreef de kwitanties uit voor een bedrag waarvan slechts 10 dan wel 12% daadwerkelijk contant werd betaald. Dit contante geld werd vervolgens in de bureaulade van de verdachte of – in een latere periode – in de kluis van de IUE gelegd.
De IUE heeft voornoemde 10 of 12% van de genoteerde geldbedragen verkregen met de afgifte van de valse kwitanties en sponsorovereenkomsten. Het opstellen en (ver)kopen van valse kwitanties is een misdrijf. Naar het oordeel van de rechtbank is daarin de criminele herkomst van het door de IUE verkregen geld gelegen.
De vraag is of bij deze gedragingen sprake is van verhulling. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte zeer transparant heeft gehandeld en de daadwerkelijk ontvangen donaties in het kasboek heeft genoteerd.
De rechtbank overweegt in dit verband allereerst dat uit het dossier valt af te leiden dat het contante geld met enige regelmaat op één hoop terecht kwam met collegegelden van studenten die (ook) contant aan de IUE werden betaald. Hierdoor is sprake geweest van vermenging. Dat het kasboek nauwkeurig door de verdachte werd bijgehouden en daarin ook de daadwerkelijke ontvangen bedragen werden weergegeven, maakt dit niet anders.
Ten tweede overweegt de rechtbank dat op de kwitanties die door de verdachte werden uitgegeven een ander bedrag stond vermeld dan daadwerkelijk werd ontvangen door de IUE. Deze kwitantie werd vervolgens gebruikt bij het indienen van de aangiften inkomstenbelasting. De verdachte heeft daarnaast ook meegewerkt aan een systeem waarbij de fictieve hoge inkomsten van de IUE werden verantwoord in de boeken door het op papier vastleggen van vermeende uitgaven van dit fictieve geld aan projecten in het buitenland, zoals het onder feit 1 ten laste gelegde project ‘Action Africa Help’. De handeling van het verhullen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook met het gehele beschreven systeem verweven.
Dat de verdachte de inkomsten nauwkeurig heeft bijgehouden en zelf geen voordeel heeft genoten, doet niet af aan het feit dat met medeweten van de verdachte door de IUE geld is verdiend met het verkopen van valse kwitanties en dat dit systeem zelfs na het beëindigen van de ANBI-status met medeweten van de verdachte is voortgezet in het systeem betreffende de sponsorovereenkomsten.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat sprake is van witwassen. Gelet op de hoeveelheid verkochte valse kwitanties en de periode van meerdere jaren waarin deze zijn verkocht en vervolgens zijn gebruikt bij het indienen van de aangiften inkomstenbelasting, is de rechtbank tevens van oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen.
Wat betreft de hoogte van het witgewassen geldbedrag geldt het volgende. De verdachte heeft zelf verklaard over het systeem waarbij 10 dan wel 12% van de op de kwitantie genoteerde bedragen daadwerkelijk werd betaald. Op basis van die verklaring en met behulp van de verdachte zelf is een berekening gemaakt van de inkomsten van de IUE die met deze werkwijze zouden zijn verkregen. Het totaalbedrag van die berekening, € 1.271.229, is aan de verdachte als witgewassen geld ten laste gelegd over de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016. Op basis van deze berekening kan echter niet nauwkeurig worden vastgesteld welk geldbedrag daadwerkelijk is witgewassen, omdat niet uit te sluiten is dat een deel van de giften wel daadwerkelijk is voldaan en dus niet uit misdrijf afkomstig is. De rechtbank zal daarom dit specifiek omschreven bedrag in de tenlastelegging niet bewezen verklaren.
4.7.5.
Ten aanzien van feit 7
Bij uitspraak van heden zijn de medeverdachten [medeverdachte03] (parketnummer: 83/073780-22) en voornoemde [medeverdachte02] (parketnummer: 83/073792-22) vrijgesproken van de aan hen ten laste gelegde mensensmokkel dan wel valsheid in geschrift door een dienstverband te (laten) fingeren, omdat niet kan worden bewezen dat gebruik is gemaakt van valse documenten. Gelet hierop zal ook de verdachte, zonder verdere bespreking, van dit feit worden vrijgesproken.
