ECLI:NL:RBROT:2020:6161

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
10/996721-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude en ambtelijke corruptie door een belastingadviseur

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belastingfraude, schending van ambtsgeheim, valsheid in geschrift en medeplichtigheid aan ambtelijke corruptie. De verdachte, werkzaam bij de Belastingdienst, heeft opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan over de jaren 2012 en 2014 door niet-gedane donaties op te voeren. Daarnaast heeft hij vertrouwelijke informatie uit de systemen van de Belastingdienst geraadpleegd en gebruikt voor zijn nevenwerkzaamheden als belastingadviseur bij Belasthink. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op zijn minst globale wetenschap had van de onrechtmatigheden waarbij hij behulpzaam was geweest. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 2 voorwaardelijk, en een beroepsverbod van 1 jaar. De rechtbank legde de verdachte uiteindelijk een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en sprak hem vrij van de medeplichtigheid aan ambtelijke corruptie. De rechtbank overwoog dat de verdachte zijn ambtsgeheim had geschonden en dat zijn handelen de integriteit van het overheidsapparaat had geschaad. De rechtbank hield rekening met de blanco strafblad van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn, wat leidde tot een gedeeltelijke voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996721-16
Datum uitspraak: 9 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor economische strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.J.M. Vélu, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F.B.W. Groendijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, en als bijkomende straf een beroepsverbod gedurende 1 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 (opzettelijk onjuist doen van aangifte inkomstenbelasting 2012 en 2014 door opvoeren van niet-gedane donaties)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Anders dan tenlastegelegd, zijn de aangiften inkomstenbelasting van de verdachte over 2012 en 2014 juist. De verdachte heeft de daarin opgegeven donaties wel degelijk voldaan. Dat bij de Islamitische Universiteit Europa (hierna: “IUE”) en Stichting Fazilet sprake is van fraude dan wel onregelmatigheden in de administratie van donaties, valt de verdachte niet aan te rekenen. Feit 1 kan daarom niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.1.2.
Beoordeling
In de aangiften IB over 2012 en 2014 heeft de verdachten in totaal voor € 3.000,00 aan donaties aan IUE en Stichting Fazilet als aftrekpost opgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat deze donaties niet zijn opgenomen in de administraties van IUE en Stichting Fazilet. Uit de verklaring van [naam 1] , de penningmeester van IUE, blijkt dat er bij IUE werd gefraudeerd met donaties: er werden kwitanties uitgeschreven in ruil voor een veel lager bedrag dan werd vermeld op de kwitantie. Dat betreft alle kwitanties uit 2012 van € 500,00 of meer. Van deze kwitanties is een lijst opgesteld waarop ook de naam van de verdachte staat. [naam 1] heeft over deze lijst verklaard dat geen van de personen die op die lijst staan, het daadwerkelijke bedrag aan IUE heeft betaald. Kortom, de penningmeester van IUE bevestigt hetgeen blijkt uit de administratie van IUE, namelijk dat de verdachte geen donatie heeft gedaan in 2012.
Ook voor de door de verdachte gestelde donaties aan Stichting Fazilet geldt dat niet alleen uit de administratie van die stichting blijkt dat deze donaties nooit hebben plaatsgevonden. Het blijkt ook uit de verklaring van de voorzitter van deze stichting, de heer [naam 2] . De heer [naam 2] heeft verklaard dat behoudens de drie in het handelsregister met name genoemde personen, niemand anders bevoegd is kwitanties te tekenen. Hij kent geen persoon met de naam [naam 3] , de naam die staat vermeld op de kwitanties voor de beweerdelijke donaties. Bovendien heeft de verdachte in 2015 een WhatsApp gesprek gevoerd met [naam 4] . Daarin vraagt de verdachte om tegen betaling een gift te regelen van maximaal € 2.000 en hij noemt daarbij de data 15 mei en 25 augustus, de data genoemd op de kwitanties voor de beweerdelijke donaties van de verdachte aan Stichting Fazilet. De rechtbank hecht – mede vanwege dit appgesprek - geen waarde aan de verklaring van de verdachte dat hij aan twee mannen die langs de deur kwamen de gestelde donaties heeft betaald. Bezien tegen de achtergrond van het feit dat die donaties niet zijn verwerkt in de administratie van de stichting en de verklaring van [naam 2] , leest de rechtbank dit app-gesprek aldus dat de verdachte hier vraagt om valse kwitanties.