4.8.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde.
Niet bewezen is het onder 1 primair, 2 primair, 4 primair en 7 ten laste gelegde. De verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
4.9.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Feit 1, subsidiair
hij in de periode van 1 januari
2011tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens geschriften die bestemd waren
om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
A. donatieformulieren en/of donatieverklaringen en/of giftkwitanties op naam van:
- [naam10] , 8 april 2013 (no. 000657 A) en 22 mei 2013 (no. 000846 A) (DOC-036) en
- [naam06] . d.d. 18 april 2011 (DOC-551a) en 23 februari 2013 (no. 000348 A (DOC-553a) en
- [naam11] , d.d. 18 maart 2011 (DOC-415) en 15 februari 2013 (no. 000254 A) (DOC-417) en
- [naam12] , d.d. 18 juni 2012 (no. 001382) (DOC-073) en 6 juli 2012 (no. 001543) (DOC-073) en/
- [naam13] , d.d. 28 juni 2013 (no. 001271 A) (DOC-314) en 3 januari 2014 (no. 000208 A) (DOC-317)
en
B. sponsorovereenkomsten , te weten:
- de sponsorovereenkomsten tussen IUE en [bedrijf02] d.d. 1 april 2014 (DOC-515) en 24 december 2014 (DOC-516)
en
-
desponsorovereenkomsten tussen IUE en [bedrijf03] , d.d. 3 december 2014 (DOC-404) en 15 december 2015 (DOC-405) en
-
éénsponsorovereenkomst tussen IUE en [bedrijf04], d.d. 22 december 2014 (DOC-358) en
-
desponsorovereenkomsten tussen IUE en [bedrijf05] d.d. 25 december 2014 (DOC-445) en 18 december 2015 (DOC-446) en
-
desponsorovereenkomsten tussen IUE en [bedrijf06] , d.d. 30 september 2015 (DOC-397) en 29 augustus 2016 (DOC-398)
en
C. Eén donatieverklaring van IUE voor donaties aan Action Africa Help d.d. 3 november 2012 (DOC-344)
valselijk hebben opgemaakt en/of
hebbendoen opmaken en/of hebben vervalst en/of heeft doen vervalsen, immers
hebbenhij en zijn mededaders (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid:
- op genoemde (onder A.) donatieformulieren en/of donatieverklaringen en/of giftkwitanties (telkens) donaties vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel)
warengedaan en/of betaald en,
- op genoemde (onder B.) (sponsor)overeenkomsten en/of kwitanties (telkens) een bedrag voor ‘sponsoring’ vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van sponsoring voor het daarop vermelde bedrag, althans een deel van het bedrag door IUE aan de ‘sponsor’ is terugbetaald en
- op de onder C. genoemde verklaring donaties vermelden en/of doen en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel) door IUE waren gedaan;
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Feit 2, subsidiair
hij in de periode van 1 januari
2011tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting ten name van:
- [naam05] , over het jaar 2014 (DOC-559) en
- [naam06] , over de jaren 2011 (DOC-541) en 2012 (DOC-543) en 2013 (DOC-544) ;
telkens onjuist en/of onvolledig hebben gedaan en/of laten doen,
immers
hebbenverdachte en/of zijn mededaders, (telkens) opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of elders in Nederland ingeleverde aangiftebiljetten inkomstenbelasting over genoemde jaren telkens giften aan IUE opgevoerd en/of vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel) waren betaald, althans een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
Feit 3
hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 1 maart 2013 te Vlaardingen, althans in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten:
a. een aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2010 (DOC-070, d.d. 27 maart 2011), en
b. een aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2012 (DOC-071, d.d. 11 februari 2013)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of elders in Nederland (elektronisch) ingediende aangiftebiljetten inkomstenbelasting telkens een te hoog althans gefingeerd bedrag aan uitgaven voor giften opgegeven/vermeld, te weten:
a. over het jaar 2010 een bedrag van in totaal € 1.000,-, als gift in aftrek opgegeven, en
b. over het jaar 2012 een bedrag van in totaal €4.250,-, als gift in aftrek opgegeven
terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
Feit 4, subsidiair
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016, te Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
a. van een voorwerp, te weten een geldbedrag de werkelijke aard, heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij , dat bovenomschreven voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl hij van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt,