4.1.3.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte zich ervan bewust is geweest dat die kwitanties in strijd met de waarheid zijn opgemaakt en dat hij dus opzet heeft gehad op de onjuistheid van de belastingaangiften. Daarmee strekt het feit er telkens toe dat er te weinig belasting wordt betaald. De rechtbank verwerpt de verweren.
4.2.
Feit 2 (schending ambtsgeheim)
Vast staat dat bij de verdachte thuis informatie is gevonden van de Belastingdienst. De verdachte had die informatie geraadpleegd en geprint uit systemen van de Belastingdienst, systemen waar hij als medewerker van die dienst toegang toe had. Hij erkent dit ook. Aangezien de informatie uit de systemen van de Belastingdienst vertrouwelijk is, heeft hij hiermee zijn ambtelijke geheimhoudingsplicht geschonden. Hij wist dat dit niet toegestaan was, zo blijkt uit zijn eigen verklaring bij de FOID. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte deze informatie gebruikt heeft voor zijn nevenwerkzaamheden in Belasthink, nu het gaat om informatie aangaande een klant van Belasthink. Dat deze informatie niet is gedeeld met anderen en alleen bij de verdachte is gebleven, zoals de verdediging op de zitting naar voren heeft gebracht, maakt het voorgaande niet anders.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich
samen met een anderheeft schuldig gemaakt aan schending van de ambtelijke geheimhoudingsplicht. Daarvoor is onvoldoende bewijs beschikbaar. De verdachte zal daarom van het onderdeel medeplegen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.
Feit 3 (valsheid in geschrift)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte had niet het opzet om op het bezwaarschrift dat door Belasthink namens [naam 5] is ingediend de naam van [naam 6] te vermelden terwijl in werkelijkheid het bezwaarschrift is ondertekend door de verdachte. Hij heeft bij het opstellen van dit bezwaarschrift gebruik gemaakt van een bestaand voorbeeld en heeft daarbij over het hoofd gezien dat de naam [naam 6] er onder stond. Er was dus geen oogmerk om het bezwaarschrift als echt en onvervalst te gebruiken. Het dossier bevat hiervoor geen sluitend bewijs, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de verklaring van de verdachte bij de FIOD op 22 februari 2017. Daarin heeft hij verklaard dat hij het bezwaarschrift zelf heeft opgesteld en ondertekend, maar dit niet met zijn eigen naam kon ondertekenen vanwege de omstandigheid dat hij belastingambtenaar is. De rechtbank begrijpt dat de verdachte daarmee doelt op het gegeven dat het hem als belastingambtenaar niet toegestaan was om tegen betaling belastingaangiftes te verzorgen. De rechtbank stelt verder vast dat de ondertekening van de verdachte onder de voornoemde verklaring van FIOD (pagina 331 van de doorgenummerde bijlagen van het strafdossier) en de handtekening onder het bezwaarschrift (pagina 892 van de doorgenummerde bijlagen van het strafdossier) niet met elkaar overeen komen. Niet valt in te zien dat de verdachte per abuis een verkeerde handtekening onder het bezwaarschrift heeft gezet. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij een standaardbrief van Belasthink heeft gebruikt en dat daaronder per abuis de naam van [naam 6] is blijven staan, is daarmee niet aannemelijk geworden.
4.3.3.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte opzet heeft gehad om in strijd met de waarheid de naam van [naam 6] onder het bezwaarschrift te vermelden. Het verweer wordt verworpen.
4.4.
Feit 4 (ambtelijke corruptie)
4.4.1.
Inleiding
Aan de verdachte is – kort samengevat – onder 4 primair ten laste gelegd het samen met [naam medeverdachte] die werkte als medewerker bezwaar bij de Belastingdienst te ‘s-Gravenhage, medeplegen van passieve ambtelijke corruptie door de belofte van [naam 7] dat een bedrag van € 500,- zou worden betaald aan die [naam medeverdachte] , terwijl de verdachte wist dat dit geld bedoeld was om [naam medeverdachte] in zijn werk iets te laten doen. Subsidiair is de medeplichtigheid aan passieve ambtelijke corruptie ten laste gelegd.
4.4.2.