en
b. een voorwerp, te weten een geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet, , terwijl verdachte en/of zijn mededaders wisten, dat bovenomschreven geldbedrag geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
terwijl verdachte van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 5
hij op 13 december 2016 te Vlaardingen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 10 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver,
namelijkeen gasrevolver van het merk Zoraki type Ri kaliber 9 mmR knal
voorhanden heeft gehad;
Feit 6
hij op 13 december 2016 te Vlaardingen, munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 238 stuks knalpatronen van het merk O.Z.K. kaliber 9/380 R voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..subsidiair,

medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;

2..subsidiair,

medeplegen van opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;

3. opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;

4..subsidiair,

van het plegen van witwassen een gewoonte maken;

5. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en

6..handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift, belastingfraude en witwassen. Dit alles gebeurde op zeer grote schaal en gedurende een lange periode. Ook heeft hij onbevoegd een vuurwapen en munitie voorhanden gehad.
De verdachte heeft vanuit zijn functie als financieel coördinator bij de IUE bewust meegewerkt aan uitgebreide belastingfraude door het uitschrijven van valse kwitanties, het opstellen van valse sponsorovereenkomsten en een valse donatieverklaring. Deze valse geschriften werden vervolgens door anderen en de IUE gebruikt om belastingvoordeel te genieten bij de aangifte inkomstenbelasting. Daarnaast heeft hij derden geholpen belastingfraude te plegen door via de IUE onjuiste aangiften inkomstenbelasting bij de Belastingdienst in te dienen. De verdachte heeft verder ook voor zijn eigen gewin misbruik gemaakt van het belastingsysteem door ten onrechte tweemaal een bedrag aan giften op te geven die hij in werkelijkheid niet had gedaan, waardoor hij te weinig inkomstenbelasting heeft betaald.
Het door de IUE verkregen (contante) geld is vervolgens door de IUE, de verdachte en de mededaders witgewassen.
Door dit handelen gedurende langere tijd, met een systematisch karakter, heeft de verdachte het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften en onderliggende administratie moet kunnen worden vertrouwd, ondergraven. Hierdoor is de overheid, en daarmee de gehele samenleving benadeeld en is de algemene belastingmoraal ondermijnd. De rechtbank rekent de verdachte dit zeer aan.
Tot slot zijn bij doorzoeking in de woning van de verdachte een vuurwapen en bijbehorende munitie aangetroffen. Het voorhanden hebben van een wapen en munitie impliceert ook het mogelijk gebruik van dit wapen. Dit kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden en brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie dient dan ook streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank weegt in strafmatigende zin mee dat de verdachte zijn medewerking heeft gegeven aan het onderzoek naar de belastingfraude, zelfs met gevolg dat hij – naar eigen zeggen – door een deel van de Islamitische gemeenschap nog altijd niet (meer) geaccepteerd wordt. De verdachte heeft zowel bij de politie tijdens het onderzoek, alsook op de terechtzitting verantwoording afgelegd en oprecht spijt betuigd. Ook is de rechtbank voldoende duidelijk geworden dat de verdachte een ondergeschikte rol had en onder grote druk van zijn schoonvader heeft gestaan, wat tot op de dag van vandaag nog zwaar weegt op zijn persoonlijke (gezins)situatie.
Aan de andere kant weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de fraude met medeweten van de verdachte een zeer lange periode heeft kunnen voortduren en hij daarbij een actieve en cruciale rol speelde.
De rechtbank acht het gelet op de aanzienlijke tijd die inmiddels is verstreken sinds de verdachte in voorarrest heeft verbleven (bijna zes jaar) en de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht niet opportuun dat de verdachte terugkeert in detentie. Gelet op dit tijdsverloop is een voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf met een daarbij behorende proeftijd evenmin op zijn plaats. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 108 dagen, met aftrek van voorarrest.
Wel zal de rechtbank om recht te doen aan de ernst van de feiten een forse taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 13 december 2016 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 13 december 2016 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim zes jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim vier jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf. Deze vermindering zal worden toegepast op de op te leggen duur van de taakstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen , inhoudende:
- een Huawei telefoon (_58043);
- administratie (_58044) (map met papieren);
- een Samsung tablet (_58050);
- een USB-stick (_58053);
- administratie (_58068) (notitieboekje);
- administratie (_58079) (agenda);
- een Samsung telefoon (_58045);
verbeurd te verklaren, nu deze goederen zijn gebruikt om de strafbare feiten mee te plegen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen zullen worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van deze goederen begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 4 primair en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 108 (honderdacht) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1, 2 en 4:
* een Huawei telefoon (_58043);
* administratie (_58044) (map met papieren);
* een Samsung tablet (_58050);
* een USB-stick (_58053);
* administratie (_58068) (notitieboekje);
* administratie (_58079) (agenda);
* een Samsung telefoon (_58045);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
Stichting Islamitische Universiteit van Europa (verder IUE) in de periode van
omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, telkens één of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren
om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
A. Eén of meerdere donatieformulier(en) en/of donatieverklaring(en) en/of
giftkwitantie(s) op naam van:
- [naam10] , d.d. 16 september 2010 (DOC-036) en/of 8 april 2013 (no. 000657
A) en/of 22 mei 2013 (no. 000846 A) (DOC-036) en/of
- [naam06] . d.d. 18 april 2011 (DOC-551a) en/of 23 februari 2013 (no. 000348 A
(DOC-553a) en/of
- [naam11] , d.d. 18 maart 2011 (DOC-415) en/of 15 februari 2013 (no.
000254 A) (DOC-417) en/of
- [naam12] , d.d. 18 juni 2012 (no. 001382) (DOC-073) en/of 6 juli 2012 (no.
001543) (DOC-073); en/of
- [naam13] , d.d. 28 juni 2013 (no. 001271 A) (DOC-314) en/of 3 januari 2014
(no. 000208 A) (DOC-317)
en/of
B. Eén of meerdere sponsorovereenkomsten en/of kwitanties voor sponsoring, te
weten:
- de sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf02] d.d. 1 april
2014 (DOC-515) en/of 24 december 2014 (DOC-516) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf03] , d.d. 3 december 2014
(DOC-404) en/of 15 december 2015 (DOC-405) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf04] d.d. 22 december
2014 (DOC-358) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf05] d.d. 25 december
2014 (DOC-445) en/of 18 december 2015 (DOC-446) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf06] ,
d.d. 30 september 2015 (DOC-397) en/of 29 augustus 2016 (DOC-398)
en/of
C. Eén of meerdere donatieverklaring(en) van IUE voor donaties aan Action
Africa Help d.d. 3 november 2012 (DOC-344)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst, immers
heeft/hebben IUE en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de
waarheid:
- op genoemd(e) (onder A.) donatieformulier(en) en/of donatieverklaring(en)
en/of giftkwitantie(s) (telkens) een donatie(s) vermeld en/of doen vermelden
en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel) was gedaan en/of
betaald en/of,
- op genoemde (onder B.) (sponsor)overeenkomst(en) en/of kwitanties (telkens)
een bedrag voor ‘sponsoring’ vermeld en/of doen vermelden en/of laten
vermelden, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van sponsoring voor het
daarop vermelde bedrag, althans een deel van het bedrag door IUF aan de
‘sponsor’ is terugbetaald en/of;
- op de onder C. genoemde verklaring donaties vermelden en/of doen en/of
laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel) door IUE waren gedaan;
zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
art. 225 lid 1 jo. art. 47 en 51 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair,
Hij in de periode van omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te
Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, telkens één of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren
om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
A. Eén of meerdere donatieformulier(en) en/of donatieverklaring(en) en/of
giftkwitantie(s) op naam van:
- [naam10] , d.d. 16 september 2010 (DOC-036) en/of 8 april 2013 (no. 000657
A) en/of 22 mei 2013 (no. 000846 A) (DOC-036) en/of
- [naam06] . d.d. 18 april 2011 (DOC-551a) en/of 23 februari 2013 (no. 000348 A
(DOC-553a) en/of
- [naam11] , d.d. 18 maart 2011 (DOC-415) en/of 15 februari 2013 (no.