Standpunt verdediging
Niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op enige wijze is betrokken bij het tenlastegelegde. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde.
4.4.3.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 4 primair ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat [naam medeverdachte] en [naam 7] op 21 november 2016 via WhatsApp contact met elkaar hebben gehad over het indienen van een bezwaarschrift tegen de aanslag over het jaar 2014 en dat zij op 23 november 2016 contact met elkaar hebben gehad waarbij die [naam medeverdachte] een geldbedrag van € 500,- in het vooruitzicht werd gesteld. Vervolgens laat [naam medeverdachte] op diezelfde datum aan [naam 7] weten dat hij diens belastingschuld naar beneden heeft bijgesteld. Hieruit volgt dat [naam medeverdachte] wist dat die belofte is gedaan om hem te bewegen tot handelen. De strekking van het WhatsApp-gesprek blijkt ook uit schermafdrukken uit het Belastingdienstsysteem GBV waarop te zien is dat [naam medeverdachte] op de laatstgenoemde datum het eerste contact heeft gehad over een bezwaarschrift 2014 van [naam 7] en dat op diezelfde datum het bezwaar door hem is toegekend. Uit onderzoek door CAF te Amsterdam blijkt dat het bezwaar is ingediend aan het persoonlijke belastingdienstmailadres van [naam verdachte] en dat deze het bezwaarschrift heeft doorgestuurd aan [naam medeverdachte] . Aangezien de verdachte en [naam medeverdachte] beiden buiten hun functie bij de Belastingdienst werkzaam zijn binnen Belasthink, heeft de verdachte met dat doorsturen een cruciale rol gehad in het geheel, dat niet anders kan worden uitgelegd als een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam medeverdachte] . Aldus is sprake geweest van medeplegen.
4.4.4.
Beoordeling
De werkwijze van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] houdt in dat zij hun functie bij de belastingdienst onder andere gebruikten om bezwaarschriften van klanten van hun advieskantoor Belasthink af te doen. Ook al staat niet vast dat het bezwaarschrift dat door de medeverdachte [naam medeverdachte] is toegekend, had dienen te worden afgewezen, dan nog neemt dat niet weg dat de beide medeverdachten hun functie bij de belastingdienst misbruikten voor privébelangen. In dit geval kan het niet anders dan dat het doorsturen van het bezwaarschrift door de verdachte aan [naam medeverdachte] geen toeval was; daaruit vloeit voort dat de verdachte moet hebben geweten dat [naam 7] een klant was van Belasthink en dat de verdachte wetenschap heeft gehad dat hij hielp bij ongeoorloofd gedrag. Dat niet kan worden bewezen dat hij ook wist dat de medeverdachte [naam medeverdachte] om een vergoeding van € 500,- heeft gevraagd, laat onverlet dat hij op zijn minst globale wetenschap heeft gehad van het feit waarbij hij behulpzaam is geweest en hij aldus in strafbare zin medeplichtig is geweest bij het plegen van de passieve omkoping door [naam medeverdachte] (vergelijk hof Den Haag 7 september 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2964).
4.4.5.
Conclusie
Het onder 4 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 31 maart 2013 tot en met 18 maart 2015 in Nederland,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een elektronische aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2012 (DOC-006) en2014 (DOC-008) ten name van [naam verdachte] ,
onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft verdachte telkens opzettelijk op de bedoelde elektronische aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de genoemde jaren, te hoge
bedragen aan uitgaven voor giften opgegeven te weten 1000 euro en 2000 euro aan de Islamitische Universiteit van Europa en Stichting Fazilet, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
hij in de periode 1 januari 2014 van tot en met 28 december 2016, te Vlaardingen
een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft verdachte als medewerker van de Belastingdienst, in strijd met zijn geheimhoudingsplicht, documenten (DOC-034 tot en met DOC-047), althans voor derden geheime informatie, uit meerdere belastingsystemen (ABS en IKB en FLG) geraadpleegd en geprint en gebruikt ten behoeve van nevenwerkzaamheden voor Belasthink (v.o.f.);
3.
hij op 16 mei 2016 in Nederland,
een geschrift te weten:
- bezwaarschrift tegen aanslag IB 2013 ten name van [naam 5] (D-099)
zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft hij, verdachte valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op het bezwaarschift vermeld dat deze is ondertekend door [naam 6] terwijl in werkelijkheid deze is ondertekend door verdachte;
4.
subsidiair
[naam medeverdachte] , in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016
in Nederland,
als ambtenaar te weten als belastingdienstmedewerker, een belofte heeft aangenomen en gevraagd, te weten een geldbedrag van EUR 500,-, aangeboden door [naam 7] terwijl [naam medeverdachte] , die belofte heeft
- aangenomen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze hem
werd gedaan
teneinde hem te bewegen om, in zijn bediening iets te doen en
ten gevolge van hetgeen door hem, in zijn huidige bediening is gedaan gevraagd:
teneinde hem te bewegen om, in zijn bediening iets te doen en/of
ten gevolge van hetgeen door hem, in zijn huidige bediening is gedaan
te weten het voor die [naam 7] een bezwaarschrift (DOC-112) in behandeling te nemen en goed te keuren en de belastingaanslag te verlagen,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte, omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest door een bezwaarschrift (DOC-112) ter behandeling door te sturen aan [naam medeverdachte] , met het verzoek dit bezwaarschrift in behandeling te nemen.
Schrijffouten in de tenlastelegging zijn verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
2.
schenden van enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van ambt verplicht is te bewaren, meermalen gepleegd;
3.
valsheid in geschrift;
4.
subsidiair:
medeplichtigheid van als ambtenaar een gift en belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude. Hij heeft tweemaal een onjuiste belastingaangifte inkomstenbelasting gedaan door daarop in strijd met de waarheid donaties als aftrekpost op te geven. Hierdoor is te weinig inkomstenbelasting geheven. Hij heeft zich onttrokken aan zijn verantwoordelijkheid richting de samenleving. Door zijn handelen heeft hij geld dat bestemd was voor het algemeen belang ten goede laten komen aan zichzelf. Hij heeft daarbij slechts oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Dat de verdachte ten tijde van het begaan van dit feit zelf bij de Belastingdienst werkte, maakt het des te laakbaarder.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim. In zijn hoedanigheid van medewerker van de belastingdienst heeft hij informatie uit de belastingdienstsystemen, geprint en gebruikt ten behoeve van zijn nevenwerkzaamheden als belastingadviseur bij vof Belasthink, ondanks dat hij ervan op de hoogte was dat het gebruik van die informatie en het uitvoeren van die nevenwerkzaamheden niet waren toegestaan. De verdachte heeft met zijn handelen de integriteit van het overheidsapparaat geschonden.
Om zijn nevenwerkzaamheden te verhullen heeft hij zich voorts schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door een bezwaarschrift op te stellen ten behoeve van [naam 5] tegen een aanslag IB 2013 en deze te ondertekenen met een andere naam dan die van zichzelf. Dit bezwaarschrift is vervolgens door vof Belasthink namens [naam 5] ingediend bij de Belastingdienst. Door zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in het economisch verkeer aan schriftelijke stukken moet kunnen worden gesteld geschaad.
De verdachte is voorts [naam medeverdachte] behulpzaam geweest bij zogenaamde ‘passieve corruptie’. Als werkverdeler bij de Belastingdienst heeft hij een bezwaarschrift betreffende aanslagen inkomstenbelasting 2014/2015 van [naam 7] doorgezonden aan [naam medeverdachte] met het verzoek het bezwaar in behandeling te nemen. De verdachte was ervan op de hoogte dat [naam 7] een klant was van [naam medeverdachte] bij Belasthink en dat het bezwaarschrift door [naam medeverdachte] zelf was opgesteld. Ook met dit handelen heeft de verdachte de integriteit van het overheidsapparaat geschaad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de veelvuldigheid van de feiten en op de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met zijn blanco strafblad en de omstandigheid dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal afzien van het opleggen van een beroepsverbod als belastingadviseur, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De verdachte is inmiddels ontslagen bij de Belastingdienst en heeft geen vrijelijke toegang meer tot de systemen van de Belastingdienst om de daaruit voortvloeiende informatie aan te wenden voor zijn huidige werkzaamheden als belastingadviseur. Bovendien zijn de feiten al weer van geruime tijd geleden en ook dat maakt een beroepsverbod niet langer passend.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen papieren zijnde diverse prints uit de systemen van de Belastingdienst, zullen als bijkomende straf worden onttrokken aan het verkeer omdat de voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het onder 2 bewezen misdrijf.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon Sony Experio Z5 en computer Lenovo Thinkpad zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 48, 57, 272 en 363 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 68 lid 1 en 69 lid 2 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair heeft begaan en spreekt hem daarvoor vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
twee (2) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: 1 stuk papier inhoudende diverse prints uit de systemen van de belastingdienst (KVI-021, IBN-code C.009);
- gelast de teruggave aan de verdachte van: 1 stuk telefoontoestel merk Sony Experio Z5, kleur: zwart (KVI-019 IBN-code A.002 / [nummer 1] );
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van: 1 stuk computer merk Lenovo Thinkpad (KVI-018 IBN-code C.002 / [nummer 2] ).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2020.