000254 A) (DOC-417) en/of
- [naam12] , d.d. 18 juni 2012 (no. 001382) (DOC-073) en/of 6 juli 2012 (no.
001543) (DOC-073); en/of
- [naam13] , d.d. 28 juni 2013 (no. 001271 A) (DOC-314) en/of 3 januari 2014
(no. 000208 A) (DOC-317)
en/of
B. Eén of meerdere sponsorovereenkomsten en/of kwitanties voor sponsoring, te
weten:
- de sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf02] d.d. 1 april
2014 (DOC-515) en/of 24 december 2014 (DOC-516)
- sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf03] , d.d. 3 december 2014
(DOC-404) en/of 15 december 2015 (DOC-405) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf04], d.d. 22 december
2014 (DOC-358) en/of
-sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf05] d.d. 25 december 2014
(DOC-445) en/of 18 december 2015 (DOC-446) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen IUE en [bedrijf06] ,
d.d. 30 september 2015 (DOC-397) en/of 29 augustus 2016 (DOC-398)
en/of
C. Eén of meerdere donatieverklaring(en) van IUE voor donaties aan Action
Africa Help d.d. 3 november 2012 (DOC-344) valselijk heeft/hebben opgemaakt
en/of heeft doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft doen
vervalsen, immers heeft hij en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in
strijd met de waarheid:
- op genoemd(e) (onder A.) donatieformulier(en) en/of donatieverklaring(en)
en/of giftkwitantie(s) (telkens) een donatie(s) vermeld en/of doen vermelden
en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel) was gedaan en/of
betaald en/of,
- op genoemde (onder B.) (sponsor)overeenkomst(en) en/of kwitanties (telkens)
een bedrag voor ‘sponsoring’ vermeld en/of doen vermelden en/of laten
vermelden, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van sponsoring voor het
daarop vermelde bedrag, althans een deel van het bedrag door IUE aan de
‘sponsor’ is terugbetaald en/of;
- op de onder C. genoemde verklaring donaties vermelden en/of doen en/of
laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel) door IUE waren gedaan;
zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
art. 225 lid 1 jo. art. 47 Wetboek van Strafrecht
Feit 2
Stichting Islamitische Universiteit van Europa (verder IUE) op een of meerdere
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 12
december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld
in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de
inkomstenbelasting ten name van:
- [naam05] , over het jaar 2014 (DOC-559) en/of
- [naam06] , over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-541) en/of 2012 (DOC-543) en/of
2013 (DOC-544) en/of
- [naam07] , over het jaar 2011 (DOC-540) en/of
- [naam08] , over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-197) en/of 2012 (DOC-198)
en/of 2013 (DOC-199);
telkens onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan,
immers heeft/hebben IUE en/of haar mededader(s), (telkens) opzettelijk op
het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam
en/of elders in Nederland ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting
over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) (een) gift(en) aan IUE opgevoerd en/of
vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet
(geheel) was/waren betaald, althans een te laag belastbaar bedrag, althans
(telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of doen
vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig
belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art. 69 lid 2 Algemene Wet Rijksbelastingen jo. art. 47 en 51 Wetboek van
Strafrecht
Subsidiair,
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2009 tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene
aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten
(een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting ten name van:
- [naam05] , over het jaar 2014 (DOC-559) en/of
- [naam06] , over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-541) en/of 2012 (DOC-543) en/of
2013 (DOC-544) en/of
- [naam07] , over het jaar 2011 (DOC-540) en/of
- [naam08] , over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-197) en/of 2012 (DOC-198)
en/of 2013 (DOC-199);
telkens onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk op het/de
bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of elders
in Nederland ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over
genoemd(e) jaar/jaren (telkens) (een) gift(en) aan IUE opgevoerd en/of vermeld
en/of doen vermelden en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel)
was/waren betaald, althans een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een
te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, terwijl dat/die feit(en)
(telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art. 69 lid 2 Algemene wet Rijksbelastingen jo. Art. 47 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