Verklaart de jongste rechter buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

12.. Bijlage I

tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 31 maart 2013 tot en met 18 maart 2015 te Vlaardingen en/of elders in Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (ele
ktronische) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het/de jaar/jaren 2012 (DOC-006) en/of 2014 (DOC-008) ten name van [naam verdachte] ,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op het/de bedoelde (elektronische) aangifte(n) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het/de genoemd(e) jaar/jaren, een te laag bedrag aan belastbaar inkomen en/of (een) te ho(o)g(e), althans (een) gefingeerd(e)
bedrag(en) aan uitgaven voor giften en/of (andere) aftrekposten opgegeven/vermeld, te weten 1000 euro en/of 2000 euro, althans enig geldbedrag en/of gift aan de Islamitische Universiteit van Europa en/of Stichting Fazilet, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2014 van tot en met 28 december 2016, te Vlaardingen en/of Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft verdachte als medewerker van de Belastingdienst, in strijd met zijn geheimhoudingsplicht, een of meer documenten (DOC-034 tot en met DOC-047), althans (voor derden) geheime informatie, uit een of meerdere belastingsystemen (ABS en/of IKB en/of FLG) geraadpleegd en/of geprint en/of gebruikt ten behoeve van nevenwerkzaamheden voor Belasthink (v.o.f.);
3.
hij op of omstreeks 16 mei 2016 te Rotterdam althans in Nederland,
een geschrift te weten:
- bezwaarschrift tegen aanslag IB 2013 ten name van [naam 5] (D-099)
zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op het bezwaarschift vermeld dat deze is ondertekend door [naam 6] terwijl in werkelijkheid deze is ondertekend door verdachte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 te Den Haag en/of Rotterdam en/of Vlaardingen althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als ambtenaar te weten als belastingdienstmedewerker,
een gift en/of dienst en/of belofte heeft aangenomen en/of gevraagd, te weten een geldbedrag van EUR 500,-, althans enige gift en/of dienst en/of belofte, gedaan en/of verleend en/of aangeboden door [naam 7] terwijl hij, verdachte, die gift(en) en/of belofte(en) en/of dienst(en) telkens heeft
- aangenomen, terwijl hij wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze hem werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden:
teneinde hem te bewegen om, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, en/of ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten, gevraagd:
teneinde hem te bewegen om, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, en/of
ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten het voor die [naam 7] een bezwaarschrift (DOC-112) in behandeling te nemen en/of goed te keuren en/of de belastingaanslag te verlagen;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte] , in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016
te Den Haag en/of Rotterdam en/of Vlaardingen althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als ambtenaar te weten als belastingdienstmedewerker,
een gift en/of dienst en/of belofte heeft aangenomen en/of gevraagd, te weten een geldbedrag van EUR 500,-, althans enige gift en/of dienst en/of belofte, gedaan en/of verleend en/of aangeboden door [naam 7] terwijl [naam medeverdachte] ,
die gift(en) en/of belofte(en) en/of dienst(en) telkens heeft
- aangenomen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze hem
werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden:
teneinde hem te bewegen om, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, en/of
ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten, gevraagd:
teneinde hem te bewegen om, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, en/of
ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten het voor die [naam 7] een bezwaarschrift (DOC-112) in behandeling te nemen en/of goed te keuren en/of de belastingaanslag te verlagen,
bij en/tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 te Den Haag en/of Rotterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een bezwaarschrift (DOC-112) ter behandeling door te sturen aan [naam medeverdachte] , met het verzoek dit bezwaarschrift in behandeling te nemen.