Stichting Islamitische Universiteit van Europa (verder IUE) in de periode van
omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, telkens één of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren
om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
een of meerdere aangiftes inkomstenbelasting op naam van:
- [naam05] , over het jaar 2014 (DOC-559) en/of
- [naam06] , over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-541) en/of 2012 (DOC-543) en/of
2013 (DOC-544) en/of
- [naam07] , over het jaar 2011 (DOC-540) en/of
- [naam08] , over het/de jaar/jaren 2011 (DOC- 197) en/of 2012 (DOC-198)
en/of 2013 (DOC-199);
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft/hebben
vervalst en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben IUE en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk en in
strijd met de waarheid:
- op genoemd(e) aangiftes inkomstenbelasting (telkens) een donatie(s) vermeld
en/of doen vermelden en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel)
was gedaan en/of betaald,
zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
art. 225 lid 1 jo. art. 47 en 51 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
Hij in de periode van omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te
Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, telkens één of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren
om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
een of meerdere aangiftes inkomstenbelasting op naam van:
- [naam05] , over het jaar 2014 (DOC-559) en/of
- [naam06] , over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-541) en/of 2012 (DOC-543) en/of
2013 (DOC-544) en/of
- [naam07] , over het jaar 2011 (DOC-540) en/of
- [naam08] , over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-197) en/of 2012 (DOC-198)
en/of 2013 (DOC-199);
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft/hebben
vervalst en/of heeft doen vervalsen, immers heeft verdachte en/of zijn
mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid:
- op genoemd(e) aangiftes inkomstenbelasting (telkens) een donatie(s) vermeld
en/of doen vermelden en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel)
was gedaan en/of betaald,
zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken
art. 225 lid 1 jo. art. 47 Wetboek van Strafrecht
Feit 3
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart
2011 tot en met 1 maart 2013 te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld
in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten:
a. een aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2010 (DOC-070, d.d.
27 maart 2011), en/of
b. een aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2012 (DOC-071, d.d.
11 februari 2013)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens)
opzettelijk op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
Lelystad en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland (elektronisch)
ingediende aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting telkens een te hoog althans
gefingeerd bedrag aan uitgaven voor giften opgegeven/vermeld, te weten:
a. over het jaar 2010 (een) bedrag(en) van (in totaal) € 1.000,-, (telkens) als
gift(en) in aftrek opgegeven, en/of
b. over het jaar 2012 (een) bedrag(en) van (in totaal) €4.250,-, (telkens) als
gift(en) in aftrek opgegeven
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd
geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 68 lid 1 aanhef/onder a jo. art. 69 lid 2 Algemene wet inzake
rijksbelastingen)
Feit 4
Stichting Islamitische Universiteit van Europa (verder: IUE) in de periode van
omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016, te Rotterdam, althans
(elders) in Nederland,
a. van een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal (circa) 1.271.229 euro, althans een of meerdere (grote) geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl IUE en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl IUE en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b. een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal (circa) 1.271.229 euro, althans een of meerdere (grote) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl IUE en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl IUE en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte
heeft/hebben gemaakt,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijk leiding
gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en)
art. 420bis, ter en quater jo. art. 47 en 51 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair,
hij in de periode van omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016, te
Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
a. van een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal
(circa) 1.271.229 euro, althans een of meerdere (grote) geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b. een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal (circa) 1.271.229 euro, althans een of meerdere (grote) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een
gewoonte heeft/hebben gemaakt;
art. 420bis, ter en quater jo. art. 47 Wetboek van Strafrecht
Feit 5
hij op of omstreeks 13 december 2016 te Vlaardingen, althans in Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 10 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 30
van die wet in de vorm van een pistool/revolver,
nl. een gaspistool/gasrevolver van het merk Zoraki type Ri kaliber 9 mmR knal
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikt termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art. 26 jo 55 WWM
Feit 6
Hij op of omstreeks 13 december 2016 te Vlaardingen, althans in Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 238
stuks knalpatronen van het merk O.Z.K. kaliber 9/380 R voorhanden heeft
gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikt termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art. 26 jo 55 WWM
Feit 7
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2016 tot
en met 28 juni 2016 te Rotterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermaals, althans eenmaal,
opzettelijk een Azerbeidjaanse onderdaan, te weten [naam14] , behulpzaam
is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland,
een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval
een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand
gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in
de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand
gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar/hem
daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of heeft doen
verschaffen,
terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of
die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een valse en/of vals
opgemaakte arbeidsovereenkomst (DOC-577) en/of werkgeversverklaring (DOC-
582) en/of salarisspecificatie over de maand juni 2016 (DOC-583), in elk geval
valse loongegevens van de echtgenote van voornoemde [naam14] ter
beschikking gesteld en/of doen stellen, aan de Immigratie en Naturalisatiedienst
voor de verblijfsaanvraag voor [naam14] voornoemd,
bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin dat
- in die arbeidsovereenkomst en/of werkgeversverklaring valselijk en in strijd
met de waarheid stond vermeld dat [medeverdachte02] per 1 juni 2016 in dienst is bij
de Stichting Islamitische Universiteit van Europa voor 32 uren per week en
tegen een salaris van 1.550 euro per maand en/of
- op die salarisspecificatie valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld
dat voornoemde [medeverdachte02] in de maand juni 2016 van Stichting Islamitische
Universiteit van Europa een nettoloon heeft ontvangen van 1.397 euro voor
140,80 gewerkte uren
(artikel 197a lid 1 jo. art. 47 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2016 tot
en met 28 juni 2016 te Rotterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermaals, althans eenmaal
een of meer geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit
te dienen, te weten een arbeidsovereenkomst (DCC-577) en/of
werkgeversverklaring (DOC-582) en/of salarisspecificatie over de maand juni
2016 (DOC-583),
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heeft doen opmaken en/of
heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op voornoemde
arbeidsovereenkomst (DOC-577) en/of werkgeversverklaring (DOC-582)
valselijk en in strijd met de werkelijkheid vermeld en/of doen vermelden en/of
laten vermelden en/of doen voorkomen,
- dat [medeverdachte02] (geboren [geboortedatum02]) per 1 juni 2016 in dienst is bij de
Stichting Islamitische Universiteit van Europa voor 32 uren per week en tegen
een salaris van 1.550 euro bruto per maand en/of
- op die salarisspecificatie valselijk en in strijd met de waarheid vermeld en/of
doen vermelden en/of laten vermelden en/of doen voorkomen dat voornoemde
[medeverdachte02] in de maand juni 2016 van Stichting Islamitische Universiteit van
Europa een nettoloon heeft ontvangen van 1.397,30 euro voor 140,80 gewerkte
uren
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als en onvervalst te gebruiken
of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
(artikel 225 lid 1 Sr jo. art. 47 van het Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.DOC-412, p. 3351.
2.AMB-009, p. 460 e.v. en DOC-007, p. 2010.
4.AMB-174, p.1089 e.v. en DOC-612, p.
5.V-003-11, p. 1555 e.v.
6.AMB-046, p. 641 e.v.
7.AMB-071, p. 735 e.v.
8.DOC-559, p. 4081.
9.AMB-134, p. 950 e.v. en DOC-483a (een bij het dossier gevoegde digitale Excelbestand)
10.DOC-560, p. 4089.
11.V-003-11, p. 1555 e.v.
12.DOC-541, p. 4015, DOC-543, p. 4023 en DOC-544, p. 4031.
13.V-047-01, p. 1900 e.v.
14.V-003-11, p. 1555 e.v.
15.G-007-01, p. 1963 e.v.
16.AMB-079, p.757 e.v.